• No results found

Hoofdstuk 4 Luisteren en gehoorzamen volgens de Regel van Benedictus

4.4 Oefenen van luisteren en gehoorzaamheid

Het benedictijnse leven kent drie pijlers waarop de geestelijke oefening rust: studie, gebed en werk. De dagen van de monniken worden bepaald door de ritmische opeenvolging van deze drie elementen. Ten tijde van Benedictus werd vier uur per dag gewijd aan liturgisch gebed, vier uur aan de lectio divina, letterlijk vertaald het „goddelijke lezen‟ van de bijbel of andere

geestelijke tekst, en zes uur aan handwerk.179 Voordat ik in het volgende hoofdstuk naga of en

op welke wijze deze oefeningen toepasbaar zijn in de hedendaagse geestelijke verzorging, ga ik kort in op de voornaamste aspecten van deze oefeningen.

Allereerst is er in de monastieke traditie de gewoonte van de dagelijkse lectio divina of benedictijnse leeswijze. Derkse omschrijft de lectio als een heel langzame lezing van een tekst, bij voorkeur hardop, zodat de woorden geproefd kunnen worden. Het gaat bij de geestelijke lezing niet primair om het verwerven van informatie, maar om het bekend worden met een tekst, om „aan een tekst geboren te worden‟. Derkse, die zelf als oblaat verbonden is met de benedictijnse St.Willibrordsabdij te Doetinchem, geeft aan dat een tekst wordt gelezen tot een woord of frase je raakt. Dit woord of deze zin wordt dan hardop herhaald, als het ware herkauwd. Dit proces heet in het Latijn ruminatio en Derkse vertaalt dit naar het proces van herkauwen bij koeien, waarbij heel geleidelijk een transformatie van grassen in melk plaatsvindt. Bij een langzame en herhaaldelijke lezing van één woord of zin en daarbij te associëren kan de belevingswaarde van de tekst zich aan de lezer openbaren zodat een transformatieproces kan plaatsvinden. De tekst kan op zo‟n manier opengaan voor de lezer dat

deze de lezer verandert. 180 In de monnikenliteratuur spreekt men wel over vier fasen van

toenemende verdieping: de lectio, de meditatio, de oratio (gebed) en de contemplatio. Voor de leek vertaalt Derkse dit met: langzame lezing tot je blijft haken, herhaling en associatie,

respons geven, en „met open mond en dankbaar in de diepte of in de verte kijken‟.181

Deze fasen worden in de praktijk niet altijd doorlopen. In de de lees- en meditatiehouding bij de lectio divina zien we weer de eerste zin van de proloog, zoals opgevat door De Waal, en overigens ook door Derkse en anderen, terug: aandachtig luisteren, van harte instemmen, daadwerkelijk respons geven. Derkse wijst hier ook op de drie benedictijnse geloften: stabilitas, rustig volhouden, conversio morum, transformatie, en obedientia, gehoor geven.

De tweede pijler van het monnikenleven is het gebed. Dit bestaat uit het oratio (persoonlijk gebed) en het opus divinum (het gemeenschappelijk gebed of het officie). Het archetype van de monnik wordt bepaald door het „voortdurend bidden‟. De terughoudendheid van Benedictus voor wat betreft de voorschriften aangaande het gebed houdt volgens Rollin al een les in: er bestaan geen „recepten‟of „technieken‟ voor. Benedictus spreekt wel over nederigheid en eerbied. Rollin geeft aan dat Benedictus hiermee het gebed op het niveau van onze innerlijke houding plaatst en niet op dat van het denken. Bidden interpreteert hij als een wijze van aandachtig aanwezig zijn, van onszelf plaatsen in de tegenwoordigheid van God. Het gebed is eerder een kwestie van het hart dan van het intellect. Het gaat om de oprechtheid van het hart dat met het diepste verlangen uitreikt naar God. Dit wordt ook wel het gebed van „armoede‟ genoemd, waarin een vragende en zelfs smekende dimensie naar voren komt. Het

179

De Waal, Zoeken naar God, 84.

180

Vgl. De Waal, Zoeken naar God, 119 en Derkse, Een levensregel voor beginners, 61-62.

