• No results found

§ 10.2.1 Kwaliteit van de buitenlucht

§ 10.2.1.1 Monitoring en gegevensverzameling

Artikel 10.11 (monitoring omgevingswaarden richtlijn luchtkwaliteit en richtlijn gevaarlijke stoffen in de lucht)

1. Monitoring voor de omgevingswaarden voor de kwaliteit van de buitenlucht, bedoeld in de artikelen 2.3 tot en met 2.8, vindt plaats door metingen en berekeningen in overeenstemming met de bij ministeriële regeling gestelde regels.

2. In afwijking van het eerste lid vindt de monitoring voor de omgevingswaarden voor benzeen, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, alleen plaats door berekeningen.

3. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is belast met de uitvoering van de monitoring.

Artikel 10.11a (uitzondering monitoring omgevingswaarden richtlijn luchtkwaliteit)

132 4. De beoordeling of aan de omgevingswaarden voor de kwaliteit van de buitenlucht, bedoeld in de artikelen 2.3 tot en met 2.7, wordt voldaan, vindt niet plaats op:

a. een locatie waartoe het publiek geen toegang heeft en waar geen vaste bewoning is; of b. de rijbaan van wegen en de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang hebben tot de middenberm.

Artikel 10.11b (monitoring omgevingswaarden nec-richtlijn)

1. Monitoring voor de omgevingswaarden voor de kwaliteit van de buitenlucht, bedoeld in artikelen 2.8a vindt plaats door het voor die stoffen opstellen van de nationale

emissie-inventarissen en nationale emissieprognoses, bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, van de nec-richtlijn, volgens de methode, bedoeld in artikel 9 en bijlage V bij die richtlijn.

2. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is belast met de uitvoering van de monitoring.

3. Voor de beoordeling of aan de omgevingswaarden wordt voldaan, blijven de volgende emissies buiten beschouwing:

a. emissies van vliegtuigen, buiten de landings- en startcyclus;

b. emissies van de internationale zeevaart; en

c. emissies van stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan van activiteiten die vallen onder categorieën 3B en 3D van de rapportagenomenclatuur van bijlage I bij de richtsnoeren voor de rapportage van emissies en geprojecteerde gegevens onder het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand.

4. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a. landings- en startcyclus: de cyclus die het taxiën na landing en voor vertrek, starten, opstijgen, aanvliegen en landen en alle andere manoeuvres van het vliegtuig die plaatsvinden beneden een hoogte van 3.000 voet, omvat; en

b. internationale zeevaart: reizen over zee en in de kustwateren door vaartuigen van alle vlaggen, uitgezonderd vissersvaartuigen, die vertrekken van het grondgebied van het ene land en aankomen op het grondgebied van een ander land.

Artikel 10.12 (gegevensverzameling luchtkwaliteit door gemeenten, provincies en Rijk) 1. Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente waarvan het grondgebied ligt in een aandachtsgebied, bedoeld in artikel 5.51, tweede en derde lid, , en gedeputeerde staten van de provincie waarvan het grondgebied in dat gebied ligt, verzamelen gegevens voor de monitoring van concentraties van:

a. stikstofdioxide, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder b; en b. PM10, bedoeld in artikel 2.5, eerste lid.

2. De gegevens gaan over:

a. het gebruik van wegen in beheer bij de gemeente respectievelijk de provincie; en b. het exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens of het houden van landbouwhuisdieren, bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

3. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat verzamelt de volgende gegevens:

a. de gemiddelde concentraties van zwaveldioxide, stikstofdioxide, PM2,5, PM10, benzeen, lood en koolmonoxide op een schaalniveau van 1 bij 1 km, met:

1°. gegevens van het voorafgaande kalenderjaar; en

2°. de verwachte concentraties voor de daaropvolgende kalenderjaren tot en met het jaar 2030;

b. de correcties voor dubbeltellingen van de lokale bijdragen van wegen in beheer bij het Rijk aan de gemiddelde concentraties van stikstofdioxide, PM2,5 en PM10 op een schaalniveau van 1 bij 1 km, met:

1°. gegevens van het voorafgaande kalenderjaar; en

133 2°. de verwachte correcties voor de daaropvolgende kalenderjaren tot en met het jaar 2030;

c. de meteorologische gegevens van het voorafgaande kalenderjaar en de tienjarige gemiddelde meteorologische gegevens; en

d. de coördinaten van de gemiddelde mechanische wrijving tussen luchtstromen en het landoppervlak op een schaal van 1 bij 1 km.

