• No results found

Ochtendvermakelijkheden van eene aanzienlijke dame. Alexander dineert bij zijn toekomstigen chef

Mr. Karel Hendrik Buys bewoonde eene der schoonste van al de prachtige villa's, die het Koningsplein te Weltevreden aan vier zijden omringen. Het ruime erf vóor het hoofdgebouw was met smaak en zorg als tuin ingericht. Palmen, tamarinden en vruchtboomen waren in sierlijke groepen overal verspreid; bij den ingang verhieven zich bochtig getakte waringins, als de beschermgeesten der huizing. 't Was acht uren des morgens. Reeds brandde de zon met straffe stralen op de grindpaden rondom de witblinkende villa, wier vensters en deuren zorgvuldig gesloten waren. Wat verder voorttredend, zou men bij de ruime p e n d o p p o (opene achtergaanderij) zijn aangekomen, waar groote zonnezeilen dezelfde diensten bewijzen, welke de p e r s i e n n e s in 't hoofdgebouw en in de bijgebouwen vervullen.

Ter zijde drie trappen opstijgend en dan rechts wendend, bevindt ge u op den spiegelgladden marmeren vloer der p e n d o p p o . 't Is een ruime gaanderij, met onbekrompen goeden smaak gestoffeerd. Naar het zuidoosten is zij geheel open, witgepleisterde pijlers schragen het dak der veranda. Daar nu echter de zeilen zijn ontrold, mist men het fraaie uitzicht in den tweeden tuin achter de villa, waar bloemen en hoog geboomte de talrijke bijgebouwen, stallingen en de lange reeks van

bedienden-woningen voldoende aan 't oog onttrekken. In 't midden der p e n d o p p o staat eene lange tafel, nu met de

overblijfselen van een eenvoudig ontbijt voorzien. Aan die tafel hebben drie personen plaats genomen, eene jonge dame en twee kinderen. De jonge dame wijdt op dit oogenblik al hare aandacht aan een klein meisje van acht jaren, 't welk in 't Maleisch luide om hare b a b o e en een kop thee roept. Beiden, dame en kind, hebben een bleek en zelfs lijdend voorkomen, maar het kind is bijzonder leelijk en de dame buitengewoon mooi. De anders kwijnende, matte oogen van het kind zien met toorn in 't rond, de breede mond is wijd geopend. De jonge dame staat op, schenkt een kop thee in, en geeft hem zonder iets te zeggen aan het kind. Haastig komt eene Maleische vrouw aanloopen, en plaatst zich achter den stoel van het verstoorde meisje. De dame spreekt nu zacht eenige woorden, het drinkt hare thee haastig op, schuift haar stoel weg, en valt de dame om den hals.

‘Wat is er met Marietje, juffrouw?’

De stem, die deze woorden sprak, kwam uit een hoek der p e n d o p p o , en behoorde aan eene andere dame, die in hare geheele lengte op eene sofa lag uitgestrekt, en een elegant kwarto boekdeeltje in de hand hield. Moeielijk zou het te gissen geweest zijn, welk bepaald levensjaar zij telde, maar het scheen wel zeker, dat zij de vijf-en-twintig jaren voorbij was, en de vijf-en-dertig nog niet bereikt had. Even moeielijk was het te bepalen, of haar gelaat een aangenamen of onaangenamen indruk zou kunnen te weeg brengen. De geelbleeke kleur werd door eene dunne laag p o u d r e -d e -r i z een weinig vermomd; de helderbruine oogen konden zeer innemend schitteren; nu blikten ze zonder eenige merkbare uitdrukking naar de ontbijttafel. Neus en mond waren vrij scherp, maar niet onbevallig gevormd; het lange, weelderige hair hing los over den rug; de kleine, uiterst tengere figuur was slechts met de gewone kabaai en s a r o n g gekleed, maar beide waren van de fijnste en kostbaarste stof.

Zoo was het voorkomen der dame, die luid en bevelend gevraagd had:

‘Wat is er met Marietje, juffrouw?’

‘Ze heeft wat hoofdpijn, mevrouw!’ - antwoordd de dame aan tafel.

‘T i n k a a s ! (grillen). Als ze niet dadelijk stil is, moet Moenah met haar naar binnen!’

