• No results found

Hoofdstuk 4 Luisteren en gehoorzamen volgens de Regel van Benedictus

4.3.1 Gehoorzaamheid en vrijheid

Voor De Waal is gehoorzaamheid het bewijs waaruit blijkt of we aandachtig hebben geluisterd. Gehoorzamen betekent horen, en vervolgens reageren op dat wat we gehoord

hebben, of met andere woorden: „erop toezien dat het luisteren haar doel bereikt‟.162

We luisteren niet echt aandachtig, mits we bereid zijn tot actie over te gaan op grond van wat we hebben gehoord, aldus De Waal.

Derkse vat het hele benedictijnse leven samen in één regel: heel aandachtig luisteren

en daadwerkelijk respons geven.163 De gehoorzaamheid is een dynamische en op groei

gerichte gelofte. Wie met het hart luistert, vangt volgens Derkse zin op, bespeurt het zinnige in een situatie. Gehoorzamen is meer dan registreren wat we horen of vaststellen, maar betekent dat we werkelijk openstaan voor het appèl dat een situatie of persoon op ons doet. Deze houding is een vorm van de belangrijke deugd van de deemoed, dat letterlijk betekent „de moed om te dienen‟. Gehoorzaamheid is boven alles een inwendige positieve respons, niet

een uitwendig conformeren om straf te voorkomen.164

4.3.1 Gehoorzaamheid en vrijheid.

In alle commentaren op de Regel van Benedictus wordt de gehoorzaamheid in verband gebracht met vrijheid. Wanneer een novice bij zijn intrede in het klooster de gehoorzaamheidsbelofte aflegt heeft hij niet het gevoel te worden beknot in zijn vrijheid maar juist de vrijheid tegemoet te gaan. Boven de poort van de Sint-Adelbertusabdij in Egmond staat het motto „Deo Vacare‟, vrij zijn voor God. Voor Standaert is het monnikenleven een scholing om te komen tot geestelijke vrijheid die alles te maken heeft met liefde en

mededogen.165 De gelijktijdige keuze voor gehoorzaamheid en vrijheid is één van de vele

paradoxen die de Regel kenmerkt. Met wat inmiddels gezegd is kunnen we nu deze paradox verhelderen.

Uit het bovenstaande blijkt dat luisteren te maken heeft met een verlangen en dat gehoorzaamheid erop is gericht alles wat ons verlangen om te worden wie we werkelijk zijn in de weg staat, te frustreren. Gehoorzaamheid die is gericht op bevrijding wil dan zeggen: gehoorzaamheid gericht op de omvorming van een zelf dat (nog) vanuit ego handelt, of in christelijke termen uitgedrukt, van „zondaar‟, naar een waar, authentiek zelf. Benedictus gebruikt woorden als „heil‟, „eeuwig leven‟, „tent van Gods koninkrijk‟, „vrede‟ enzovoorts om deze staat van bevrijding mee uit te drukken. Hij onderbouwt zijn oproep tot omvorming of „bekering‟ met bijbelse teksten:

160

De Wit, De verborgen bloei, 167.

161

Rollin, De regel van Benedictus beleven, 97.

162

De Waal, Zoeken naar God, 41.

163

Wil Derkse, Een levensregel voor beginners, 34.

164

Wil Derkse, Een levensregel voor beginners, 48.

165

Hein Stufkens, „Het kloosterleven‟, in: Een innerlijk avontuur. Het Benedictijnse kloosterleven van binnenuit belicht (Baarn 1999) 18-40, aldaar 36.

