• No results found

Organisatie: Stichting Reptielen, Amfibieën en Vissenonderzoek Nederland (RAVON) Invuller: Jan Kranenbarg en Arthur de Bruin

Favourable Reference Population (FRP)

1. Was de populatiegrootte in 1994 groot genoeg voor het waarborgen van een duurzame populatie?

ja

Argumentatie:

De grote modderkruiper kwam in 1994 naar schatting in 1.000 tot 2.000 kilometerhokken voor (schatting op basis RAVON databestand in relatie tot onderzoeksinspanning per fysisch geografische regio). Op basis van literatuur (Meyer & Hinrichs., 2000; Van der Winden et al., 2002; Spikmans et

al., 2008; Ottburg et al., in prep.) en expert judgement wordt ingeschat dat per kilometerhok,

afhankelijk van de hoeveelheid geschikt habitat 50 tot 1.000 volwassen grote modderkruipers aanwezig zijn. Door vermenigvuldiging van het aantal geschatte kilometerhokken met het aantal geschatte adulte individuen per km-hok wordt geschat dat er in Nederland rond 1994 tussen de 50.000 en 2 miljoen volwassen grote modderkruipers aanwezig waren. Ervan uitgaand dat er 1.000 volwassen dieren voor een duurzame populatie nodig zijn, kan aangenomen worden dat er in Nederland in ieder geval rond de 50 duurzame populaties aanwezig waren. Dit is voldoende voor het duurzaam voortbestaan van de grote modderkruiper in Nederland.

Toelichting dichtheid:

• Zouweboezem (Spikmans et al., 2008): 11 dieren per 50 m sloot . Dit is 220 dieren per km-sloot • Zouweboezem (Van der Winden et al., 2002) 0.15-0.64 dieren per meter sloot. Dit is 150 tot 540

dieren per km sloot.

• Kampen (Ottburg, Alterra Wageningen UR - mondelinge mededeling): 695 dieren per 1 km sloot. • Duitsland (Meyer & Hinrichs, 2000): 0.63 dieren per meter sloot. Dit is 630 dieren per km sloot. De getallen bij de toelichting betreffen gevangen dieren waarvan niet altijd alles 100% is afgevist Het betrof hier een optelling van zowel juveniele en adulte dieren. De beschreven gebieden hebben een zeer hoge geschiktheid voor de grote modderkruiper. In de praktijk komt de grote modderkruiper vaak maar in één of enkele sloten per kilometerhok voor en is het habitat vaak suboptimaal.

2. Argumentatie voor het vaststellen van de FRP (alleen als antwoord op vraag 1 nee is) 3. FRP (in aantal volwassen individuen).

50.000 tot 2 miljoen

Favourable Reference Range (FRR)

4. Was de verspreiding in 1994 genoeg voor het waarborgen van een duurzame populatie?

ja

Argumentatie:

De grote modderkruiper kwam in 1994 naar schatting in 1.000 tot 2.000 kilometerhokken verspreid over het gehele land voor (schatting op basis RAVON databestand in relatie tot onderzoeksinspanning per fysisch geografische regio), in totaal in 147 10x10 km-hokken. Mede gezien de gemeten

hoeveelheden vissen in elk hok is dit voldoende voor het duurzaam voortbestaan van de grote modderkruiper in Nederland.

5. Argumentatie voor het vaststellen van de FRR (alleen als het antwoord op vraag 4 nee is) 6. FRR

Extra vragen

7. Wat moet er in Nederland gebeuren om deze FRR (range) en FRP (populatie) te bereiken of te behouden?

In 2010 lijkt de range kleiner dan in 1994, met name in de moerasgebieden van beken blijkt de soort achteruit te gaan. De grote modderkruiper is een soort die strenge eisen stelt aan zijn leefmilieu en de habitat waarin hij voorkomt. Hij komt oorspronkelijk voor in de overstromingsvlaktes van rivieren en beken, waar hij leeft in wateren in een verregaande staat van verlanding. In de loop der eeuwen zijn deze habitats ingepolderd en in de tweede helft van de 20ste eeuw door ruilverkaveling sterk

aangetast, waardoor de grote modderkruiper op veel plaatsen verdwenen is. De resterende populaties zijn relicten van de oorspronkelijke populaties. Hierdoor is de grote modderkruiper erg gevoelig voor veranderingen in het landschap.