Daarop nam mevrouw Buys haar boek weder op, en vervolgde hare lectuur. De juffrouw gaf het kind ter sluiks een kus op het kort afgesneden vaalblonde hair, en fluisterde haar wederom iets in 't oor. Aan de andere zijde der tafel zat een knaapje van tien jaar, met levendige zwarte oogen, een fraaien krullekop en eene gezonde, blozende kleur. Bij zijn stoel stond een Maleische jongen, die hem van alles voorzag, wat hij met een enkel woord noemde. Soms zag hij even op, om waar te nemen, of mevrouw Buys, zijne moeder, ook op hem lette, en ging dan voort met k w e e -k w e e (gebak) te eten, zonder er veel om te geven, of de bevallige jonge dame tegenover hem, zijne gouvernante, het met zachte stem verbood. 't Was dier gouvernante aan te zien, dat ze niet geheel voor hare taak was opgewassen. Over hare geheele persoon was eene zekere, volkomen Nederlandsche, om niet te zeggen Europeesche tint verspreid, die met het karakteristieke, echt Indische voorkomen van Mevrouw Buys het scherpste contrast vormde. Zij droeg een eenvoudig morgengewaad, lichtkleurig en luchtig als het klimaat vorderde, maar van stoffe en snede echt Nederlandsch. Het ongewoon fraaie goudblonde hair was sierlijk, maar zonder eenige behaagzucht gekapt, en daalde in breede golving langs het edele voorhoofd en de bleeke wangen. De trekken van haar gelaat waren zacht en regelmatig, de groote zachtblauwe oogen wierpen een indrukwekkenden, half weemoedigen blik in 't ronde.

Het bleeke, ziekelijke meisje stond nu aan hare zijde en zag met vertrouwen naar haar op. In gebrekkig Hollandsch, met Maleische woorden doorvlochten, verhaalde ze nu van hare hoofdpijn, van de ondeugendheid haars broêrs, die Moenah, de b a b o e , had uitgejouwd; van eene aaneenschakeling dier

kinderrampen, welke op jonge, lijdende gemoederen zulken diepen indruk plegen te maken. De gouvernante hoorde alles oplettend aan, maar hield tevens het knaapje voortdurend in 't oog. Deze liep de p e n d o p p o spelend op en neêr, en zwaaide eene rijzweep woest om zich heên. Eerst kreeg de Maleische jongen een tik, die hem gezwind en zwijgend uit den weg deed springen. Daarna werd Moenah bedreigd, die evenwel rustig staan bleef, en alleen op de gouvernante en het kind lette. In een oogenblik, dat niemand naar hem zag, sloop de knaap zachtjes tusschen zijn zusje en de b a b o e en gaf der laatste een gevoeligen slag op den naakten bruinen voet. Verontwaardigd rukt zich het meisje uit de armen der gouvernante, en wil hem de rijzweep ontweldigen. Eene worsteling, geschreeuw en een angstige uitroep der ontstelde gouvernante volgen. Maar eer ze nog was opgestaan, had mevrouw Buys zelve de twee vechtende kinderen gescheiden, en de knaap de rijzweep ontnomen.

‘Juffrouw, 't is half negen’ - sprak ze koel beleefd, maar gebiedend - ‘De kinderen moeten aan 't werk. Laat Marietje met u meegaan. Ik zal Karel nog een uur bij mij houden. 't Is altijd 'n s o e s a h met die kinderen.’

Op dit oogenblik trad de heer des huizes door eene binnendeur in de p e n d o p p o . De gouvernante verwijderde zich zwijgend met het luid huilende meisje. Karel had zich achter zijne moeder verscholen, en poogde met een verlegen gelaat hare hand te kussen.

‘Wat nu weer?’ - vroeg Mr. Karel Hendrik Buys, ontevreden om zich heen blikkende.

‘Marietje is lastig, en juffrouw Van Weeveren voert niets uit dan rondkijken!’ ‘'t Kind is onlekker en zwak. God weet wat haar scheelt. Wat doet Karel daar?’ De veelbelovende knaap was weder stilletjes weggeslopen en had de rijzweep teruggenomen. Zoo spoedig hij de stem zijns vaders zijn naam hoorde noemen, vloog hij in allerijl

naar hem toe, en, zijne hand vattende, keek hij hem vleiend en glimlachend aan. Het gezonde, flinke uiterlijk van den jongen deed den vader meesmuilend vooroverbuigen, en aanstonds volgde eene hartelijke omhelzing van den loozen bengel. Mevrouw Buys was naar hare sofa teruggekeerd. Haar echtgenoot volgde weldra; zijn wit pak en bruine stroohoed gaven te kennen, dat hij zich gereed gemaakt had naar zijn kantoor in de stad te rijden.

