• No results found

Nieuwe vrijwilligers

Soorten jubilea

13 Nieuwe vrijwilligers

13.1 Werving en selectie nieuwe vrijwilligers

De Veiligheidsregio kent een procedure voor werving en selectie. Deze procedure wordt aangepast aan de situatie waarbij er vrijwilligers geworven gaan worden. Ook wordt de taakverdeling (het hoofd brandweerzorg, de

korpscoördinator, vrijwilligers, P&O), nader besproken en vastgelegd.

Bij het werven van vrijwilligers is het van groot belang dat de nieuwe kandidaat past in de groep. Daarom spelen de zittende vrijwilligers een rol bij het selecteren van nieuwe kandidaten.

Het kan tot de selectieprocedure behoren om aspirant vrijwilligers enkele malen tijdens de oefenavonden te laten meedraaien.

13.2 Wervingskanalen

Aangezien de vrijwilliger op een redelijke reisafstand van de kazerne moet wonen en/of werken zal de werving

plaatsvinden in de eigen lokale gemeenschap, via mond- op mondreclame, via familie of vrienden, via een oproep in het plaatselijk krantje of bij de plaatselijke supermarkt. Het korps zoekt hierin zijn eigen kanalen.

Als het nodig is om promotiemateriaal te gebruiken kan dit in overleg met het team Communicatie van de Veiligheidsregio gemaakt, gezocht/aangekocht worden.

13.3 Selectiecriteria

Bij de werving van vrijwilligers is kennis en bekwaamheid natuurlijk een belangrijk punt. Daarnaast speelt

beschikbaarheid (kan iemand zich vrijmaken bij zijn hoofdwerkgever of heeft hij in privé-tijd voldoende ruimte) en de afstand van woonplaats of arbeidsplaats tot de kazerne, een grote rol.

Hoewel er per korps verschillen kunnen bestaan in de wijze waarop de vrijwilligers worden geworven is een aantal zaken minimaal gelijk. Deze minimale kwaliteitseisen zijn vastgelegd in de CAR (afstand, de minimumleeftijd, de medische geschiktheid). Daarnaast kan het korps nog aanvullende selectiecriteria (zoals persoonlijke eigenschappen) vastleggen.

Vrijwilligers ABC 95 De vrijwilligers die worden aangetrokken moeten voldoen aan de vereisen van de nieuwe aanstellingskeuringen en zullen daarna jaarlijks de conditie test en periodiek ook de PPMO-test moeten afleggen. (Zie hiervoor onder keuringen en testen). De aanstellingstest lijkt veel op de PPMO-test, maar er zitten geen onderdelen in die alleen aan een geoefend brandweerman/vrouw kunnen worden opgedragen (zoals het dragen van ademlucht).

De kandidaat moet dus minimaal voldoen aan de volgende toelatingseisen:

a) ten minste 18 jaar zijn

b) voldoen aan de aanstellingskeuring

c) door aard en plaats van dagelijkse werkzaamheden en/of de ligging van zijn woning in staat om zijn taak bij de brandweer naar behoren te vervullen

d) een voldoende uitslag behalen tijdens het selectiegesprek (t.a.v. persoonlijke eigenschappen)

13.4 Aanstelling

De nieuwe vrijwilliger wordt vervolgens aangesteld bij wijze van proef. Die proefperiode duurt maximaal 2 jaar met een mogelijkheid van verlenging van een jaar. Dat lijkt erg lang, maar het aantal uitrukken (“echte” oefenmomenten) is niet voorspelbaar en het kan voorkomen dat er onvoldoende of te weinig diverse uitrukken zijn geweest om vast te stellen of iemand geschikt is. Daarnaast duurt de opleiding tot manschap ook 2 jaar. Pas na die tijd kan worden vastgesteld of de kandidaat over voldoende kennis en vaardigheden beschikt.

Wordt een reeds elders opgeleid en geoefend vrijwilliger van een ander korps overgenomen, dan wordt in de

selectieprocedure nagegaan op welke wijze (wel/niet bij wijze van proef en in welke functie als genoemd in het Besluit Personeel Veiligheidsregio’s) de kandidaat wordt aangesteld.

Is de nieuwe vrijwilliger goed door de proefperiode gekomen dan volgt een vaste aanstelling als vrijwilliger.

Ook voor de vrijwilliger geldt dat hij blijvend moet voldoen aan de fysieke/medische geschiktheid voor zijn taak en hij moet voldoen aan de vereisten van bevoegdheid en bekwaamheid (zoals opgenomen in het Besluit Personeel

Veiligheidsregio’s). Om vakbekwaam te blijven zal met enige regelmaat tussentijds worden getoetst (laten zien dat hij de kneepjes van het vak nog steeds beheerst of anders gezegd, dat hij “aantoonbaar vakbekwaam” is).

De nieuwe vrijwilliger die de opleiding tot manschap volgt, wordt aangesteld in de rang van aspirant manschap a.

Daarna ontvangt hij de rang die hoort bij het type werk en de ervaringsduur.

Vrijwilligers ABC 96

14 Diverse

14.1 Nevenwerkzaamheden

Heb naast je hoofdberoep en je vrijwilligerschap bij de brandweer nog andere je nevenwerkzaamheden (betaald of onbetaald, dat maakt geen verschil) let dan op het volgende. Als die nevenwerkzaamheden leiden tot

belangenverstrengeling of belangentegenstelling met de werkzaamheden van de Veiligheidsregio, moet je vóór het uitvoeren van die nevenwerkzaamheden toestemming vragen aan je leidinggevende. De organisatie kan die

nevenwerkzaamheden al of niet beperken (bijvoorbeeld in tijd of naar aard) of zelfs verbieden. De organisatie kan dit ook doen als zich het risico of de schijn van belangenverstrengeling of belangentegenstellingen voordoet.

Het kan voorkomen dat je hoofdwerkgever ook grenzen heeft gesteld aan de mate en de aard van nevenwerkzaamheden. Overleg dat dan met je hoofdwerkgever.

14.2 Integer handelen

Bij integer handelen gaat het er om dat je de werkgever (in dit geval dus de Veiligheidsregio) niet in diskrediet of in verlegenheid brengt door je doen of laten. De Veiligheidsregio heeft het thema “Integer handelen” ook beschreven in haar gedragscode. Elke nieuwe medewerker, dus ook elke vrijwilliger die overgaat van de gemeentelijke dienst naar de Veiligheidsregio, ontvangt een exemplaar van deze gedragscode. Het boekje heet “Zo zijn onze manieren”.

Bij integer handelen is vooral van belang dat het gedrag bespreekbaar is. Natuurlijk gaat er wel eens iets fout en het kan zo maar gebeuren dat je in een situatie belandt waarvan je denkt “als ik dit van tevoren geweten had”. In zulke situaties is het goed als er open gecommuniceerd kan worden over wat er fout ging, hoe het kon gebeuren en hoe we het kunnen voorkomen.

En kom je dan toch in een dilemma terecht, waarbij je niet weet welke oplossingsrichting je moet kiezen. Er zijn mensen in de organisatie die je daarbij willen helpen. Zie hieronder bij Vertrouwenspersonen.

14.3 Vertrouwenspersonen

Zit je met een vervelend probleem (dilemma) waarbij je persoonlijk niet goed weet welke weg de juiste is, bijvoorbeeld omdat je vreest anderen te beschadigen of omdat integer gedrag op het spel staat, en wil je daar graag eens in alle vertrouwen over praten? Hiervoor zijn vertrouwenspersonen aangesteld en opgeleid.

Zij lossen het probleem niet voor je op, maar ze bieden een luisterend oor en ze helpen je bij het op een rijtje zetten van de zaken die van belang zijn voor jou zelf.

Vrijwilligers ABC 97 De vertrouwenspersonen zijn: Bas Oude Hengel, tel: 040 2608 503 (06 41838367); Faby Dekkers, tel: 040 2608 676 en Jan van Kemenade, tel: 06 50901522.

14.4 Dienstkleding

Dienstkleding heeft twee doelen: het beschermt de medewerker én het maakt je herkenbaar als een vertegenwoordiger van de brandweer. Voor het dragen van dienstkleding geldt de basisregel: tijdens het uitoefenen van het werk (uitruk) is het uitruktenue alsmede de persoonlijke beschermingsmiddelen verplicht, tijdens een optreden namens de brandweer is dienstkleding (voor zover verstrekt) verplicht. Daarbuiten is het dragen van brandweerkleding verboden.

Een brandweervrijwilliger in dienstkleding is herkenbaar als een representant van de brandweer en dat schept verplichtingen. Zo moet dienstkleding er altijd schoon en verzorgd uitzien en de formele kleding dient gedragen te worden volgens de voorschriften.

Het kledingpakket wordt vastgesteld door de Veiligheidsregio. De centrale inkoop en het voorraadbeheer ligt in handen van de afdeling Techniek & Logistiek (onderdeel van de sector Brandweerzorg).

14.5 Standplaats

Voor de vrijwilliger is de afstand van zijn woonadres tot de kazerne van groot belang. Immers, dat bepaalt of hij als vrijwilliger ingezet kan worden. Mocht hij gaan verhuizen en wordt de afstand van zijn nieuwe woonadres tot de kazerne te groot dan kan dat een reden zijn om het vrijwilligerschap te beëindigen. Nu we alle korpsen in de regio gaan

onderbrengen bij de Veiligheidsregio is het ook mogelijk dat gekeken wordt of aansluiting bij een ander korps mogelijk is.

Zo hebben we in het recente verleden te maken gekregen met het sluiten van twee posten. Ook voor die vrijwilligers geldt dat aansluiting bij een andere post wordt bekeken. Als daar plaats is, als iemand past in die groep en als de afstand tot de kazerne niet te groot is, is die mogelijkheid aanwezig.

Daarnaast zien we in toenemende mate gebeuren dat vrijwilligers die elders werken voor de Veiligheidsregio, mee uitrukken op de plaats waar ze werken. Deze werkwijze wordt gestimuleerd. Mogelijk dat er op termijn nadere uitwerkingsafspraken worden vastgesteld.

14.6 Lief en Leed

In veel korpsen in het gebruikelijk dat rond Sinterklaas of Kerstmis een attentie aan het personeel wordt geschonken. In de regio gaan de gemeenten daar verschillend mee om. De Veiligheidsregio wil met de gemeenten afspraken maken over een bedrag per vrijwilliger voor zulke lokale aangelegenheden.

Vrijwilligers ABC 98 De besteding van deze lokale middelen is dan aan het hoofd brandweerzorg, in overleg met zijn vrijwilligers. We willen echter ook voorkomen dat er in de regio al te grote verschillen bestaan met dergelijke attenties. Vanuit de sector brandweerzorg zullen daarom gezamenlijke uitgangspunten worden vastgelegd.

Daarnaast hebben korpsen vaak een eigen regeling bij bepaalde “lief en leed gebeurtenissen”, soms vanuit de gemeente gefinancierd, soms door de personeelsvereniging.

De personeelsverenigingen bepalen hun spelregels zelf, maar we willen wel nagaan wat het effect is van 21 personeelsverenigingen, met 21 reglementen en 21 verschillende uitvoeringen. Mogelijk dat we te zijner tijd aan de personeelsverenigingen vragen om “dichter naar elkaar toe” te bewegen.

Vrijwilligers ABC 99