• No results found

4. Resultaten van casestudies

4.1 Kromme Rijn College

4.1.1 Observatie klas

De groep leerlingen bestond tijdens de observatie uit zes jongens. Het dramaspel dat is geobserveerd is het ja-en-nee-spel, waarbij de leerlingen elkaar in tweetallen mogen bevragen zonder de woorden ‘ja’ en ‘nee’ te gebruiken. De andere leerlingen vormen tijdens het spel het publiek. De dramales is een lesuur van 50 minuten. Het doel van het spel is dat de leerlingen elkaar leren kennen, leren zich te concentreren en leren respect voor elkaar te hebben. Het doel wordt door de docent expliciet benoemd voorafgaand aan de uitleg van het spel.

Het doel van de observatie was om te onderzoeken of de leerlingen productief, receptief en reflectief betrokken waren bij de dramales, zodat ze de 21e-eeuwse sociale en culturele vaardigheden konden aanleren. Tijdens de observatie waren de leerlingen actief betrokken bij het ja-en-nee-spel, doordat alle leerlingen meededen met de opdracht en geconcentreerd waren, als deelnemers aan het spel of als publiek. Tijdens het bevragen van elkaar zaten de leerlingen op twee tafels tegenover elkaar en het publiek achter hun eigen tafel. De leerlingen maakten regelmatig oogcontact met elkaar en toonden een open en soms strijdvaardige lichaamshouding. Ze wilden het spel winnen. Bij het ja-en-nee-spel werd de boodschap overgebracht door de ene leerling, waarbij de andere leerling geconcentreerd aan het luisteren was om de vraag goed te begrijpen. Verder gaven zij alleen antwoord op de vraag en accepteerden zij de vraag die werd gesteld. De communicatie verliep daardoor respectvol, ook omdat zij elkaar lieten uitpraten. Er werd aan het einde van de les niet gereflecteerd op het spel.

De leerlingen werden aan het begin van de observatie onrustig doordat de onderzoeker in het lokaal aanwezig was. De dramalessen vonden plaats in het leslokaal in plaats van in het dramalokaal, omdat de leerlingen het ontzettend spannend vonden, door de nieuw ontstane situatie. Dit uitte zich in het elkaar uitdagen

De docent stelde de onderzoeker aan het begin van de les voor aan de leerlingen en legde uit dat de onderzoeker een les kwam meedraaien. Na de introductie werd de klas rustiger en kon de docent de les verder uitleggen. Nadat ze de inhoud van de les had uitgelegd ging zij met de leerlingen van start. De docent plaatste de leerlingen in groepjes van twee tegenover het publiek en zij begeleidde het ja-en-nee-spel. De leerling die als eerste ‘ja’ of ‘nee’ zei viel af. Tijdens de observatie viel op dat de leerlingen erg competitief naar elkaar waren en eigenlijk niet in de gaten hadden dat ze op het podium zichzelf aan de groep presenteerden. Door middel van verbale communicatie, namelijk door het stellen van vragen, probeerden de leerlingen elkaar te doorgronden. Dit gebeurde ook op non-verbale wijze, door elkaar langdurig aan te staren en te wachten of de ander de vraag per ongeluk met ‘ja’ of ‘nee’ zou beantwoorden. De leerlingen dachten geconcentreerd na voordat zij een antwoord gaven. Dit was af te lezen aan hun gezichtsuitdrukking, zoals ogen die naar rechts omhoogschoten of een diepe frons op het voorhoofd. Enkele vragen die werden gesteld waren: Heb je broertjes of zusjes? Woon je in Utrecht? Ga je nog op vakantie? De gezichtsuitdrukking van de leerlingen was enthousiast en blij. Het herkennen en begrijpen van de non-verbale signalen was lastig en de docent bleef de leerlingen positief aanmoedigen tijdens het spel.

Tijdens de observatie van deze lessen was het duidelijk dat de leerlingen heel veel plezier aan het spel ontleenden, maar dat ze zich ook zeer onzeker voelden. Dat resulteerde bij een leerling in opstandig gedrag. Hij wilde eigenlijk weggestuurd worden, omdat hij de dramales niet wilde volgen. Sommige leerlingen reageerden daarop door hem uit te dagen en de docent gaf aan dat hij rustig moest blijven zitten op zijn plaats of anders naar de time- outplek moest gaan. Een time-outplek is een plek waar de leerlingen die druk worden, even tot rust kunnen komen.

4.1.2 Interview dramadocent

De geïnterviewde docent werkt sinds een aantal jaar als dramadocent aan het Kromme Rijn College. Ze heeft haar opleiding tot docent drama gevolgd aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Voordat zij werkzaam was op het Kromme Rijn College had ze een open sollicitatiebrief geschreven, waarin ze haar voorkeur voor het speciaal onderwijs had uitgelegd. De docent had niet eerder in het speciaal onderwijs gewerkt, maar ze heeft er een voorkeur voor ontwikkeld tijdens het schrijven van haar eindscriptie.

Haar eindonderzoek ging over dramalessen in het speciaal onderwijs. Zij werd na het sollicitatiegesprek meteen aangenomen. In de school is een dramalokaal gebouwd en het vak drama is in het curriculum opgenomen. De dramalessen worden niet iedere week gegeven, omdat de generieke vakken soms voorrang hebben. De docent geeft dramales in de vier onderbouwklassen. Dat doet ze samen met de muziekdocent in een blok culturele en

kunstzinnige vorming. Naast haar functie als dramadocent is ze mentor en voorzitter van het ontwikkelteam sociaal gedrag. Ze geeft aan dat drama in het eerste jaar vooral op

kunstzinnige oriëntatie gericht is.

Hierbij gaat het erom dat leerlingen zichzelf presenteren en elkaar leren kennen in de groep. Het publiek kijkt receptief naar het spel van hun groepsgenoten en ze doen dit

respectvol, waarbij zij diverse rollen ervaren, namelijk die van speler en die van publiek. Zo leren de leerlingen respect voor elkaar te hebben, en begrip voor visies van anderen. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van kleine opdrachten die de leerlingen moeten uitvoeren. De

opdrachten zijn klein en concreet omdat het zeer kwetsbare leerlingen betreft, voor wie bovendien drama helemaal nieuw is. Ze vinden het veelal eng om voor een groep te spelen. Volgens de docent is het soms ook moeilijk om de dramales te geven, bijvoorbeeld als de leerlingen hun dag niet hebben, of wanneer er van alles heeft plaatsgevonden op de dag voorafgaand aan de dramales. De docent geeft aan dat als een leerling niet wil meedoen, die een andere taak krijgt naast haar in de regie of in het publiek.

Reflecteren op het dramaspel is een onderdeel dat nog in ontwikkeling is, omdat de leerlingen alles letterlijk tot zich nemen en zich snel aangevallen voelen. Volgens de docent is het van belang dat zij altijd meespeelt met de opdrachten, omdat de leerlingen zich zeer kwetsbaar voelen en het vooral leuk vinden als zij meespeelt. Zij legt uit: “De leerlingen zijn kwetsbaar tijdens een dramales en ervaren dat niet altijd als prettig, maar als ik samen met de leerlingen meespeel, dan doen ze bijna altijd allemaal mee.” Het podium bevindt zich in het klaslokaal, omdat soms het lopen naar het dramalokaal een verdieping lager al heel spannend kan zijn. Daarmee bedoelt de docent dat het heel snel tussen leerlingen kan escaleren als ze van lokaal veranderen. De leerlingen werken met weekdoelen en kernwoorden. Een voorbeeld hiervan is het woord ‘samenwerken’. In het weekdoel wordt het woord ‘samenwerken’ uitgelegd aan de hand van de poster met de kernwaarden die alle leerkrachten in het lokaal hebben hangen. De leerlingen kunnen een beloning verdienen als ze zich aan het weekdoel houden.