‘Adèle!’ - sprak hij, bij de sofa stand houdend - ‘er komen van middag menschen aan tafel. De familie Bokkerman uit Buitenzorg en twee jongelui, pas uit Holland aangekomen. De een is Wierincx, door Van Eynsbergen in Utrecht gerecommandeerd voor ons kantoor.’

‘En de andere?’

‘De andere is een vriend van hem, een jonker, ik ben zijn naam vergeten.’ ‘Zijn ze amusant?’

‘Ik weet het niet. Bokkerman is een goed cliënt. Zorg voor het d i n e r , ik kom vroeg uit de stad.’

‘Alweer s o e s a h ! Maar voor de variatie....’

‘D a n i ë l .... p a r .... E r .... n e s t F e y d e a u ?’ - sprak Karel luide, die het boek zijner moeder genomen had en den titel poogde te ontcijferen.

‘D i a m , (stil) Karel! Moet de gouvernante ook aan tafel komen, Buys?’ ‘Natuurlijk! Ze heeft in de twee maanden, die ze hier is, nog nooit zoo iets bijgewoond. Ze is 'n beste voor de jongelui, om over Holland te zaniken en daarmee s o e d a h !’

‘Ze is er coquet genoeg voor, maar e n f i n , ze kan op Karel passen. Ik verbeeld me altijd, dat ze zich voor te goed houdt, om met kinderen om te gaan, maar ze zegt niet veel, en blijft fatsoenlijk op den achtergrond, k a s i a n !’

‘Ze heeft toch veel met Marietje op. Het kind is altijd in haar gezelschap, en loopt haar meer en meer na!’

Mevrouw Buys haalt ongeduldig de schouders op, en grijpt driftig naar haar boek. De heer Buys schudt even het hoofd, en roept tot een jongen:

‘S o e r o e p a s a n g k a r e t t a !’ (‘Zeg, dat men het rijtuig inspanne!’

Daarna blijft hij even in gedachten stilstaan, ziet op zijn uurwerk, omhelst zijn zoon, werpt zijner echtgenoote een vluchtig afscheidswoord toe, en haast zich naar buiten daar het rijtuig komt aanrollen. Mevrouw Buys geeuwt uit ververveling en onlust, strekt zich over d. sofa uit, zendt Karel naar de Kamer der gouvernante, en verdiept zich weder in D a n i ë l .

Omstreeks zeven uren van dienzelfden dag vertoonde de p e n d o p p e een geheel ander tafereel. Talrijke albasten of bronzen hanglampen, op de weelderigste wijze verguld, spreidden een helder licht in 't ronde. De tafel was met de toebereidselen van een uitstekenden Europeesch-Indischen maaltijd overladen. 't Was wel op te merken, dat de heer des huizes niet zonder eenige vrucht vijftien jaren als advocaat te Batavia had doorgebracht. Had hij zich evenwel belangrijken rijkdom vergaderd, 't mocht niet ontkend worden, dat hij dien met goeden smaak tot opluistering van huis en hof had aangewend. Mr. Karel Hendrik Buys wist iets fraais te ontdekken, waar niemand het zou gevonden, waar niemand het zou vermoed hebben. Op alle vendutiën wist hij inkoopen te doen, die zijn ameublement, zijn porselein, zijn glaswerk met schoone aanwinsten verrijkten, - had hij er den tijd toe kunnen nemen, hij zou misschien niet onwillig geweest zijn de rol van een Bataviaschen Maecenas te spelen.

Op dit oogenblik is hij met geheel andere denkbeelden vervuld. De talrijke stoet van gasten, die juist uit de binnengaanderij naar de p e n d o p p o komt stroomen, heeft zich op

eerbiedige afstanden van hem en den schatrijken landeigenaar Bokkerman geschaard. Langzaam volgt men de luid sprekende groote-heeren. Terwijl men tot de tafel nadert, en een oogenblik stand houdt, merken we in de eerste plaats mevrouw Buys op, in een welgekozen, rijk Europeesch toilet, een weinig ontsierd slechts door een al te ruim gebruik van diamanten, armbanden en verdere kleinoodiën. Ze onderhoudt zich met de oudste der corpulente dames Bokkerman, die een even prachtig maar veel minder smaakvol toilet draagt, en het gebruik van goud en edelgesteenten tot aan diamanten naalden in de groote hairwrong op 't achterhoofd uitstrekt. De drie andere dames Bokkerman staan onder het geleide van Jonkheer van Spranckhuyzen. Zij luisteren vroolijk en onafgebroken gichelend naar de opmerkingen van den deftig gerokten d a n d y . De trein wordt gesloten door Alexander en Mr. Andermans, die beiden stilzwijgend naast elkander gaan, en zonder erg gelijktijdig de marmeren vloersteenen bestudeeren.

