• No results found

Organisatie: De Vlinderstichting Invuller: Irma Wynhoff

Favourable Reference Population (FRP)

1. Was de populatiegrootte in 1994 groot genoeg voor het waarborgen van een duurzame populatie?

nee

Argumentatie:

Groenendijk & Van Swaay (2005) schatten de populatiegrootte in 1994 in op ongeveer 800

exemplaren. Dit was echter het jaar waarin de Brabantse populatie op zijn top was, de jaren daarna nam het aantal vlinders sterk af en rond 2000 was hij zo goed als verdwenen uit ons land. Het donker pimpernelblauwtje leeft gemiddeld ongeveer 2 tot 3 dagen, terwijl de vliegtijd meestal rond vier weken duurt. Door de beperkte effectieve populatiegrootte werkt dit genetische verarming in de hand. Ook kunnen de fluctuaties tussen jaren behoorlijk zijn. Om dit op te vangen is een populatiegrootte van enkele duizenden vlinders per jaar noodzakelijk (Kader 1, p. 21).

2. Argumentatie voor het vaststellen van de FRP (alleen als antwoord op vraag 1 nee is)

Een duurzame metapopulatie bevat minimaal enkele duizenden exemplaren (Kader 1; Anton et al., 2006; Nowicki et al., 2007). Voor een goede geografische spreiding en calamiteitenspreiding zijn minimaal twee van deze populaties nodig. Deze zouden 5000-10.000 exemplaren moeten bevatten.

3. FRP (in aantal volwassen individuen).

5000-10.000

Favourable Reference Range (FRR)

4. Was de verspreiding in 1994 genoeg voor het waarborgen van een duurzame populatie?

nee

Argumentatie:

Groenendijk & Van Swaay (2005) geven aan dat in 1994 de soort slechts op 1 plaats voorkwam met een populatie van ongeveer 800 exemplaren. Dit was echter het jaar waarin de Brabantse populatie op zijn top was, de jaren daarna nam het aantal vlinders sterk af en rond 2000 was hij zo goed als verdwenen uit ons land. De fluctuaties tussen jaren behoorlijk kunnen zijn. Het voorkomen op slechts één locatie kan daarom niet als duurzaam beschouwd worden.

5. Argumentatie voor het vaststellen van de FRR (alleen als het antwoord op vraag 4 nee is)

Het donker pimpernelblauwtje is een soort die overleeft op kleine habitatstukjes binnen een

metapopulatie. Er moeten dus verspreid over een groot gebied veel stukjes leefgebied aanwezig zijn. Daarnaast moeten er minimaal twee van dit soort metapopulaties in Nederland voorkomen om een duurzaam voortbestaan van deze soort op lange termijn te waarborgen. De minimumrange voor deze soort bestaat daarom uit twee hokken van 10x10 km in Midden-Brabant en vier hokken in Midden- Limburg.

6. FRR

Extra vragen

7. Wat moet er in Nederland gebeuren om deze FRR (range) en FRP (populatie) te bereiken of te behouden?

Op dit moment is er alleen in Midden-Limburg een kleine populatie aanwezig. Wellicht is er enige uitwisseling met de naburige Duitse populatie, maar dit is nog niet aangetoond. Bovendien is die ook bijzonder klein. Voor duurzaam behoud in Nederland dient de verspreiding rond de bestaande

populatie uitgebreid te worden. Daarbij moet ook aandacht zijn voor percelen met geschikt leefgebied, zodat de soort niet alleen op uiterst kwetsbare wegbermen voorkomt. Het huidige leefgebied in Midden-Limburg dient veilig gesteld te worden door beheersafspraken en door uitbreiding met nieuw leefgebied. Vooral ontwikkeling van oppervlaktes leefgebied met veel interne randen verlaagt de uitsterfkans van de bestaand populatie. Daarnaast moet een tweede populatie in Midden-Brabant gesticht worden. Er zijn mogelijkheden voor de ontwikkeling van een metapopulatie in het Natura 2000 gebied Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek. Door al het onderzoek van de afgelopen twintig jaar is goed bekend wat hier is misgegaan, zodat de overlevingskansen na een tweede herintroductie een stuk hoger zijn. In Midden Brabant kan een tweede metapopulatie worden

ontwikkeld in natuurgebieden binnen Natura 2000 en op de wegbermen en slootkanten ertussen. Deze maatregelen zijn nog niet opgenomen in bestaand beleid.

8. Is de soort gevoelig voor klimaatsverandering?

Settele et al. (2008) hebben het effect van verschillende klimaatscenario’s op klimaatenveloppen per soort bekeken. Ze laten zien dat de toekomst van het donker pimpernelblauwtje in Nederland er slecht uitziet na een klimaatopwarming. De soort komt ook niet voor in NW Frankrijk. Door een aangepast beheer kan de soort echter lang overleven.

Referenties

Anton, C., Musche, M., Hula, V. & Settele, J. (2008). Myrmica host-ants limit the density of the ant- predatory large blue Maculinea nausithous. J. Insect Conserv. 12, 511-517.

Hovestadt, T. & Nowicki, P. (2008). Investigating movement within irregularly shaped patches: analysis of mark-release-recapture data using randomization procedures. - Israel Journal of Ecology & Evolution 54, 137-154

Nowicki, P.; Bonelli, S.; Barbero F. & Balletto, E. (2009). Relative importance of density-dependent regulation and environmental stochasticity for butterfly population dynamics. - Oecologia 161 (2), 227- 239

Nowicki, P., Pepkowska, A., Kudlek, J., Skorka, P., Witek, M., Settele, J. & Woyciechowski, M. (2007). From metapopulation theory to conservation recommendations: Lessons from spatial occurrence and

abundance patterns of Maculinea butterflies. Biol. Conserv. 140, 119-129.

Nowicki, P., Witek, M., Skorka, P., Settele, J. & Woyciechowski, M. (2005). Population ecology of the endangered butterflies Maculinea teleius and M. nausithous and the implications for conservation. Popul. Ecol. 47, 193-202.

Settele, J.; Kudrna, O.; Harpke, A.; Kühn, I.; Swaay, C. van; Verovnik, R.; Warren, M.; Wiemers, M.; Hanspach, J.; Hickler, T.; Kühn, E.; Halder, I. van; Veling, K.; Vliegenthart, A.; Wynhoff, I.; Schweiger, O. (2008). Climatic risk atlas of European butterflies. Biorisk 1

Van Langevelde, F. & I. Wynhoff (2009). What limits the spread of two congeneric butterfly species after their reintroduction: quality or spatial arrangement of habitat? Animal Conservation 12: 540-548. Wynhoff, I (2001). At home on foreign meadows. Dissertatie Departement Omgevings-wetenschappen,

Wageningen Universiteit en Research Centrum.

Wynhoff, I., M. Grutters & F. Van Langevelde (2008). Looking for the ants: selection of oviposition sites by two myrmecophilous butterfly species. Animal Biology 58: 371–388.