181

is het gebed van degene die erkent dat hem iets ontbreekt en zich wendt tot Hem die de bron van alles is. Voor het ware gebed zijn maar weinig woorden nodig. Vaak voltrekt zich het (persoonlijk) gebed in een steeds grotere stilte. Benedictus zet hiermee volgens Rollin de deur

open voor een ontvankelijkheid voor de Geest, die het wezen van het gebedsleven uitmaakt.182

In hoofdstuk 16 zet Benedictus het doel van de dagelijkse officie (liturgisch of gemeenschappelijk gebed) uiteen: „Zoals de profeet zegt: “Zevenmaal daags heb ik U lof gezongen”. Dat heilige getal zeven maken we vol als we bij lauden, priem, terts, sext, none, vespers en completen de taken van onze dienst volbrengen.‟(16)

De derde manier waarop de monnik oefent in luisteren en gehoorzamen is het werk, dat ten tijde van Benedictus bestond uit handwerk: huishoudelijke taken en het bewerken van het land. Standaert ziet de derde pijler gelegen in de daden van naastenliefde: de zorg voor caritas en humanitas. Deze vertaalt zich in kloosters in de gastvrijheid. Bij de aparte humanitas van abdijen van vandaag hoort: de schikking van ruimten, de afzondering, het bos in de nabijheid, de stiltes, de eenvoud van de levensstijl, de bibliotheek evenals de afwezigheid van bepaalde media. Ook in het gesprek uit zich de gastvrijheid. Dit vergt aandachtigheid om in de ander de contouren van Christus te zien. Volgens Standaert is de kunst van het gesprek, een luisteren zonder oordelen, een samen zoeken in het licht van de Ene. Abdijen trekken tegenwoordig vele mensen en functioneren als maatschappelijke

trechters waar veel leed en verdriet in terechtkomt.183

4.5 Samenvatting

Voor kenners van het benedictijnse leven vat de eerste zin uit de Proloog samen waar het in heel de Regel om draait. Luisteren en gehoorzamen zijn in de benedictijnse traditie onlosmakelijk met elkaar verbonden en vormen de sleutel tot een geestelijke vrijheid die te maken heeft met liefde en mededogen. Het luisteren staat in de Regel voor een houding van openheid en ontvankelijkheid , een luisteren met het „oor van het hart‟. Luisteren begint voor Benedictus bij het persoonlijk luisteren van de monnik naar een verlangen. Dit verlangen heeft volgens auteurs te maken met een verlangen naar een „Geest van oorsprong‟, naar een authentiek leven, grondrichting, bestemming. De vraag naar „wat verlang ik‟ is dezelfde vraag als: „wie ben ik?‟ Het is belangrijk hierin onderscheid te maken tussen de verlangens en ambities die draaien om het ego of zelfbevestiging en verlangens die de „fundamentele menselijkheid‟ (De Wit) tot bloei brengen. Gehoorzaamheid heeft in spiritueel opzicht een ander doel dan het zich braaf conformeren aan regels. Het gaat erom egocentrische blindheid zichtbaar te maken. Dit kan mensen helpen onderscheid te maken tussen goddelijke inspiratie en „eigenwilligheid‟. Vrijwillig leiding zoeken kan een uiting zijn van een diep spiritueel verlangen. Al naar gelang mensen werkelijk luisteren naar en gehoorzaam zijn aan zichzelf gaan mensen als vanzelf gehoorzamen aan de ander, in de betekenis van zich openen voor en toewenden naar de ander. De gehoorzaamheid is de respons waaruit blijkt of werkelijk geluisterd is, volgens auteurs als Derkse en De Waal.

182

Rollin, De Regel van Benedictus beleven, 149-162.

183

De Regel geeft „luisteroefeningen‟, die rusten op drie pijlers van het benedictijnse leven: de lectio divina, het gebed en het werk. De eerste is een zogenoemde geestelijke lezing van een Bijbeltekst of andere heilige tekst. De lezer leest een tekst op zo‟n manier dat de tekst zich kan openbaren en er een transformatieproces in de persoon kan plaatsvinden. Het „voortdurend gebed‟ waarover Benedictus spreekt kent geen kant-en-klaar-recepten maar kenmerkt zich vooral door een houding van aandachtig aanwezig zijn en is veeleer een kwestie is van het hart dan van het intellect. Het werk vertaalde zich vroeger vooral in handwerk: huishoudelijk werk en landarbeid. Voor Standaert is de derde pijler met name gelegen in de gastvrijheid, de ontvangst van gasten in abdijen.

Nu duidelijk is wat de betekenis is van de benedictijnse noties „luisteren‟ en „gehoorzaamheid‟, hoe ze met elkaar samenhangen en in relatie staan tot een geestelijke vorm van vrijheid, zal in het volgende hoofdstuk de vertaalslag naar de geestelijke verzorging worden gemaakt. Daarin staat de begeleidende rol van de geestelijk verzorger bij processen van innerlijke omvorming centraal.

Hoofdstuk 5 Benedictijns luisteren en gehoorzamen in de