Binnen Natura 2000 gebieden waar de soort voorkomt is veelal geen informatie aanwezig over populatiegrootte van de grote modderkruiper. Ook wordt het beheer vaak niet specifiek op de soort afgestemd. Binnen deze gebieden moet de staat van instandhouding worden gemonitord. Meer dan 60% van de bekende verspreiding van de grote modderkruiper valt buiten de Natura 2000 begrenzing (De Bruin en Kranenbarg, 2009). Voor het behouden van een landelijke gunstige staat van

instandhouding voor de grote modderkruiper is het noodzakelijk dat de locaties waar de soort voorkomt in extensief beheerde agrarische gebieden bewaard blijven. Bij grote ingrepen in het landschap (bv. woningbouw en infrastructuur) dienen met name in poldergebieden naast goed uitgevoerde natuurtoetsen op een juiste manier gemitigeerd en gecompenseerd te worden. Voor waterschappen die deze doelsoort in hun gebied hebben, geldt dat zij een visie in de vorm van een polderplan moeten opstellen waarin wordt weergegeven waar zich de hotspots van deze soort bevinden en hoe zij hiermee omgaan in het beheer en onderhoud (uitvoeren van gefaseerd beheer in tijd en ruimte). Tenslotte dient er ook aandacht te zijn voor grote modderkruiper populaties die voorkomen in uiterwaarden in relatie tot rivierverruimende werkzaamheden.

8. Is de soort gevoelig voor klimaatsverandering?

De grote modderkruiper heeft in de Atlantische regio van Noordwest-Europa een beperkte range. In deze zone vindt de soort zijn kerngebied in Nederland en komt beperkt voor in België, Noord-Frankrijk en Noord-Duitsland. De range voor heel Europa is beduidend groter, maar hier gaat het voornamelijk om verspreiding in landklimaat. Deze range is als volgt: vanuit Noord-Nederland loopt de noordgrens via Noord Duitsland en Polen tot aan het Oeral gebergte. De zuidgrens loopt via de Kaspische en Zwarte zee richting Kroatië en Noord-Italië en via de Alpenlanden door Frankrijk naar Nederland (Kottelat & Freyhof, 2007). Opvallend is dat de grote modderkruiper in de Atlantische regio niet in Zuid Europa voorkomt. Daarom neemt de expert aan dat deze soort het bij een verdere opwarming moeilijk zal gaan krijgen in Nederland. Daarbij kan gedacht worden aan het verdwijnen van

overgangsgradiënten waarin de larven van de grote modderkruiper opgroeien door toename van de verdamping, alsook extreme droogteperiodes.

Referenties

Bruin, A. de & Kranenbarg J. (2009). Fossiel uit een dynamisch deltagebied. Verspreiding en achteruitgang van de grote modderkruiper in een historisch perspectief & aanbevelingen voor het behoud van deze soort, Stichting RAVON, Nijmegen.

Gooswilligen, J.M. van & T.H. de Jong (2008). Ecologische begeleiding baggerwerkzaamheden Over Betuwe Oost. Bureau Viridis, Culemborg

Kottelat, M. & Freyhof, J. (2007). Handbook of European Freshwater Fishes. Kottelat, Cornol, Switzerland and Freyhof, Berlin, Germany.

Meyer, L. & Hinrichs D. (2000). Microhabitat preferences and movements of the weatherfish, Misgurnus fossilis, in a drainage channel. Enviromental Biology of Fishes 58 , 297-306.

Spikmans F., Jong de T., Ottburg F. & Kranenbarg J. (2008). Methodiek en richtlijnen voor

verspreidingsonderzoek naar bittervoorn, kleine modderkruiper en grote modderkruiper. Een rapportage van RAVON i.s.m. RAVON werkgroep Poldervissen & het CBS.

Winden J. van der., Krijgsveld K., Eekelen R. van & Soes D. M. (2002). Het succes van de Zouweboezem als foerageergebied voor purperreigers. Bureau Waardenburg.