• No results found

Alexander amuseert mevrouw Buys en de dames Bokkerman. Hij ontvangt een vertrouwelijke mededeeling van Jonkheer van

Sprankhuyzen.

‘En nu, meneer Wierincx, wachten we op uw verhaal!’ - had mevrouw Buys met een innemenden glimlach gezegd.

Alexander, nog wat onthutst door 't zonderling bevel van Van Spranckhuyzen, boog aarzelend het hoofd. Maar de vroolijk lachende blikken der dames Bokkerman, de aanmoedigende wenken van mevrouw Buys deden hem eindelijk moed vatten.

‘Hoewel ik het personeel der t a b l e -d'h ô t e van het Marine-hotel nog niet goed ken, ben ik toch vrij wel op de hoogte van mijn buren aan tafel!’ - begon hij. Verbeeldt u, dat men mij aan de eene zij naast een heer met een donkerrood gezicht geplaatst heeft, die uit Bangka komt en Tinman Todding heet. Bij ieder woord voegt hij onophoudelijk: ‘hé.’ ‘Hoe vaar je, hè?’ ‘Warm hè!’ ‘Goeden morgen, hè!’

De dames Bokkerman schaterden het uit. Mevrouw Buys knikte Alexander vroolijk toe, en luisterde vol aandacht.

‘Aan de andere zij’ - vervolgde hij - ‘zit ik naast juffrouw Jane Slijkers....’ ‘Die dame van dertien engagementen!’ - viel mevrouw Buys in.

‘Een akelig nest!’ - riep mejuffrouw Bokkerman No. 1, die het beste Hollandsch sprak, en daarom als l e b e l e s p r i t der familie geëerd werd.

‘Die dame’ - ging Alexander voort - ‘heeft mij aanstonds zeer beleefd

aangesproken, gewezen hoe ik rijst moest eten, en hoe ik doen moest met die bruine vruchten....’

‘Mangistans!’ - vulden de dames Bokkerman No. 3 en No. 4 aan.

‘Hoe ik met mangistans en pompelmoezen moest omgaan! Ik vond haar eerst wel wat vrij en al te druk, maar omdat ik mijn eersten avond in Batavia mij nog al gedrukt en ontstemd gevoelde, nam ik hare hulp toch gaarne aan, en spraken we vrij

aangenaam!’

‘En daarenboven!’ - voegde mevrouw Buys er bij - ‘was u bang een dwaas figuur te zullen maken, en liet u zich daarom maar zachtjes veroveren!’

Mevrouw Buys maakte bij het uitspreken dier woorden van de zachtste en bevalligste tonen harer stem gebruik. Hare donkerbruine oogen zagen Alexander daarbij zoo vriendelijk voorkomend aan, dat deze, getroffen door de juistheid harer opmerking en meêgesleept door hare in 't oogvallende beleefdheid, zich haastte lachend toe te stemmen.

‘Zij verzocht mij naderhand’ - ging hij voort - ‘den avond door te brengen in de appartementen van haar vader, den heer Slijkers. Ik nam het aanbod aan, omdat ik er tegen opzag mijn eersten avond alleen in het vreemde hotel te slijten. De heeren begonnen al spoedig een partijtje te maken en....’

‘En toen begon juffrouw Jane van nieuws u over hare sympathie met baren te spreken, en dat ze 't volstrekt niet aardig vindt, aan baren koopjes te geven, k a s i a n !’

De dames Bokkerman schaterden op nieuw. Mevrouw Buys had de laatste woorden op even beminnelijken toon gesproken, maar daar de al te luidruchtige vroolijkheid harer gasten haar een weinig scheen te hinderen, hield ze haar waaier voor den mond en keek ze verstrooid naar buiten.

‘Ze deed mij allerlei confessiën’ - vervolgde Alexander - ‘ze vond Batavia weinig amusant, ze hoopte, dat papa weêr naar Europa zou teruggaan, dat ze nog eens naar Brussel zou kunnen reizen, en eindelijk moedigde ze mij aan een spelletje te spelen!’

‘Wat speelden de heeren?’ vroeg mevrouw Buys..

‘É c a r t é !’ - antwoordde Alexander. - ‘Ik begon met een bagatel op te zetten, en verloor dien avond twee en twintig gulden!’

Ditmaal lachten de vijf dames in koor. Alexander blikte in 't ronde. Hij was zeer bevreesd iets belachelijks gezegd te hebben, en zag mevrouw Buys daarom vragend aan.

‘Ga voort, meneer Wierincx!’ - sprak de gastvrouw bedaard, zijn arm even met haar waaier aanroerend.

‘Den volgenden dag ging het net zoo!’ - haastte Alexander zich met een lichten blos te antwoorden - ‘Bij het dejeuner hadden wij eene discussie over de muziek van Beethoven; aan 't diner vertelde ze me, dat ze een zekeren meneer Brandelaar niet kon uitstaan; dat ze mijn vriend Spranckhuyzen wat trotsch vond, en verzocht ze me weêr den avond in haar gezelschap door te brengen.’