„Want de goede Heer zegt: “Ik wil niet de dood van de zondaar, Ik wil dat hij tot inkeer komt en leeft”. (Ez. 33:11)‟

„Als je het ware eeuwige leven wilt hebben, houd je tong dan weg van het kwaad en laat geen leugen over je lippen komen. Keer je af van het kwaad en doe het goede, zoek vrede, ga die achterna.‟ (Ps. 34:14-15)

Het valt op dat Benedictus, voordat hij oproept tot gehoorzaamheid aan de abt en de medebroeders, de monnik persoonlijk aanspreekt. Gehoorzaamheid begint bij het luisteren van ieder afzonderlijk naar het Woord van God, de Geest van oorsprong, het diepere zelf, of hoe het verlangen naar een waarachtig leven ook wordt uitgedrukt.

De manier waarop dit vorm krijgt in een mensenleven verschilt per persoon. Benedictus zag de onwaarachtigheid in van zijn studentenbestaan en besloot (aanvankelijk) tot een leven in afzondering. Uit allerlei spirituele tradities zijn verhalen bekend van mensen die op deze drastische wijze breken met een bepaalde levensstijl. Niet iedereen breekt met zijn uiterlijke milieu. Voor Etty Hillesum bijvoorbeeld voltrok zich een proces van innerlijke omvorming terwijl haar levensomstandigheden steeds ingewikkelder en schrijnender werden. Zij wist haar feitelijke levenssituatie innerlijk als middel te hanteren voor de groei naar een „authentiek‟ bestaan. Ook bij Benedictus gaat het uiteindelijk niet om de transformatie van de werkelijkheid maar om transformatie van de werkelijkheidsbeleving en deze voltrekt zich, uitzonderingen daargelaten, in de meeste gevallen geleidelijk. In alle gevallen echter begint het gehoor geven aan de stem van oorsprong met een onder ogen zien van de feitelijke situatie.166

De Wit omschrijft dit onderkennen van de situatie zoals die is als het aanvaarden dat onze egocentrische levenshouding in het licht komt te staan. We zijn dan „zondaar in bekering‟. Bij een aanzet tot bekering spelen twee bewegingen een rol. Allereerst is er de beweging van de geest, die steeds weer aanzet tot het in stand houden van ego. Daarnaast is er de beweging die we in termen van de christelijke traditie „genade‟ kunnen noemen. Dit zijn momenten van openheid en zachtheid waarop we, om de woorden van Zegveld te gebruiken,

de „Geest van oorsprong‟, ervaren.167

Dit is een beweging die het ego – degene die we denken te zijn en waar we zo aan gehecht zijn – op losse schroeven zet. Het is niet vanzelfsprekend dat de momenten van openheid worden herkend voor wat ze zijn. Mensen kunnen er iets heel bijzonders van maken, misschien wel een spirituele ervaring, waardoor deze momenten alsnog het fort van het ego worden binnengesleept. Sommige mensen zien deze momenten als bedreigend en dat zijn ze vanuit een perspectief van het ego ook. Het zijn scheuren in de muren van onze vertrouwde egocentrische werkelijkheidsbeleving. Een derde reactie is die van onverschilligheid. Mensen willen zich niet van hun stuk laten brengen en zo snel mogelijk overgaan tot ego‟s orde van de dag. Deze manieren noemen we in christelijke termen de

reacties van een „verstokte zondaar‟.168

Gehoorzaamheid die tot vrijheid leidt begint bij het

166

De Wit, De verborgen bloei, 20.

167

De Wit, De verborgen bloei, 104-105. Elke contemplatieve traditie geeft aan deze momenten haar eigen namen. Ik gebruik hier de in § 5.1.1.1 gebruikte term van Zegveld omdat daaruit blijkt dat in deze momenten van genade het verlangen zich manifesteert.

168

aanvaarden en waarderen van de momenten van openheid en tegelijk daarmee ook de pijnlijkheid van het zien van het eigen ego, dat juist in die momenten in het licht wordt gesteld. Benedictijnen geven deze uitleg van De Wit in iets andere bewoordingen weer. Jamison en Zegveld zeggen het volgende over persoonlijke gehoorzaamheid en vrijheid:

Het proces van trouw zijn aan jezelf is echt begonnen als mensen – zonder onwaarachtig te zijn – kunnen zeggen: „Ik ben een zondaar‟. Door deze uitspraak erkennen mensen dat het menselijke hart zowel een plek van kwade als van goede verlangens is. Het besef van persoonlijke zondigheid is een gezonde werkelijkheidstest „die het onechte ik ervan

weerhoudt nog langer te doen alsof het het ware ik is‟.169

Zondebesef heeft te maken met overgave en nederigheid. Mensen zijn bereid het idee van de eigen onfeilbaarheid aan banden te leggen en zetten het verlangen naar onafhankelijkheid opzij. Vanuit de bevrijdende gehoorzaamheid en liefde voor zichzelf worden mensen als vanzelf ook getrokken naar werkelijke gehoorzaamheid aan en liefde voor de ander. Voorbij de onafhankelijkheid ligt de onderlinge afhankelijkheid. Wanneer we in staat zijn de eigen egocentrische neigingen onder ogen te zien, hoeven we andere mensen niet langer te gebruiken ter wille van de

zelfontplooiing maar zijn we in staat om werkelijk lief te hebben.170

Ook Zegveld geeft aan dat er vooral moet worden afgeleerd. Mensen moeten ophouden naar volmaaktheid te streven, naar deugd, rijkdom of succes en aandacht schenken aan hun dromen en visioenen. Waar het volgens Zegveld eigenlijk en oorspronkelijk om gaat is dat de mens in zijn ziel durft te kijken. Wat zich daar verwarrend, onredelijk en vaak in beelden en symbolen meedeelt is „een boodschap uit Gods eigen mond en gezegd aan het oor

van het hart‟.171

Gehoorzaamheid aan God houdt voor Zegveld in dat mensen gehoorzamen aan het ongebaande in zichzelf, aan wat zich in dromen aandient. Dit gebeurt rechtstreeks en zonder dat er bemiddeling nodig is van gezag of hiërarchie.

Zondebesef houdt ook in dat hulp en leiding nodig is om te kunnen groeien. Het is volgens Merton een illusie om te denken, dat mensen hun vrijheid bevestigen door het volgen van de eigen „grillen‟ in plaats van te gehoorzamen aan iemand anders. Dat heeft eerder met slaafsheid dan met vrijheid te maken. Onze tijd kan volgens Merton nog maar moeilijk de

religieuze gehoorzaamheid verstaan.172 Voor De Waal houdt volledige gehoorzaamheid in dat

mensen hun macht en trots opgeven en zich, in plaats daarvan, overgeven om door middel van anderen de wil van God te zoeken. Vrijwillig leiding zoeken kan dan een uiting zijn van een diep spiritueel verlangen. Openheid en onderlinge beïnvloeding zijn van belang omdat mensen dan kunnen groeien met behulp van de gaven van iemand anders. Dit voorkomt het verder inslijpen van een vals zelfbeeld en helpt het afbreken daarvan. Moeilijker nog dan de gehechtheid aan allerlei materiële zaken zijn volgens De Waal het loslaten van de eigendunk, eerzucht en assertiviteit, of de wens om net even anders te zijn dan anderen. Leren omgaan met de eigen beperkingen leidt ertoe dat we ook met die van anderen om kunnen gaan. Benedictus maakte gehoorzaamheid tot ascese omdat hij zich ervan bewust was dat extreme zelfkastijding, vasten en doorwaakte nachten nog altijd goed konden bijdragen aan het versterken van het ego. Pas als dit allemaal is afgebroken, bestaat er de mogelijkheid om van

169

Jamison, Levenslessen van een abt, 110.

170

Jamison, Levenslessen van een abt, 110.

171

Zegveld, Een plaats om te wonen, 28-29.

172

slaaf tot vrij man te worden, aldus De Waal. Op de vraag om welk soort vrijheid het citeert zij

Thomas Merton: „Vrijheid om werkelijk te kunnen doen wat je het allerliefste wil‟.173