Aan den ingang ter zijde der p e n d o p p o verschijnt nu mejuffrouw van Weeveren, de gouvernante, die, op den voet gevolgd door Karel, zich zoo stil mogelijk en verlegen buigend naar het benedeneinde der tafel wil verwijderen. De heer des huizes voorkomt haar, en stelt haar met eene beleefde beweging der rechterhand aan zijne gasten voor. De heer Bokkerman en zijne dames verheffen het hoofd een weinig gedurende deze plechtigheid. Alexanders blik heldert wat op, hij buigt met

voorkomendheid. Van Spranckhuysen alleen treedt eene schrede achteruit, en buigt in 't oog vallend diep - daarna wendt hij zich om, en wijdt geheel zijne aandacht aan het leger van bedienden, die allen in gelijkvormige, lange baadjes van rood- en zwartgebloemde stof de pendoppo doorkruisen. Mejuffrouw van Weeveren heeft plotseling licht gebloosd, en is met bijzondere haast uit den weg getreden. Slechts twee der aanwezigen hebben hare wat zonderlinge houding opgemerkt: Alexander en mevrouw Buys.

De gasten hebben allen plaats genomen. De gastheer heeft

de twee oudste dames Bokkerman rechts en links. Tegenover hem is de hooge Buitenzorgsche gast met mevrouw Buys aan zijne rechter- en mejuffrouw Bokkerman No. 3 aan zijne linkerzijde. Alexander is links van mevrouw Buys en rechts van mejuffrouw Van Weeveren geplaatst, die zich alleen aan het smalle lagereinde bevindt. Toch heeft ze het voortdurend opzicht over Karel, die zeer verlegen in 't bijzijn van vreemden is, en, juist tegenover Alexander, naast eene der oudste dames Bokkerman zit. De overige gasten hebben zich in dier voege verdeeld, dat Van Spranckhuyzen tusschen de dames Bokkerman No. 3 en No. 4 een zetel heeft ingenomen, terwijl deze laatste jonge dame, de jongste, de corpulentste en de botste der familie even als de gouvernante, aan het smalle hoogereinde alleen geplaatst is. Mr. Andermans zetelt als v i s á v i s van Van Spranckhuysen tusschen haar en hare oudste zuster, die naast zijn ambtgenoot en gastheer zit.

In den aanvang wordt er niet veel gesproken. De twee groote heeren, waarbij zich soms Andermans als eene derde grootheid aansluit, wisselen van tijd tot tijd eenige woorden over politieke gebeurtenissen of handelsbelangen. De klanken: ‘Spoorwegen, Stieltjes, de Bank, Franssen van de Putte’ worden met passende deftigheid en kortheid als hoofdelementen van het discours gebezigd. Mevrouw Buys heeft eene veelzijdige taak. In de eerste plaats heeft ze te antwoorden op de zwaarwichtige beleefdheden van den ouden heer Bokkerman, die zeer luide spreekt en telkens in een snel schaterlachen uitbarst, als hij waant iets gewichtigs gezegd te hebben. Vervolgens heeft ze een goed deel van hare aandacht voor Alexander afgezonderd, welken ze ook allerbeleefdst en zoo geheel s a n s g ê n e onderhoudt, dat deze zich telkens meer op zijn gemak gevoelt, en ongedwongen antwoordt. Daarbij is ze bezig mejuffrouw van Weeveren waar te nemen, die bijkans nog bleeker en lijdender schijnt dan des morgens, en sinds het begin van 't diner geen woord gesproken heeft.

Aan de andere zijde der tafel heerscht van tijd tot tijd eene

doodsche stilte. Van Spranckhuyzen, die zich met de zorg voor het gesprek scheen belast hebben, zwijgt soms geruimen tijd, en neemt de houding aan, of hij naar de politieke discussiën der groote-heeren luistert, schoon Andermans zich zelven afvraagt, waarom de jonkman zoo dikwijls ter sluiks een snellen blik naar de gouvernante werpt. De dames Bokkerman houden zich schijnbaar zeer druk met de verschillende gerechten van den maaltijd bezig, schoon ze in werkelijkheid weinig gebruiken, en in de verborgen diepte harer harten zeer tegen een geregeld gesprek opzien.

De jongeheer Karel blijft uit vrees voor de vreemden zeer stil zitten, maar poogt telkens, als zijn lijfjongen hem bedient, dezen zwijgend over te halen, hem een glas wijn in te schenken. De strenge blikken van mejuffrouw van Weeveren houden echter beiden in bedwang. Alexander gevoelt zich voor het eerst wel te moede. Reeds vier dagen van zijn verblijf in Indië zijn doorleefd in afwisselende hoopvolle of

neêrslachtige stemmingen. De uitnoodiging, hem dien morgen uit naam van den heer Buys geworden, heeft zijne eerste goede hoop doen herleven. Hij spant al zijne krachten in, zich voegzaam en innemend voor te doen. Hij antwoordt mevrouw Buys met bijkans dezelfde vroolijke opgewondenheid, die hem voor alle kringen in Nederland een welkomen gast gemaakt had. Somtijds wendt hij zich even tot de gouvernante, wier in het oog vallende schoonheid en fijn beschaafde manieren hem treffen, maar aanstonds heeft mevrouw Buys eene vraag gereed, of fluistert Karel half luide, dat hij zoo m a l o e (bedeesd) is, of dat hij een glas wijn wil drinken. Mejuffrouw van Weeveren wordt daarenboven zichtbaar door haar eigene gedachten van het onderhoud afgeleid. De onmiddellijke tegenwoordigheid van de moeder harer élèves of de vreemde gasten schijnen haar te hinderen. Alexanders vriendelijke vragen worden slechts zeer schuchter beantwoord, en het gesprek tusschen de twee

jongelieden wordt niet weder opgevat.

De gastheer had intusschen ruimschoots het uitmuntende

gehalte van zijn wijnkelder gestaafd. De drie groote-heeren spraken en lachten luider, ook de dames Bokkerman waagden soms een woord in 't midden te brengen. Van Spranckhuyzen toonde meer s a n g -f r o i d dan in den aanvang. Alexander ging voort schertsend de ondeugende pikante opmerkingen van mevrouw Buys over Nederland en de Nederlanders te weêrleggen. Het diner is reeds lang geëindigd, het dessert heeft reeds lang geduurd. Het voorstel van den gastheer, om in de voorgaanderij eene sigaar te rooken, wordt met graagte aangenomen. En wederom zet de stoet van gasten zich onder bijna dezelfde orde in beweging als bij den aanvang van den maaltijd. Alleen de gastvrouw houdt mejuffrouw van Weeveren even staande, en verzoekt haar op 't bereiden der koffie toe te zien. Van Spranckhuyzen toeft opzettelijk een oogenblik, om der gouvernante onbemerkt een langen, veelzeggenden blik toe te werpen.

In de voorgaanderij heeft het gezelschap zich weldra in groepen verdeeld. De drie groote-heeren schommelen deftig pratend op en neêr. De oude heer Bokkerman heeft een klein deel van zijn ontzagwekkend voorkomen afgelegd, zijne koffiekleurige trekken worden telkens door nieuwe buien van schaterlachen uit hun statig verband gerukt. Andermans verhaalt eene kluchtige historie van een Chineesch proces, en handhaaft op de schitterendste wijze zijne oude reputatie van droog komiek. De gastheer leent een welwillend oor aan de vertelling, maar verdiept zich in eigen gedachten, aan nieuwe, meer ernstige processen uit zijne dagelijksche praktijk gewijd.

De twee oudste dames Bokkerman hebben zich aan een uithoek der voorgaanderij zwijgend, maar luid ruischend met hare gazen balkleedjes, neêrgevlijd. Mevrouw Buys voegt zich bij haar, en voert Alexander met een bijna onmerkbaren wenk meê. Aan tafel heeft ze zich zeer goed met het baarsch advocaatje geamuseerd, ze wil hem een beetje meer doen spreken. De twee jongste dames Bokkerman blijven in de binnengaanderij aan de zijde van mejuffrouw van

veren, om te helpen met de koffie. Van Spranckhuyzen heeft zich als c a v a l i e r e s e r v e n t e dezer drie dames toegevoegd.

Alexanders opgewekte stemming is volstrekt niet gedaald. Hij houdt zich ten

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN