• No results found

Hoofdstuk 4: De Franse ervaring met een civil law-trust

II. De ondeelbaarheid van het vermogen

Het tweede basisbeginsel van het Frans goederenrecht is de eenheid en ondeelbaarheid van

het vermogen. Dit betekent dat het vermogen onlosmakelijk verbonden is aan een natuurlijk

of rechtspersoon, en de juridische uiting vormt van diens economische capaciteit.

270

Alleen

een natuurlijk persoon of rechtspersoon heeft een vermogen, en iedere natuurlijke persoon of

rechtspersoon kan slechts één vermogen hebben.

271

Dit wordt tot uitdrukking gebracht in

artikel 2284 CC, volgens welke een ieder die zich persoonlijk verplicht gehouden is om zijn

verplichting na te komen op al zijn huidige en toekomstige roerende en onroerende goederen,

en artikel 2285 CC, ingevolge welke het vermogen van de debiteur het gemeenschappelijk

onderpand is voor zijn crediteuren waarvan de opbrengst onder hen verdeeld wordt.

In de fiducie-constructie behoort, zoals hiervoor aangegeven, het vermogen de

fiduciaire niet definitief toe, maar is deze gehouden de goederen op enige moment terug te

geven. Om dit te faciliteren wordt het fiducie-vermogen afgescheiden gehouden van het

privévermogen van de fiduciaire, zodat deze zich niet vermengen.

272

Hierdoor heeft de

fiduciaire echter niet één, maar twee verschillende vermogens: zijn eigen persoonlijk

266

Zie Emerich, RIDC 2009, p. 68-70. 267 Malaurie & Aynès 2010, nr. 764. 268

Gdanski & Pichardo-Angadi, Journal of International Banking Law and Regulation 2007, p. 435. 269

Grimaldi & Barrière 2011, p. 1095. 270

Matthews, Trust Law International 2007, p. 24. 271

Sénat, Rapport N° 11 par H. de Richemot au nom de la commission des lois sur la proposition de loi de M. P. Marini instituant la fiducie, 11 oktober 2006, 12; Raffenne 2002, p. 90-91.

272

Assemblée Nationale, Rapport N° 3655 par X. de Roux au nom de la commission des lois sur la proposition de loi (N° 3385) instituant la fiducie, 1 februari 2007, p. 10.

vermogen en het fiduciair vermogen, die juridisch van elkaar afgescheiden zijn.

273

Dit lijkt

lijnrecht in te gaan tegen het beginsel dat het vermogen ondeelbaar is en ieder natuurlijk

persoon of rechtspersoon slechts één vermogen kan hebben.

274

In het wetsvoorstel van 1992

werd daarom nog voor de gekunstelde optie gekozen dat het fiducie-vermogen een autonoom

vermogen met een bepaald doel was, welke wél samenvalt met het privévermogen van de

fiduciaire.

275

In de wet van 2007 is er echter ondubbelzinnig voor gekozen om een

afgescheiden fiducie-vermogen tot stand te brengen. Zo is duidelijk dat de insolvabiliteit van

de fiduciaire geen gevolgen heeft voor het fiducie-vermogen.

276

Ook kunnen alleen

crediteuren van vorderingen die voortkomen uit het beheer van het fiducie-vermogen zich

hierop verhalen.

277

Als dit fiducie-vermogen echter niet toereikend is vormt het vermogen van

de constituant een gemeenschappelijk onderpand waarop de crediteuren zich mogen verhalen,

tenzij de overeenkomst bepaalt dat zij zich op het privévermogen van de fiduciaire mogen

verhalen.

278

De fiduciaire en constituant zijn dus subsidiair aansprakelijk als het fiduciair

vermogen niet voldoet,

279

waardoor er geen sprake is van een echt autonoom vermogen.

280

Ook verschillende auteurs hebben aangegeven dat de inbreuk op de ondeelbaarheid

van het vermogen geen groot obstakel zou moeten zijn. Het afgescheiden vermogen is immers

slechts van tijdelijke duur, en er bestaan nu al uitzonderingen op dit beginsel.

281

Omdat het

afgescheiden fiducie-vermogen een uitzondering is op artikelen 2284 en 2285 CC behoeft het

echter wel een expliciete wettelijke grondslag.

282

Het grote belang van de wetswijziging van

2007 is dan ook vooral dogmatisch van aard omdat het de fiducie met een afgescheiden

patrimoine introduceert in Frans recht,

283

waardoor kredietverstrekkers tegen faillissement

van de fiduciaire beschermd worden en zo het resultaat van equitable ownership evenaart

wordt.

284

273

Sénat, Rapport N° 11 par H. de Richemot au nom de la commission des lois sur la proposition de loi de M. P. Marini instituant la fiducie, 11 oktober 2006, p. 13.

274

Assemblée Nationale, Rapport N° 3655 par X. de Roux au nom de la commission des lois sur la proposition de loi (N° 3385) instituant la fiducie, 1 februari 2007, p. 10.

275 Raffenne 2002, p. 91. 276 Artikel 2024 CC; Sagaert, NTBR 2007/22, p. 185. 277 Artikel 2025-1 CC. 278

Artikel 2025-2 CC. Wel kan contractueel worden bepaald dat zij zich in dit laatste scenario alleen op het fiducie- vermogen mogen beroepen: zie artikel 2025-3 CC.

279 Witz, Recueil Dalloz 2007, par. B-b. 280

Emerich, McGill Law Journal 2013, p. 834. 281

Assemblée Nationale, Rapport N° 3655 par X. de Roux au nom de la commission des lois sur la proposition de loi (N° 3385) instituant la fiducie, 1 februari 2007, p. 10. Zo kan iemand een rechtspersoon oprichten om een tweede vermogen te creëren: zie Grimaldi & Barrière 2011, p. 1096; Barrière, McGill Law Journal 2013, p. 859.

282

P. Marini, Proposition de loi instituant la fiducie N° 178, 8 februari 2005, par. I. 283

Malaurie & Aynès 2010, nr. 767. 284

§ 4.3. De agent des sûretés en syndicaatsleningen

De noviteit van de fiducie-wet is er vooral in gelegen dat deze het beheer van goederen door

een derde, oftewel de fiducie-gestion, mogelijk maakt in Frankrijk.

285

Één van de

belangrijkste toepassingen hiervan is het beheer van zekerheidsrechten ten behoeve van

meerdere crediteuren. Hierbij wordt de fiduciaire een ‘agent des sûretés’, vergelijkbaar met

de trustee in Angelsaksisch recht. Het invoeren van een trust-figuur om collectieve

zekerheden bij een syndicaatslening te kunnen vestigen was dan ook uitdrukkelijk een doel

van de nieuwe wet.

286

Tot de wetswijziging van 2007 was het in Frankrijk namelijk niet

mogelijk om zekerheden te laten beheren en realiseren door één persoon, ten behoeve van

meerdere crediteuren.

287

De zekerheden moesten ten name van alle crediteuren gesteld

worden, en werden door middel van het mandaat of hoofdelijk schuldeiserschap (solidarité

active) door één bank beheert.

288

Hierbij deed zich net als in Nederland het probleem voor dat

de samenstelling van het syndicaat maar moeilijk kan wijzigen.

289

Bovendien kan ook de

parallel debt-methode naar Frans recht niet gebruikt worden.

290

Het doel van het nieuwe artikel is het faciliteren van banksyndicaten zodat

kredietverleningen die nu nog van de trust gebruik maken weer teruggebracht kunnen worden

binnen Frans recht.

291

Toch zijn er in de uiteindelijke regeling, te vinden in artikel 2328-1 CC,

verschillende gebreken te constateren.

292

Allereerst bestrijkt het alleen zakelijke zekerheden

en geen persoonlijke zekerheidsrechten.

293

De reden voor deze beperking is onduidelijk, niet

inherent aan de praktijk en creëert praktische moeilijkheden.

294

Een groter probleem is echter

de onduidelijkheid die er heerst over de juridische natuur van de agent des sûretés. Deze is

niet duidelijk door de wetgever gedefinieerd. Er zijn sterke aanwijzingen te vinden in de

parlementaire geschiedenis dat het doel is geweest om de agent van artikel 2328-1 CC de

kwaliteit van fiduciaire te geven. Zo wordt gezegd dat artikel 2328-1 CC het

285

Crocq 2009, p. 11. 286

Sénat, Rapport N° 11 par H. de Richemot au nom de la commission des lois sur la proposition de loi de M. P. Marini instituant la fiducie, 11 oktober 2006, p. 18.

287

Nabet, Recueil Dalloz 2012, alinea 1. 288 Crocq 2009, p. 15.

289

Bij veranderingen van de pool van crediteuren moeten de zekerheden weer overgedragen worden: zie Crocq 2009, p. 15- 16. Elke cessie leidt daardoor tot een nieuwe inschrijving, want administratief belastend is, tot hoge kosten leidt en risico’s meebrengt: Nabet, Recueil Dalloz 2012, par. II-A-1.

290 Sinds het Belvédère-arrest van de Cour de Cassation (13 sept 2011, Chamb. Comm. pourvoi n 10-25.533) erkent Frankrijk een parallel debt die in het buitenland is gecreëerd, maar deze structuur kan naar intern Frans recht nog niet tot stand gebracht worden: Nabet, Recueil Dalloz 2012, alinea 2.

291

Marini, Recueil Dalloz 2007, par. III; Sénat, Rapport N° 11 par H. de Richemot au nom de la commission des lois sur la proposition de loi de M. P. Marini instituant la fiducie, 11 oktober 2006, p. 104.

292

Crocq 2009, p. 15. 293

Crocq 2009, p. 16. 294

toepassingsbereik van de fiducie vergroot,

295

en een zinvolle aanvulling (‘complément utile’)

vormt op de fiducie bij complexe financieringstransacties waarin meerdere crediteuren

zekerheidsrechten behoeven.

296

Hierbij wordt benadrukt dat de reikwijdte van de agent des

sûretés het mechanisme van de fiducie overtreft.

297

Ook in de literatuur wordt betoogd dat

artikel 2328-1 CC geen enkele toegevoegde waarde heeft als het de agent niet een fiduciaire

maakt, omdat er anders geen afgescheiden vermogen gecreëerd kan worden.

298

Er wordt

hierbij wel opgemerkt het dan om een fiduciaire sui generis moet gaan, die niet onderworpen

is aan de strenge bepalingen omtrent de fiducie.

299

Deze regels zouden namelijk te beperkend

zijn om de agent zijn rol in het syndicaat op een volwaardige manier te laten vervullen. Zo is

het, door de wisselende samenstelling van het syndicaat, moeilijk om te voldoen aan het

vereiste dat de identiteit van de beneficiaires in de fiducie-overeenkomst al bekend moet

zijn.

300

Ook het vereiste dat een cessie binnen een maand geregistreerd moet worden is een

substantiële formaliteit welke moeilijk na te leven is.

301

Er wordt daarom wel gezegd dat het

toepassingsbereik van de agent die van de fiducie overschrijdt, wat de reden zou zijn dat

artikel 2328-1 CC buiten de fiducie-titel is geplaatst en hier ook niet naar verwijst.

302

Toch kan niet met zekerheid gezegd worden dat de persoon van artikel 2328-1 CC een

fiduciaire is,

303

en zonder juridische bevestiging is het risicovol om de agent als zodanig te

beschouwen.

304

Er zijn dan ook auteurs die betogen dat dit artikel eerder een nieuwe vorm

van mandaat tot stand brengt in plaats van het equivalent van de security trustee te

introduceren.

305

Door de beperkte rol van de agent en de onzekerheid over zijn juridische

natuur wordt er nu slechts op beperkte schaal gebruik gemaakt van deze nieuwe figuur.

306

Franse banken in grote internationale financieringstransacties wenden zich dus nog steeds tot

het buitenlands recht, en de al bestaande methode van mandaat en parallel debt.

307

295

Assemblée Nationale, Rapport N° 3655 par X. de Roux au nom de la commission des lois sur la proposition de loi (N° 3385) instituant la fiducie, 1 februari 2007, p. 18.

296

Sénat, Rapport N° 11 par H. de Richemot au nom de la commission des lois sur la proposition de loi de M. P. Marini instituant la fiducie, 11 oktober 2006, 103; Assemblée Nationale, Rapport N° 3655 par X. de Roux au nom de la commission des lois sur la proposition de loi (N° 3385) instituant la fiducie, 1 februari 2007, p. 97.

297

Sénat, Rapport N° 11 par H. de Richemot au nom de la commission des lois sur la proposition de loi de M. P. Marini instituant la fiducie, 11 oktober 2006, p. 30.

298

Nabet, Recueil Dalloz 2012, par. II-A-1 en II-A-2; Bertran de Balanda & Sorensen, Revue Lamy Droit Civil 2007, afl. 39, p. 57.

299

Nabet, Recueil Dalloz 2012, par. II-B. 300 Nabet, Recueil Dalloz 2012, par. II-B-1. 301

Bertran de Balanda & Sorensen, Revue Lamy Droit Civil 2007’, afl. 39, p. 57. 302

Nabet, Recueil Dalloz 2012, par. II-B-1. 303

Bertran de Balanda & Sorensen, Revue Lamy Droit Civil 2007, afl. 39, p. 57. 304

Nabet, Recueil Dalloz 2012, par. II-B-2. 305

Crocq, Recueil Dalloz 2007, nr. 26. 306

Nabet, Recueil Dalloz 2012, par. II. 307