Artikel 10.13 (monitoring andere parameters luchtkwaliteit) 1. Door monitoring worden bewaakt:

a. de jaargemiddelde concentraties in de buitenlucht van:

1°. de chemische samenstellingen van PM2,5, waaronder in ieder geval sulfaat, nitraat, natrium, kalium, ammonium, chloride, calcium, magnesium, elementair koolstof en organisch koolstof;

2°. vluchtige organische stoffen;

b. de jaargemiddelde achtergrondconcentraties in de buitenlucht van:

1°. arseen, cadmium, kwik, nikkel en benzo(a)pyreen; en

2°. andere relevante polycyclische aromatische koolwaterstoffen dan benzo(a)pyreen, waaronder in ieder geval benzo(a)antraceen, benzo(b)fluorantheen, benzo(j)fluorantheen,

benzo(k)fluorantheen, indeen(1,2,3-cd)pyreenindeno(1,2,3-cd)pyreen en dibenzo(a,h)antraceen;

en

c. de jaargemiddelde depositie van:

1°. arseen, cadmium, kwik, nikkel en benzo(a)pyreen; en

2°. de onder b, onder 2o, bedoelde andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen;

d. de totale jaarlijkse antropogene emissies van in Nederland gelegen bronnen van de volgende stoffen:

1o. cadmium, kwik en lood; en.

2o. persistente organische verontreinigende stoffen, zijnde polycyclische aromatische koolwaterstoffen, benzo(a)pyreen, benzo(b)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen

indeen(1,2,3-cd)pyreen, dioxine/furaan, polychloorbifenylen en hexachloorbenzeen; en e. de negatieve effecten van de verontreiniging van de buitenlucht op ecosystemen.

2. Monitoring vindt plaats door metingen en berekeningen in overeenstemming met de bij ministeriële regeling gestelde regels.

3. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is belast met de uitvoering van de monitoring.

Artikel 10.14 (monitoring andere parameters nec-richtlijn) 1. Door monitoring worden bewaakt de emissies van:

a. zwaveldioxide;

b. stikstofoxiden;

c. vluchtige organische stoffen; en d. ammoniak.

2. Monitoring vindt plaats door het voor die stoffen opstellen van de nationale

emissie-inventarissen en nationale emissieprognoses, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de nec-richtlijn, volgens de methode, bedoeld in bijlage III bij die richtlijn.

3. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is belast met de uitvoering van de monitoring.

§ 10.2.1.2 Gegevensbeheer en toegang tot gegevens kwaliteit buitenlucht Artikel 10.14 (register richtlijn middelgrote stookinstallaties) 1. Er is een landelijk register voor middelgrote stookinstallaties.

2. Het register wordt beheerd door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

134 3. Het register is voor eenieder langs elektronische weg toegankelijk.

4. Het register bevat in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 4.1220 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

5. De gegevens worden in het register opgenomen vanaf de dag waarop een melding is ontvangen of eende omgevingsvergunning is verleend.

§ 10.2.2 Waterkwaliteit

§ 10.2.2.1 Monitoring en gegevensverzameling kaderrichtlijn water Artikel 10.14a (monitoring andere parameters waterkwaliteit) Door monitoring worden bewaakt:

a. de toestand per kwaliteitselement, uitgewerkt voor het type krw-oppervlaktewaterlichaam, van een kunstmatig of sterk veranderd krw-oppervlaktewaterlichaam;

b. de stoffen in de aandachtstoffenlijst, bedoeld in artikel 8 ter, eerste lid, van de richtlijn prioritaire stoffen;

c. de indicatoren die een mogelijke bedreiging vormen voor de kwaliteit van water uit

krw-oppervlaktewater of grondwater dat wordt onttrokken voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water;

d. de tendensen over de concentraties van stoffen;

e. escherichia coli of andere indicatoren in schelpdierwater;

f. de concentraties van verontreinigende stoffen uit bestaande verontreinigingspluimen in een grondwaterlichaam waarvoor aanvullende trendbeoordelingen als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de grondwaterrichtlijn nodig zijn; en

g. de parameters nodig voor monitoring voor nader onderzoek in gevallen als bedoeld in bijlage V, onder 1.3.3, bij de kaderrichtlijn water.

