• No results found

OMGEVINGSVERGUNNING WATERACTIVITEIT

§ 8.9.1 Algemene beoordelingsregels aanvraag en algemene voorschriften omgevingsvergunning wateractiviteit

§ 8.9.1.1 Beoordelingsregels aanvraag omgevingsvergunning wateractiviteit Artikel 8.83 (toepassingsbereik en oogmerk)

1. Deze afdeling is van toepassing op de volgende wateractiviteiten:

a. vergunningplichtige beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk als bedoeld in de hoofdstukken 6 en 7 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

b. vergunningplichtige beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een installatie, anders dan een mijnbouwinstallatie, in een waterstaatswerk als bedoeld in hoofdstuk 7 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

c. vergunningplichtige lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in de hoofdstukken 3, 6 en 7 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

d. vergunningplichtige lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

e. stortingsactiviteiten op zee die niet vergunningvrij zijn op grond van paragraaf 7.2.8 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en

f. vergunningplichtige wateronttrekkingsactiviteiten als bedoeld in hoofdstuk 6 of afdeling 16.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

2. Deze afdeling is opgenomen met het oog op het waarborgen van de veiligheid, het

beschermen van de gezondheid en het milieu, het beheer van watersystemen en het duurzaam veiligstellen van de openbare drinkwatervoorziening.

Artikel 8.84 (beoordelingsregels wateractiviteit)

1. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een wateractiviteit als bedoeld in artikel 8.83, eerste lid, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met het belang van:

a. het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;

b. het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen;

en

119 c. hetde vervullening van de op grond van de wet aan watersystemen toegekende

maatschappelijke functies door watersystemen.

2. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt rekening gehouden met de

waterbeheerprogramma’s, regionale waterprogramma’s, stroomgebiedsbeheerplannen,

overstromingsrisicobeheerplannen en het nationale waterprogramma, die betrekking hebben of dat betrekking heeft op het betreffende krw-oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam.

3. Tenzij toepassing is gegeven aan artikel 2.17, mag het verlenen van de omgevingsvergunning er in ieder geval niet toe leiden dat:

a. niet wordt voldaan aan de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, 2.11, eerste lid, 2.13, eerste lid, 2.14, eerste lid, en 2.15, eerste lid, in voorkomend geval in

samenhang met de termijnen, bedoeld in artikel 2.18, eerste lid; of

b. voor zover het gaat om de omgevingswaarde, bedoeld in artikel 2.11, eerste lid, en als toepassing is gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, in afwijking van onderdeel a:, de doelstelling van een goed ecologisch potentieel, bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, niet wordt bereikt, in voorkomend geval in samenhang met de termijnen, bedoeld in artikel 2.18, tweede lid.

4. Het verlenen van de omgevingsvergunning mag er in ieder geval ook niet toe leiden dat de doelstelling van het voorkomen van de achteruitgang van de chemische en ecologische toestand van krw-oppervlaktewaterlichamen en van de chemische toestand en kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, niet wordt bereikt.

§ 8.9.1.2 Algemene voorschriften omgevingsvergunning wateractiviteit Artikel 8.85 (voorschriften wateractiviteit)

Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden over het na het staken van de activiteit wegnemen, compenseren of beperken van door de activiteit of het staken daarvan veroorzaakte nadelige gevolgen voor het watersysteem.

§ 8.9.2 Specifieke beoordelingsregels aanvraag en specifieke voorschriften omgevingsvergunning wateractiviteit

§ 8.9.2.1 Specifieke beoordelingsregels aanvraag omgevingsvergunning wateractiviteit Artikel 8.86 (specifieke oogmerken)

1. Artikel 8.88 is ook opgenomen met het oog op het behoeden van de staat en werking van infrastructuur voor nadelige gevolgen van activiteiten.

2. Artikel 8.90 is ook opgenomen met het oog op de doelen van de wet.

3. Artikel 8.91 is ook opgenomen met het oog op het behoud van het cultureel erfgoed.

Artikel 8.87 (beoordelingsregels stortingsactiviteit op zee)

Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een

stortingsactiviteit op zee, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het Londen-protocol en het Ospar-verdrag.

Artikel 8.88 (beoordelingsregels lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk)

1. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een

lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend

120 als de activiteit verenigbaar is met het belang van het beschermen van de doelmatige werking van het zuiveringtechnisch werk.

2. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een

lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk, zijn de artikelen 8.9, eerste en tweede lid, 8.10 en 8.13, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

3. Bij de beoordeling van de aanvraag in overeenstemming met artikel 8.9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met e, wordt ook rekening gehouden met de informatiedocumenten, bedoeld in bijlage XVIII, onder B.

Artikel 8.89 (beoordelingsregels wateronttrekkingsactiviteit)

1. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een

wateronttrekkingsactiviteit, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met de dragende functie van het watersysteem.

2. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met de onttrekking van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening, waarbij het in de bodem te brengen water afkomstig is uit een oppervlaktewaterlichaam, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als in het in de bodem te brengen water stoffen voorkomen:

a. in lagere concentraties dan in bijlage XIX, onder A, voor die stoffen is aangegeven; of

b. als bedoeld in bijlage XIX, onder B als die stoffen niet zijn aangegeven in bijlage XIX, onder A, en die stoffen in zulke geringe hoeveelheden en concentraties aanwezig zijn dat gevaar voor verslechtering van de kwaliteit van het grondwater is uitgesloten.

3. In afwijking van het tweede lid, onder a, kan de omgevingsvergunning worden verleend en kan voor een of meer stoffen een hogere concentratie als bedoeld in dat onderdeel worden toegestaan voor een in de omgevingsvergunning aan te geven periode, als:

a. de bodemgesteldheid of de bodemsoort zodanig is dat geen gevaar bestaat voor

verontreiniging van het grondwater, als water in de bodem wordt gebracht waarin die stoffen voorkomen in hogere concentraties; of

b. aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden die het gevaar voor

verontreiniging van het grondwater, dat ontstaat door het in de bodem brengen van water waarin die stoffen voorkomen in die hogere concentraties, opheffen.

Artikel 8.90 (beoordelingsregels beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk)

1. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een

beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk die plaatsvindt buiten het provinciaal en gemeentelijk ingedeelde gebied, kan de omgevingsvergunning worden geweigerd als de activiteit in strijd is met de doelen van de wet.

2. Voor zover voor een samenstel van activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit als bedoeld in het eerste lid is vereist, ook een omgevingsvergunning voor een andere activiteit dan een wateractiviteit is vereist, maken de gronden voor verlening of weigering van de omgevingsvergunning voor die andere activiteiten geen deel uit van de gronden voor verlening of weigering van de omgevingsvergunning voor de beperkingengebiedactiviteit.

3. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een

beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk die betreft het bouwen, aanleggen, plaatsen of in stand houden van een kunstmatig eiland, installatie of inrichting als bedoeld in artikel 7.17, eerste lid, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, in een gebied dat bij ministeriële regeling als druk bevaren deel van de zee is aangewezen, wordt de

121 omgevingsvergunning alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met het belang van de scheepvaart en de veiligheid.

§ 8.9.2.2 Specifieke voorschriften omgevingsvergunning wateractiviteit

Artikel 8.91 (voorschriften beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk)

Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een

beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk die wordt verricht buiten het provinciaal en gemeentelijk ingedeelde gebied, is artikel 8.81 van overeenkomstige toepassing op het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning.

Artikel 8.92 (voorschriften lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of zuiveringtechnisch werk)

Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk, worden aan die vergunning de voorschriften verbonden die noodzakelijk zijn ter verwezenlijking van de maatregelen die voor dat oppervlaktewaterlichaam of voor dat zuiveringtechnisch werk zijn opgenomen in een waterbeheerprogramma, een regionaal waterprogramma of het nationale waterprogramma, als toepassing wordt gegeven aan artikel 5.35, van de wet.

Artikel 8.93 (voorschriften lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of zuiveringtechnisch werk)

Op het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk zijn de artikelen 8.26 tot en met 8.35 van overeenkomstige toepassing, waarbij rekening wordt gehouden met de

informatiedocumenten, bedoeld in bijlage XVIII, onder C.

Artikel 8.94 (voorschriften wateronttrekkingsactiviteit met infiltratie)

1. Aan een omgevingsvergunning voor een wateronttrekkingsactiviteit die betrekking heeft op het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening, waarbij het in de bodem te brengen water afkomstig is uit een oppervlaktewaterlichaam, worden voorschriften verbonden over:

a. de kwaliteit van het in de bodem te brengen water;

b. de beheersing van de hydrologische situatie;

c. de beëindiging van het in de bodem brengen van het water; en d. de controle van de kwaliteit van het grondwater.

2. Een voorschrift als bedoeld in het eerste lid, onder a, houdt in ieder geval in dat geen gevaar bestaat voor verontreiniging van het grondwater.

3. Een voorschrift als bedoeld in het eerste lid, onder b, houdt in ieder geval in dat verspreiding van het in de bodem te brengen water zo veel mogelijk wordt beheerst, om het in de bodem te brengen water grotendeels weer te onttrekken.

4. Een voorschrift als bedoeld in het eerste lid, onder c, houdt in ieder geval in dat een evaluatie van de gevolgen van het in de bodem brengen van water voor de kwaliteit van de bodem

plaatsvindt, gevolgd door een planmatige aanpak van de beëindiging en van de activiteit, bedoeld in het eerste lid, het opheffen van eventuele nadelige gevolgen.

122 Artikel 8.95 (voorschriften stortingsactiviteit op zee)

Aan een omgevingsvergunning voor een stortingsactiviteit op zee worden voorschriften verbonden in overeenstemming met het Londen-protocol en het Ospar-verdrag.

Artikel 8.96 (afbakening maatwerk)

1. Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een lozingsactiviteit op een

oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk zijn op het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning de artikelen 2.23, 4.65, 4.106, 4.609 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing.

2. Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, een lozingsactiviteit op een

oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk of een wateronttrekkingsactiviteit in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk zijn op het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning de artikelen 6.14 en 7.14 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing.

3. Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een installatie in het waterstaatswerk de Noordzee of een stortingsactiviteit op zee, is op het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning artikel 7.14 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing.