Noord Nederlands Orkest
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in haar
voornemensbrief van 10 juni 2020 de mogelijkheid geboden om te reageren op eventuele feitelijke onjuistheden in het advies van de Raad voor Cultuur van 4 juni jl. De reactie van Stichting Noord Nederlands Orkest (hierna:
Noord Nederlands Orkest) is voorgelegd aan de raad, met het verzoek om te bezien of deze aanleiding geeft het advies over de aanvraag te herzien. In dit aanvullende advies reageert de raad op de gemelde feitelijke onjuistheden.
Andere reacties dan feitelijke onjuistheden laat de raad buiten beschouwing.
In een reactie op het advies stelt het Noord Nederlands Orkest vragen bij de wijze waarop de raad de eigen inkomsten heeft berekend, die afwijkt van de gebruikelijke bepaling van dit percentage. De raad kwalificeert de eigen inkomstenpercentages in 2017 en 2018 van respectievelijk 22 en 21 procent als ‘aan de lage kant’, terwijl het orkest volgens de gebruikelijke berekening met ruim 30 procent boven de norm zat.
Het klopt dat de raad voor de periode 2021 – 2024 een andere
rekenmethode heeft gebruikt dan voorheen. Om de financiële gezondheid van aanvragers te beoordelen, heeft de raad gekeken naar de financiële indicatoren en het verdienvermogen. Om het verdienvermogen te bepalen, is onder andere gekeken naar het eigen vermogen ten opzichte van de totale baten. De raad begrijpt de verwarring bij de aanvrager ten aanzien van de gehanteerde berekening. In de periode 2017 – 2020 gold voor BIS-instellingen een minimum aan eigen inkomsten (de eigen inkomstennorm), waarvoor een andere rekenmethode werd gebruikt. Volgens die methode klopt het door het Noord Nederlands Orkest genoemde percentage. De raad benadrukt nogmaals dat de minister de eigen inkomstennorm heeft laten vervallen.
Het Noord Nederlands Orkest kan daarnaast de opmerking van de raad niet plaatsen dat de bedrijfsvoering ‘matig’ positief is, gebaseerd op de
toegenomen financiële risico’s.
De raad baseert deze observatie op een afname van het eigen vermogen in 2018 met ruim 11 procent ten opzichte van 2017. Overigens beoordeelt de raad in zijn advies de bedrijfsvoering als verantwoord en toont hij in zijn advies begrip voor de toelichting van het Noord Nederlands Orkest dat de sponsormogelijkheden in het noorden van het land beperkt zijn. Zo ook waardeert de raad de zoektocht van het orkest naar manieren om dit te ondervangen, zoals door het geven van masterclasses bij bedrijven.
Het Noord Nederlands Orkest ziet verder een discrepantie tussen de
beoordeling van de Fair Practice Code, in het advies als ‘voldoende’ en in de inleiding op het advies als ‘uitstekend’. De raad erkent dat de term
Noord Nederlands Orkest 2
‘voldoende’ te zuinig is gekozen, en wijst verder op de positieve beoordeling onder de kop ‘Toepassing Fair Practice Code’ in het advies.
Met betrekking tot de Governance Code Cultuur begrijpt het Noord
Nederlands Orkest niet waarom de raad de toelichting in het subsidieadvies summier noemt en onder de beschrijving van de code schrijft dat het orkest de code goed heeft geïntegreerd. De raad merkt onder de kop ‘Toepassing Governance Code Cultuur’ op dat het orkest summier reflecteert op de code.
Hij baseert zich voor zijn oordeel over de toepassing van deze code daarom op het jaarverslag en de jaarrekening 2018; hieruit maakt hij op dat de instelling de code goed heeft geïntegreerd.
Conclusie
De Raad voor Cultuur ziet in de reactie van het Noord Nederlands Orkest geen aanleiding zijn advies te herzien.
Noorderlicht 1
Noorderlicht
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in haar
voornemensbrief van 10 juni 2020 de mogelijkheid geboden om te reageren op eventuele feitelijke onjuistheden in het advies van de Raad voor Cultuur van 4 juni jl. De reactie van Stichting Fotografie Noorderlicht (hierna:
Noorderlicht) is voorgelegd aan de raad, met het verzoek om te bezien of deze aanleiding geeft het advies over de aanvraag te herzien. In dit
aanvullende advies reageert de raad op de gemelde feitelijke onjuistheden.
Andere reacties dan feitelijke onjuistheden laat de raad buiten beschouwing.
Noorderlicht wijst erop dat zij er moeite mee heeft dat er maar weinig posities zijn voor presentatie-instellingen in de BIS. Mede hierdoor is er vanuit de BIS geen vertegenwoordiging in het noorden en ontbreekt de discipline fotografie binnen het palet. De raad (h)erkent de argumenten van Noorderlicht maar moet zich verhouden tot de regeling. Hier geldt dat er ruimte is voor zes presentatie-instellingen waardoor de spoeling dun is.
In een reactie op het advies veronderstelt Noorderlicht dat de raad de drie programmalijnen Noorderlicht Festival, Noorderlicht Studio en
Noorderlicht On Tour als drie gescheiden zaken ziet. Zij ontplooien echter zelfstandige activiteiten die elkaar voeden. De raad weerspreekt deze
veronderstelling van Noorderlicht. Hij schrijft dat ‘Noorderlicht (…) in 2020 (is) gestart met Noorderlicht Studio voor verdiepend onderzoek naar het eigen vakgebied en als kweekvijver voor Noorderlicht Festival’. Ook noemt de raad de keuze voor overkoepelende thema’s voor de drie
programmalijnen. De raad ontleent aan de aanvraag van Noorderlicht wel dat de instelling verschillende accenten legt, Noorderlicht Studio (voorheen Galerie Noorderlicht) voor verdiepend en agenderend onderzoek naar het eigen vakgebied; Noorderlicht on Tour met tentoonstellingen voor een breder publiek en buitenlandprogrammering; en het tweejaarlijkse Noorderlicht Festival.
Noorderlicht wijst erop dat het aantal tentoonstellingen tijdens een biënnale vanzelfsprekend hoger is dan in een jaar zonder biënnale maar dat het aantal projecten buiten het festival in beide jaren gelijk blijft. De raad vindt de aanvulling van Noorderlicht adequaat.
Noorderlicht 2
Voorts brengt Noorderlicht naar voren dat zij de Richtlijn
kunstenaarshonoraria volgt. Zij vindt de opmerking van de raad dat het niet duidelijk is in hoeverre kunstenaars betaald krijgen voor het tentoonstellen van hun werk onjuist.
De raad kreeg op grond van de aanvraag onvoldoende inzicht in dit aspect.
Tot slot attendeert Noorderlicht de raad er terecht op dat zij haar personeel uitbreidt tot het aantal van 9 fte in plaats van met 9 fte zoals de raad schrijft.
Conclusie
De Raad voor Cultuur ziet in de reactie van Noorderlicht geen aanleiding zijn advies te herzien.