Artikel 10.14b (vaststelling monitoringsprogramma met methode van monitoring) 1. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt een monitoringsprogramma vast.

2. Het monitoringsprogramma bevat de methode van monitoring van:

a. de toestand van een waterlichaam per stof en kwaliteitselement voor de beoordeling van de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.10, 2.11, 2.13, 2.14 en 2.15; en

b. de andere parameters, bedoeld in artikel 10.14a.

2. Voor de uitwerking van de methode van monitoring van de parameters, bedoeld in artikel 10.14a, onder f en g, wordt het monitoringsprogramma vastgesteld door:

a. voor krw-oppervlaktewaterlichamen:

1°. het dagelijks bestuur van het waterschap voor regionale wateren, of 2°. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat voor rijkswateren; en b. voor grondwaterlichamen: gedeputeerde staten.

Artikel 10.14c (nadere eisen methode van monitoring in monitoringsprogramma) 1. Met het monitoringsprogramma wordt beoogd een samenhangend totaalbeeld te verkrijgen van de watertoestand binnen het Nederlandse deel van de stroomgebiedsdistricten Rijn, Maas, Schelde en Eems.

2. In het monitoringsprogramma worden:

a. de monitoringspunten aangewezen; en

b. de indicatoren, bedoeld in artikel 10.14a, onder c, uitgewerkt.

3. Het monitoringsprogramma bevat de methode van:

135 a. de beoordeling of voor een kunstmatig of sterk veranderd krw-oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan een goed ecologisch potentieel, bedoeld in artikel 2.12, eerste lid;

b. de beoordeling of aan het einde van de planperiode of de doelstelling van geen achteruitgang van de toestand van een waterlichaam als bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, gedurende de planperiode wordt bereikt;

c. de beoordeling of de doelstelling van ombuiging van significante en stijgende trends, bedoeld in artikel 4.17, eerste lid, wordt bereikt;

d. de beoordeling of de doelstelling van geen bacteriële besmetting van schelpdierwater, bedoeld in artikel 4.19, wordt bereikt; en

e. de beoordeling of de doelstellingen van verbetering van de kwaliteit en geen achteruitgang van de kwaliteit vanwege vermindering zuiveringsinspanning, bedoeld in artikel 4.21, worden bereikt.

4. Het monitoringsprogramma bevat de methode van:

a. vaststelling van de toestandsklasse waarin een waterlichaam zich bevindt, per stof en kwaliteitselement; en

b. indeling van een krw-oppervlaktewaterlichaam of een grondwaterlichaam in een toestandsklasse, waarbij de indeling in een toestandsklasse overeenkomt met:

1°. bij een krw-oppervlaktewaterlichaam: de laagste toestandsklasse waarin de chemische toestand, de ecologische toestand of het ecologische potentieel verkeert;

2°. bij een grondwaterlichaam: de laagste toestandsklasse waarin de kwantitatieve toestand of de chemische toestand verkeert.

5. Het monitoringsprogramma voorziet bij de vaststelling en indeling, bedoeld in het vierde lid, in de volgende toestandsklassen:

a. voor een krw-oppervlaktewaterlichaam:

1°. voor de chemische toestand: een goede chemische toestand en geen goede chemische toestand;

2°. voor de ecologische toestand: een zeer goede ecologische toestand, een goede ecologische toestand, een matige ecologische toestand, een ontoereikende ecologische toestand en een slechte ecologische toestand; en

3°. voor het ecologische potentieel: een goed ecologisch potentieel, een matig ecologisch potentieel, een ontoereikend ecologisch potentieel en een slecht ecologisch potentieel;

b. voor een grondwaterlichaam:

1°. voor de kwantitatieve toestand: een goede kwantitatieve toestand en een ontoereikende kwantitatieve toestand; en

2°. voor de chemische toestand: een goede chemische toestand en een ontoereikende chemische toestand.

Artikel 10.14d (eisen gegevensverstrekking)

Het monitoringsprogramma bevat eisen aan de verstrekking van de monitoringsresultaten en de beoordeling daarvan door het dagelijks bestuur van het waterschap en gedeputeerde staten aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Artikel 10.14e (vaststellen in overeenstemming met richtlijnen)