‘Wees voorzichtig, meneer Wierincx!’ - viel mevrouw Buys in - ‘Ze heeft een geregeld beleg met u begonnen - en ze is bij de hand!’

Gelukkig voor Alexander, dat er juist een jongen met ververschingen tusschenbeide kwam, daar hij blijkbaar naar een antwoord zocht. Toch was hij in eene vroolijke stemming, daar de echtgenoote van zijn aanstaanden chef hem met zooveel

onderscheiding bejegende. Hij richtte het woord bijna voortdurend tot haar, en had maar eenige beleefde woorden voor de dames Bokkerman over. Deze laatsten troostten zich door ijverig op hare stoelen heên-en-weêr te wiegelen, en water met wijn uit reusachtige bierglazen te drinken.

Den tweeden avond’ - hernam Alexander weêr - ‘begon het spel nog vroeger en deed ik dadelijk meê. Ik speelde

met afwisselend geluk, maar eindigde toch met veertig gulden verlies.’

‘Ik zie wel, dat u nog geen groot speler is, meneer Wierincx!’ - sprak mevrouw Buys bijna fluisterend tot hem. - ‘De jongelui spelen hier altijd met veel hooger inzet dan in Holland, en u is zeker geen hartstochtelijk liefhebber?’

‘Om u de waarheid te zeggen’ - antwoordde Alexander even zacht - ‘ik heb volstrekt geen e s p r i t d e j e u ! Ik speelde om niet geheel alleen en verlaten te zijn. Ik had in Holland zoovele goede vrienden, en zulk eene lieve moeder - we waren elken avond te zaâm en zoo gelukkig!’

Mevrouw Buys keek eensklaps ter zijde, ten einde een ernstig gelaat te hernemen, daar zij eene onweêrstaanbare neiging tot lachen gevoelde.

‘Maar dan mocht je wel beter gezelschap zoeken dan de Slijkers en den heer Tinman Todding!’ fluisterde ze voorkomend, in stilte Alexanders rijzige figuur, krullende hairen en levendige oogen waarnemend.

‘Ik geloof ook niet, dat ik hunne s o i r é e s weer zal gaan bijwonen.’ Alexander dacht, terwijl hij dit zeide, dat een goed deel van de kleine som, door zijne moeder hem bij zijn vertrek ter hand gesteld, reeds met spelen verloren was. ‘Mag ik hopen’ - voegde hij er aarzelend bij - ‘dat ik van tijd tot tijd hier zal mogen terugkomen!’

‘Kom zoo dikwijls je wilt, en onthoud vast, dat we den laatsten Dinsdag van iederen maand recipiëeren. We zullen u bij de familiën, die laten dansen, voorstellen, dan kun je overal komen. Maar geen Slijkers meer!’

Alexander boog uitermate gelukkig, doch met een flauw bewustzijn, dat er iets tot hem gezegd was, waarvan hij de ware beteekenis nog niet begreep:

‘Lucy!’ - vervolgde mevrouw Buys tot mejuffrouw Bokkerman No. 3 - ‘Vertel

eens aan meneer Wierincx, wie die Jane Slijkers eigenlijk is!’ ‘'n Coquet schepsel!’ - antwoorde de bedoelde dame, ‘maar

heel p i n t e r (knap) met heeren. Laatst op die bal in die Concordia danst zij met al de nieuwe officieren. In Samarang al vijf engagementen, en haar papa....’

‘Haar papa is een paar maal failliet gegaan’ - valt mevrouw Buys in, die op Alexanders gelaat eene zekere verwondering bespeurde over het zonderling spreken der jonge dame. - ‘Ik geloof niet, dat hij bij eenige fatsoenlijke familie in Batavia ontvangen wordt. De jongelui in het Marine-hotel gebruiken hem en zijne dochter tot een soort van amusement!’

Het knetteren van een rijtuig over het grind deed de dames eensklaps opzien. De drie grooteheeren waren opgestaan, en ijverig sprekend stond te midden van hen -de jonkheer Van Spranckhuyzen. De ou-de heer Bokkerman scheen veel vermaak in zijn gesprek te hebben, daar hij telkens uitbundig lachte. Maar hij had zijn rijtuig ontboden, en dit stond nu vóor de veranda te wachten. Aanstonds rezen ook de dames op. De beide partijen mengden zich nu voor 't eerst na het diner weêr ondereen. De gastheer trad oogenblikkelijk naar Alexander toe, en zei kortaf:

‘Morgen om acht uren wacht ik u op het kantoor in de stad!’

Toen Alexander een antwoord wilde geven, had de heer Buys zich al verwijderd, om de afscheidsplichtplegingen der dames Bokkerman te ontvangen.

Drie b a b o e s brengen wit zijden sjaals, en terwijl mevrouw Buys ieder der vier corpulente, Buitenzorgsche schoonen minzaam omhelst, wisselt zij snel een paar Maleische woorden met Moenah, die niemand verstaat. Er zijn intusschen nog twee rijtuigen voorgekomen. De heer Bokkerman rijdt weldra met zijn twee oudste dochters weg. Van Spranckhuyzen had wel vier armen gewenscht, om aan ieder der dames er een te kunnen aanbieden. Andermans neemt welwillend de twee jongste dames in zijn rijtuig. Ook Alexander en Van Spranckhuyzen nemen afscheid. De heer Buys knikt even met het hoofd, terwijl hij den handdruk der jongelieden flauw

woordt; zijne echtgenoote biedt gul hare fijne witte vingeren aan Alexander, en gunt ook den jonkheer een vluchtigen handdruk.

Zoodra ze vertrokken zijn, geeuwt de heer Buys zeer hoorbaar en vraagt: ‘Waar is juffrouw Van Weeveren?’

‘Moenah zegt, dat ze bij Marietje in de slaapkamer zit, omdat het kind den heelen avond gehuild heeft!’

Mr. Buys knikt daarop even tegen zijne echtgenoote, en verdwijnt door de binnengaanderij. Mevrouw Buys roept hare lijfmeid Alima, om haar bij 't ontkleeden te helpen. In haar met zeer goeden smaak en weelderig Indisch-europeesch gestoffeerd b o u d o i r aangekomen, zet ze zich voor haar rijk vergulden p s y c h é neêr, en aanschouwt ze zich zelve lang in den spiegel. Daarna kruist ze de armen over de borst en laat Alima haar kapsel losmaken.

‘De jonker is niet te vertrouwen’ - mompelt ze zacht - ‘maar Wierincx is vrij wel. Hij ziet er goed uit; knap - heel knap!’

Doch de heer Buys was de binnengaanderij doorgegaan, en had zich in de slaapkamer zijner kinderen begeven. Hij vond er de gouvernante, die het leelijke, ziekelijke meisje in de armen hield. Het kind was aan hare borst in slaap gevallen, terwijl duidelijke sporen van tranen op de magere, kleurlooze wangen zichtbaar waren. Hij sprak een oogenblik met de gouvernante, en menigeen, die hem slechts kende in zijne korte en ruwe manier van spreken, zou zich verwonderd hebben, wanneer hij hem daar zoo zacht, zoo gevoelvoel, zoo teeder bijna over het lijden van zijn kind had hooren fluisteren.

Intusschen voerde het rijtuig uit het Marine-hotel Alexander en Van Spranckhuyzen in snellen draf huiswaarts.

‘Vertel me nu eens spoedig’ - had Alexander gezegd die in eene bijzonder vroolijke stemming verkeerde - ‘waarom ik

de dames aan den praat moest houden, en wat je toch te spreken had met die gouvernante!’

Van Spranckhuyzen keek wrevelig voor zich, maar herstelde zich oogenblikkelijk. ‘'n Oude kennis uit Den Haag!’ - sprak hij snel. - ‘Ik bemerkte, dat zij haar incognito wilde bewaren, en verlangde daarom alleen met haar te zijn!’

‘Haar incognito? Is ze misschien een verkleede prinses?’

‘Neen, maar je begrijpt, dat ze niet weten wil, hoe ik haar vroeger in betere omstandigheden gekend heb. Ze schijnt het bij die familie Buys niet zeer aangenaam te vinden!’

‘Arm schepsel! Ze ziet er allerinteressantst uit. Misschien eene van je oude veroveringen?’

‘Bah! Ik moest haar over familiezaken spreken, en wilde niet hebben, dat die anderen het merken zouden!’

‘Nu, ik wil niet indiscreet worden. Maar je hebt eene goede keus gedaan! 't Is een beeldig mooi meisje!’

Van Spranckhuyzen antwoordde niet, maar hield zich schijnbaar druk bezig met het opsteken van eene nieuwe sigaar, terwijl hij in stilte overlegde, wat het hem baten zoude, zoo hij Alexander in dien waan liet. Hij had reeds zijne plannen voor de toekomst gevormd, en redenen genoeg om eene toenadering tusschen zijn vriend en de jonkvrouw Van Weeveren te vreezen. Hij kende Alexanders open, eerlijk gemoed, en verkoos bij zijn diplomatisch stilzwijgen te volharden. Zoo was hij het best verzekerd, dat er tusschen die jongelieden geene groote vertrouwelijkheid zou ontstaan. Alexander ziende, dat zijn vriend zweeg, begon aanstonds de ontvangst van mevrouw Buys hemelhoog te verheffen, waarbij Van Spranckhuyzen slechts eenige halve woorden voegde, om hem tot ruimere mededeelingen uit te lokken.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN