• No results found

Organisatie: Zoogdiervereniging Invuller: Johan Thissen

Favourable Reference Population (FRP)

1. Was de populatiegrootte in 1994 groot genoeg voor het waarborgen van een duurzame populatie?

nee

Argumentatie:

De noordse woelmuis komt voor in een aantal deelgebieden.

In 1994 was vooral in Friesland het aantal Noordse woelmuizen al zo laag geworden, dat hij op veel plekken al niet meer gevangen kon worden (ondanks de goede methodiek). Dit betekent dat de populatiegrootte zo klein was, dat het duurzaam voortbestaan van de soort in Friesland in die regio twijfelachtig was. Ook in de andere deelgebieden is dit fenomeen zichtbaar. Voor het Deltagebied geldt dat in Noord- en Zuid-Beveland en de Hoekse waard het aantal ook gevaarlijk laag was. Hetzelfde deed zich voor in het Utrechtse veenweidegebied. In 1994 was Schouwen voor de noordse woelmuis nog wel goed, maar in december 2010 blijkt dat de soort hier flink achteruit is gegaan (La Haye & Drees, 2004; Koelman, 2007). Op Texel was de situatie in 1994 nog wel gunstig, omdat het aandeel aardmuizen (een concurrent van de noordse woelmuis) toen nog vrij klein was (Broekhuizen et al., 1992).

Samenvattend wordt de populatiegrootte in heel Nederland in 1994 als niet duurzaam beschouwd, omdat in een groot deel van het range de dichtheden als te laag worden ingeschat door de expert.

2. Argumentatie voor het vaststellen van de FRP (alleen als antwoord op vraag 1 nee is)

Om duurzaam te zijn wordt door de experts ingeschat dat er in een kilometerhok minimaal 1000 volwassen noordse woelmuizen moeten voorkomen (Bekker & Thissen, pers. med.). Om in 77 hokken van tien bij tien kilometer (de verspreiding in 1994, zie FRR) duurzaam voor te komen, moet 25% van de kilometerhokken bezet zijn. Dat leidt tot een aantal van 1,925 miljoen volwassen noordse

woelmuizen.

3. FRP (in aantal volwassen individuen).

1,925 miljoen

Favourable Reference Range (FRR)

4. Was de verspreiding in 1994 genoeg voor het waarborgen van een duurzame populatie?

ja

Argumentatie:

In 1994 was de geografische spreiding gewaarborgd in vijf deelgebieden: Friesland, Texel, Noord- Holland Noord, Noord-Holland ten zuiden van het Noordzeekanaal, en de delta tot en met de Biesbosch. Wel waren de aantallen in sommige deelgebieden te laag (zie FRP).

5. Argumentatie voor het vaststellen van de FRR (alleen als het antwoord op vraag 4 nee is) 6. FRR

Extra vragen

7. Wat moet er in Nederland gebeuren om deze FRR (range) en FRP (populatie) te bereiken of te behouden?

Om de FRR en FRP te bereiken zal in alle deelgebieden, met uitzondering van Noord-Holland Noord, waar de aardmuis niet voorkomt, extra moerasgebied gecreerd moeten worden dat door een hoge waterstand of hoge dynamiek ongeschikt is voor de aardmuis. Met uitzondering van Texel en Noord- Holland Noord geldt voor alle deelgebieden dat het negatieve effect van de aardmuis op de noordse woelmuis in de randen van de deelgebieden het best zichtbaar is. In het verleden zijn natuur-

ontwikkelingsprojecten soms bijzonder succesvol gebleken voor de noordse woelmuis, bijvoorbeeld de zuidkust van Schouwen-Duiveland en de Alde Feanen. Het is van groot belang dat waterschappen gaan streven naar een meer natuurlijk peilbeheer met dynamische fluctuaties in poldergebieden. Dit geldt ook voor de agrariers die dit samen met de waterschappen zouden kunnen verwezenlijken.

8. Is de soort gevoelig voor klimaatsverandering?

Er zijn geen publicaties over het effect van klimaatverandering op de noordse woelmuis. Hij komt niet voor ten zuidwesten van onze deltapopulatie of in de aangrenzende gebieden ten oosten van Friesland (bv. Groningen of Noord-Duitsland). Het is dus een geïsoleerd voorkomende, endemische ondersoort van een soort met Europees een boreale verspreiding. Dat maak hem in potentie gevoelig voor een klimaatverandering.

Referenties

Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk, J.B.M. Thissen (1992). Atlas van de Nederlandse zoogdieren. KNNV uitgave, Utrecht.

Koelman, R.M. (2007). Handleiding inventarisatie noordse woelmuis m.b.v. inloopvallen. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.

La Haye, M. & Drees, J.M. (2004). Beschermingsplan Noordse woelmuis. Ministerie van LNV, Den Haag. Nieuwenhuizen, W., La Haye, M.J.J. en Mertens, F. (2000). De noordse woelmuis in Fryslan; naar een

Otter (Lutra lutra)

Organisatie: Alterra Wageningen UR

Invullers: Dennis Lammertsma en Loek Kuiters

Favourable Reference Population (FRP)

1. Was de populatiegrootte in 1994 groot genoeg voor het waarborgen van een duurzame populatie?

nee

Argumentatie:

In 1988 werd in Friesland de laatste otter doodgereden. In 2002 is een herintroductie gestart in Nederland. Er waren in 1994 dus helemaal geen otters in Nederland aanwezig.

2. Argumentatie voor het vaststellen van de FRP (alleen als antwoord op vraag 1 nee is)

Lammertsma et al. (2008) beschrijven dat, rekening houdend met inteeltdepressies en

verkeersmortaliteit, voor een duurzame populatie van de otter minimaal 400 volwassen dieren nodig zijn in Nederland. Dit aantal wijkt dus af van het aantal in Kader 1, maar omdat hiervoor

onderzoeksgegevens beschikbaar zijn, is hiervan afgeweken.

3. FRP (in aantal volwassen individuen).

400

Favourable Reference Range (FRR)

4. Was de verspreiding in 1994 genoeg voor het waarborgen van een duurzame populatie?

nee

Argumentatie:

In 1988 werd in Friesland de laatste otter doodgereden. In 2002 is is een herintroductie gestart in Nederland.

5. Argumentatie voor het vaststellen van de FRR (alleen als het antwoord op vraag 4 nee is)

De oorzaken voor achteruitgang liggen onder andere in verhoogde mortaliteit door verkeerssterfte, sterfte in visfuiken, afname habitat, jacht, vervolging, versnippering van habitat door infrastructuur en verlaagde reproductie door milieuverontreiniging. De draagkracht binnen 10x10 kilometerhokken en de kans op duurzaam voorkomen van de otter daarin hangt af van de kwaliteit van het leefgebied. Om 400 otters duurzaam te kunnen laten voorkomen moet een groot deel van Nederland bevolkt zijn: Friesland, Wieden, Weerribben, Overijsselse Vecht, IJsseldal + Oude IJssel, Maas, Rijntakken, de Linge, Biesbosch, laagveengebieden in Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrechtse veenweidegebieden, Veluwe randmeren en alle stroomgebieden van beken in Oost- en Zuid-Nederland. Dit komt overeen met de historische verspreiding (Broekhuizen et al., 1992).

6. FRR

Distribution: 176 hokken van 10x10 km; Range: 187 hokken van 10x10 km

Extra vragen

7. Wat moet er in Nederland gebeuren om deze FRR (range) en FRP (populatie) te bereiken of te behouden?

Terugdringen van het aantal verkeersslachtoffers door het nemen van mitigerende maatregelen, terugdringen van inteelt door gerichtte bijplaatsing en het aanleggen van verbindingzones naar naburige otterpopulaties in Duitsland, terugdringen van sterfte in visfuiken door de visfuiken aan te

passen, aanpassen van de beschermingsstatus door gebieden voor de soort aan te melden in Brussel (Kuiters et al., 2011).

8. Is de soort gevoelig voor klimaatsverandering?

Verwacht wordt dat de otter niet gevoelig is voor klimaatsverandering, omdat de otter een verspreiding heeft door heel Eurazie, inclusief Zuid-Europa (Mitchel-Jones et al., 1999).

Referenties

Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk, J.B.M. Thissen (1992). Atlas van de Nederlandse zoogdieren. KNNV uitgave, Utrecht.

Kuiters, A.T., D.R. Lammertsma, H.A.H. Jansman en H.P. Koelewijn (2011). Status van de Nederlandse otterpopulatie na herintroductie. Kansen voor duurzame instandhouding en risico’s van uitsterven. Alterra Wageningen UR. Alterra-rapport 2262. 54 blz..

Lammertsma, D.R., F.J.J. Niewold, H.A.H. Jansman, H.P. Koelewijn en A.T. Kuiters (2008). Kansen voor de otter in de regio Nieuwkoopse Plassen – Reeuwijkse Plassen – Krimpernerwaard: een haalbaarheidstudie. Wageningen, Alterra Wageningen UR, Alterra-rapport 1822. 101 blz.; 8 fig.; 7 tab.; 100 ref.

Mitchell-Jones, A.J., G. Amori, W. Bogdanowicz, B. Kryštufek, P.J.H. Reijnders, F. Spitzenberger, M. Stubbe, J.B.M. Thissen, V. Vohralík & J. Zima (red.) (1999). The Atlas of European Mammals. Poyser, London.

4.3

Reptielen