Aan de hand van een poster met de regels rondom theater communiceren de leerlingen met elkaar tijdens de les. Een van die regels is: respect hebben voor elkaar en elkaars ideeën. De dramalessen zijn op dit moment nog niet geïntegreerd in de burgerschapslessen of

gekoppeld aan de persoonlijke ontwikkelplannen van de leerlingen. In samenwerking met het team en de directie werkt de docent eraan om dit op termijn wel te realiseren. Zij mag

hiervoor ook congressen in het buitenland bezoeken om te netwerken en om ideeën en inspiratie op te doen om de 21e-eeuwse vaardigheden te integreren in theatereducatie. In de klas worden de sociale situaties nog niet nagebootst door de leerlingen zelf, want, zo zegt de docent: “De leerlingen zijn nog te kwetsbaar om dergelijke sociale situaties te spelen en daarop te reflecteren.”

De sociale situaties speelt de docent alleen of samen met andere docenten, om vervolgens met de leerlingen in debat te gaan vanuit een stelling. Een voorbeeld van een spel om een sociale situatie te oefenen is het spel ‘alle voeten van de vloer’. Daarbij moeten de leerlingen samenwerken en zelf de taken verdelen, zoals bij het ja-en-nee-spel: wie begint er, en hoe help je elkaar om als eerste op een tafel te zitten, zodat je niet overblijft.

4.1.3 Interview leerlingen

De leerlingen vinden de lessen wisselend leuk en geven aan dat zij niet iedere week drama krijgen. De leerlingen weten niet of hun zelfvertrouwen groeit door het volgen van het vak drama. De helft van de leerlingen geeft zelf aan dat zij drama leuk vinden en de andere helft vindt het niet leuk, maar ze spelen wel allemaal mee, waardoor ze er nog niet echt aan gewend zijn geraakt. De leerlingen geven aan dat ze verschillende spellen spelen tijdens de dramalessen, maar het ja-en-nee-spel vinden ze een van de leukste spellen om te doen tijdens de dramales. De leerlingen verdelen de taken door aan elkaar te vragen wie er begint met het stellen van vragen. Het samenwerken en het verdelen van de taken gaat vanzelf, omdat de leerlingen zo snel mogelijk van start willen gaan met dit spel. Als de docent een rol speelt vinden de leerlingen dat leuk om te zien, vooral als zij dat samen met andere collega’s doet. 4.1.4 Conclusie

Op het Kromme Rijn College is de directie in samenwerking met de dramadocent volop bezig met de ontwikkeling om burgerschap en de sociale en culturele vaardigheden te integreren in het onderwijs en het curriculum.

Voor de leerlingen blijft het een uitdaging om de dramalessen te volgen, omdat ze alles letterlijk nemen en zich daardoor snel aangevallen voelen door medeleerlingen. De leerlingen voelen zich kwetsbaar tijdens de dramalessen en denken al heel snel dat ze uitgelachen worden of dat ze niet worden gerespecteerd tijdens de dramalessen. Dit komt omdat ze moeite hebben met het (h)erkennen van de meningen van andere leerlingen. Daardoor is het aanleren van sociale en culturele vaardigheden voor deze groep leerlingen een enorme uitdaging, maar niet onmogelijk volgens de docent.162

De leerlingen zijn actief betrokken bij het dramaspel en tonen als publiek tijdens het spel een receptieve houding. Er is nog geen sprake van het reflecteren op elkaar tijdens het spel; wel complimenteert de docent de leerlingen als er goed wordt samengewerkt. Het Kromme Rijn College doorloopt nu een ontwikkeling waarbij gekeken wordt hoe theatereducatie kan worden gekoppeld aan persoonlijke ontwikkelingsplannen van de leerlingen en kan worden ingezet voor het aanleren van de 21e-eeuwse sociale en culturele vaardigheden.

4.2 Het Park College

4.2.1 Observatie klas

De observatie van de dramales vond plaats in een klein theaterzaaltje op het terrein van het Park College. De groep leerlingen bestond tijdens de observatie uit drie meisjes van de onderbouw. Voordat de les begon, besprak de dramadocent kort de regels en gaf zij aan dat de leerlingen respect voor elkaar moesten hebben en dat dit ook de basis vormde van het

rolinterview dat de leerlingen hadden gemaakt. Een rolinterview is een vraaggesprek om spelinformatie over een rol te verzamelen; het is een techniek voor de opbouw van een rol. Wat opviel is dat de leerlingen elkaar tijdens het samenwerken op een positieve manier van feedback voorzagen. Ze waren actief betrokken bij het rolinterview en het spelen. Een voorbeeld hiervan is dat zij elkaar hielpen met het ontwerpen van het rolinterview.

Tijdens de dramales begonnen de leerlingen eerst met het doorspreken van de personages van het rolinterview die gebaseerd waren op het toneelstuk ‘De drie zusters’ van Tsjechov, maar vertaald zijn naar de hedendaagse maatschappij.

Op basis van het toneelstuk dat de leerlingen zelf vormgaven, vulden ze in wat de naam van hun personage was en welke eigenschappen en welk beroep het personage had. Bij de observatie viel op dat de leerlingen niet verlegen waren en goed oogcontact met elkaar maakten tijdens het spelen van een scène met elkaar. Ze bleven elkaar inspireren op basis van de eigenschappen die een van de zusters zou kunnen aannemen. De leerlingen hadden al eerder dramalessen gevolgd en dat was merkbaar, omdat ze zich meteen openstelden en aan de slag gingen met het voorbereiden van het rolinterview.

Na het rolinterview speelden de leerlingen in groepjes van twee hun rol verkennend, en probeerden zij uit wat wel werkte naar aanleiding van het rolinterview en wat geschrapt diende te worden. Het publiek stelde zich zowel receptief op door aandachtig te kijken, als reflectief door elkaar van positieve feedback te voorzien. De leerlingen waren in het begin niet enthousiast, maar naarmate de les vorderde werden ze enthousiaster. Ze durfden te spelen en elkaar op een vriendelijke manier te corrigeren.

4.2.2 Interview dramadocent

De docent werkt sinds een aantal jaar als dramadocent. Zij is via een detacheringsbureau op het Park College terechtgekomen. Ze heeft de regisseursopleiding gevolgd aan het voormalig Rotterdams Centrum voor Theater, dat tegenwoordig Theaterfabriek Rotterdam heet.

Daarnaast doet ze allerlei verschillende projecten op het gebied van drama-onderwijs. Het vak drama is dit jaar als pilot van start gegaan op het Park College. Op het schoolcomplex zijn een theaterzaal en verschillende ruimtes aanwezig waar de docent met de leerlingen kan oefenen. De docent geeft les aan de onderbouw en heeft een groep van maximaal zes leerlingen van het Park College. Als een leerling niet wil meedoen met een les, gaat ze met hem of haar in gesprek en vraagt wat er aan de hand is. Soms kan ze de leerling weer betrekken bij de les maar soms ook niet.

De docent stelt dat er niet specifiek wordt geoefend voor het aanleren van de 21e- eeuwse vaardigheden. Haar stelling is: “De 21e-eeuwse vaardigheden oefen je automatisch tijdens een dramales.” De docent stelt dat het vak drama kan worden ingezet om dit soort vaardigheden te trainen. Volgens haar hebben de leerlingen respect voor elkaar, omdat zij altijd aangeeft dat ze het niet met elkaar eens hoeven te zijn over hoe een rol is vormgegeven en wordt gespeeld, maar dat ze elkaars input wel moeten respecteren. Ze beleven daar veel plezier aan, als ze eenmaal over de drempel heen zijn om met de dramalessen te beginnen.

De specialiteit van de docent is dat zij in staat is om leerlingen met elkaar te verbinden en om met de leerlingen samen te werken richting een eindvoorstelling. De opvoering van het toneelstuk ‘De drie zusters’ is afhankelijk van het aantal leerlingen dat overblijft, omdat sommige leerlingen niet meer komen. Dat is niet de bedoeling. Onduidelijk voor de docent is of leerlingen die bij de dramales ontbreken, ook de rest van de schooldag afwezig zijn.

Toewerken naar een eindvoorstelling is lastig als leerlingen niet meer komen. Tot aan de vorige dramales waren er nog vier leerlingen die de les structureel volgden. De docent geeft tijdens de instructies aan het begin van de les aan wat het leerdoel van de betreffende dramales is. Het leerdoel was om samen te werken en het rolinterview in te vullen, om

vervolgens de personages op basis van het uitgewerkte rolinterview uit te proberen. Omdat dit theaterproject in de kinderschoenen staat, is het vak drama nog niet gekoppeld aan de

persoonlijke ontwikkelplannen van de leerlingen. Volgens de docent worden de sociale situaties automatisch geoefend, omdat de leerlingen in groepjes de rolinterviews moeten oefenen. De leerlingen houden tijdens het spelen rekening met de sociale conventies die tijdens de interacties gelden. Er is volgens de docent op het gebied van sociale en culturele vaardigheden die geïntegreerd zijn met theater, nog onvoldoende geoefend om een

uitgesproken mening te kunnen hebben over de effectiviteit van de dramalessen als het gaat om het aanleren van de 21e-eeuwse sociale en culturele vaardigheden.

4.2.3 Interview leerlingen

In het interview geven de leerlingen aan dat ze het vak drama leuk vinden, maar niet altijd veel zin hebben om ermee te beginnen. De precieze reden is onduidelijk voor de docent; het kan zijn dat er op die dag iets is gebeurd of dat ze gewoon geen zin hebben om te spelen. Ze krijgen nog maar kort dramalessen. Wat ze wel leuk vinden is de vrijheid die ze krijgen om hun personage met elkaar en met de docent gestalte te geven. Ze spelen de personages met elkaar en voor elkaar en geven elkaar feedback. De leerlingen zeggen dat hun mening afhankelijk is van de bui die ze op die dag hebben. Ze vinden het goed om feedback te ontvangen, omdat ze vinden dat ze daar alleen maar van kunnen leren en leren elkaar meer te respecteren.

Een leerling stelt: “Dat je weet dat je niet wordt uitgelachen en dat iedereen elkaar wil helpen. De leerlingen respecteren elkaar door naar elkaar te luisteren.” Twee leerlingen geven aan dat ze meer zelfvertrouwen krijgen om zichzelf te presenteren. Dit betreft de leerlingen die al eerder dramalessen op school hebben gehad.

Ten aanzien van het onderdeel samenwerken vinden de leerlingen het leuk om tot een personage te komen en vervolgens een scène uit te werken.

4.2.4 Conclusie

Bij het Park College zijn de burgerschapslessen in ontwikkeling. De schoolleiding is daarvoor zelf op zoek gegaan naar een dramadocent, door eerst advertenties te plaatsen en vervolgens een detacheringsbureau in te schakelen. Het blijkt dat niet alle leerlingen de dramalessen als positief ervaren; sommige leerlingen zijn afgehaakt en volgen de lessen niet langer. De leerlingen die de dramalessen wel als positief ervaren, vertellen dat dit komt doordat ze de mogelijkheid krijgen om te exploreren en in een andere rol te stappen. De leerlingen geven aan dat het voor hen tijdens het rolinterview leuk is om een eigen personage te creëren en te spelen. Het geeft een gevoel van zelfvertrouwen, omdat het personage zelf ontworpen is. Als de leerlingen een personage spelen, zijn de sociale situaties geïntegreerd in de rolinterviews. De leerlingen zijn actief, receptief en reflectief bij de dramales betrokken. De sociale situaties waarmee wordt gewerkt, worden niet expliciet vooraf benoemd. De integratie van het vak drama in het curriculum als middel om 21e-eeuwse vaardigheden aan te leren, staat nog in de kinderschoenen. De dramalessen op het Park College bevinden zich nog in de fase van een