• No results found

Inventarisatie van de gemeentelijke netto lasten

Inventarisatie beschikbare gemeentelijke budgetten basisbrandweerzorg en

3 Inventarisatie van de gemeentelijke netto lasten

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de inventarisatie van de gemeentelijke netto lasten.

Hiertoe komen achtereenvolgens aan de orde:

- in paragraaf 3.2 een aantal relevante achtergronden;

- in paragraaf 3.3 de stand van de respons van gemeenten;

- in paragraaf 3.4 de stand van de lasten en baten per gemeente.

3.2 Relevante achtergronden

stelsel van baten en basten

Gemeenten dienen volgens de voorschriften een stelsel van baten en lasten te hanteren waarbij uitgaven en inkomsten worden geboekt in het jaar waarop ze betrekking hebben. Daardoor komen de lasten van kapitaal- uitgaven gespreid ten laste van de begrotingen in die jaren waarin de investering tot gebruik leidt.8 Daarom wordt in het vervolg ook wel gesproken over lasten en baten in plaats van uitgaven en inkomsten.

netto lasten centraal

Bij het inventariseren van de lasten en baten afzonderlijk, en de rubriceringen daarbinnen, staan de netto lasten centraal. Dat zijn de lasten minus de taakgerelateerde baten. Dit saldo geeft aan in welke mate er gebruik moet worden gemaakt van de algemene dekkingsmiddelen van de gemeente.

begrotingsfunctie 120: brandweer en rampenbestrijding

Gemeenten dienen volgens de geldende Iv39-voorschriften de lasten en baten voor (gemeentelijke) brandweer en rampenbestrijding te boeken op functie 120. Het gaat bijvoorbeeld om lasten van personeel (beroeps en vrijwilligers), materieel en huisvesting en baten uit leges voor vergunningen en verhuur.

In de praktijk boeken gemeenten ook relevante lasten en baten op andere Iv3-functies. Voorbeelden hiervan zijn lasten voor rampenbestrijding (functie 002 of 140), bijdrage Ghor (functie 620 of 714), lasten voormalig personeel (hoofdstuk 9), advisering en controle brandveiligheid (functie 821) en toevoegingen/onttrekkingen reserveringen (functie 980). Daarnaast kunnen gemeenten ook meer algemene kosten van ondersteu- ning/overhead toerekenen.

De wijze waarop de lasten van kapitaalgoederen in beeld komen, kan tussen gemeenten verschillen. Soms worden afwijkende afschrijvingstermijnen gebruikt, kapitaalgoederen kunnen reeds helemaal zijn afgeschre- ven, maar nog niet vervangen en soms worden investeringen in één keer afgeboekt.

Dit betekent dat bij het inventariseren en vergelijkbaar maken van de netto lasten tussen gemeenten voor afwijkende boekingspraktijken gecorrigeerd moet worden. In dit onderzoek is gecorrigeerd voor boekingen op afwijkende Iv3-functies en voor verschillen in (de wijze waarop is omgegaan met) kapitaallasten (zie hieronder).

8. In een kasstelsel komt het alleen in het jaar dat de investering is verricht in de begroting te staan.

9. Informatie voor Derden.

Onderzoek financiering 123 centraal analysejaar 2010

Door de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost is aangegeven dat er behoefte is aan een inventarisatie voor het jaar 2010 op rekeningbasis.

kapitaallasten materieel en huisvesting

Gemeenten hanteren verschillende afschrijvingstermijnen of -wijzen, die verschillen in gemeentelijke lasten kunnen verklaren. Om de structurele toekomstige lastenbehoefte van de veiligheidsregio in beeld te brengen is het nodig om correcties toe te passen om afschrijvingstermijnen en renteberekeningen te uniformeren.

De kapitaallasten van (rijdend) materieel en huisvesting zijn gecorrigeerd uitgaande van:

de afschrijvingstermijnen gebaseerd op de advies-afschrijvingstermijnen van de NVBR:

– huisvesting/gebouwen: 40 jaar;

– tankautospuit: 15 jaar;

– hulpverleningsvoertuig en redvoertuigen: 15 jaar;

– personenauto’s: 7 jaar10; – haakarmvoertuig: 15 jaar.

voor de aanschafprijs wordt uitgegaan van:

– bekende aankoopprijs bij huisvesting (uit te gaan van de WOZ-waarde);

– historische aanschafprijzen bij voertuigen (indien niet bekend uit te gaan van normbedragen).

lineaire afschrijving;

op basis van een rentepercentage van 4%.

toerekening apparaatslasten

In het onderzoek zijn ook de lasten op grond van de gemeentelijke toerekeningen van apparaatslasten meegenomen. Daartoe wordt door gemeenten gebruik gemaakt van kostenplaatsen. De doorbelaste lasten (personele lasten en overhead) vinden veelal plaats op basis van een (uur)tarief vermenigvuldigd met het aantal eenheden (uren, werkplekken, m2). Hierbij kan de opbouw van de componenten die in het (uur)tarief zijn opgenomen verschillen, evenals de mate van verbijzondering van de totstandkoming van deze uurtarieven en de wijze van toedeling aan producten. Bij een nadere verschillenanalyse naar de grootste afwijkingen wordt aandacht besteed aan evidente afwijkingen in de toerekeningssystematiek.

3.3 Aanlevering financiële informatie

De inventarisatie van gemeentelijke netto lasten van de 21 inliggende gemeenten kan als volgt worden samengevat:

door de onderzoekers zijn gedetailleerde financiële ‘grootboek’-overzichten voor de jaren 2010 en 2011 (beide rekeningcijfers) 11 opgevraagd. Deze financiële ‘grootboek’-overzichten zijn van alle gemeenten ontvangen. Van Eindhoven en Helmond zijn zowel financiële overzichten aangeleverd door de gemeente als de VRBZO;

door de onderzoekers zijn de relevante gegevens uit de gedetailleerde basisbestanden gecodeerd/gefilterd waarbij onderwerpen die afwijkend zijn geboekt zijn gecorrigeerd. Aan de gemeenten zijn gerichte finan- ciële vragen gesteld over de inhoud van onduidelijke posten, het ontbreken van bepaalde posten of be-

10. In afwijking van de advies-afschrijvingstermijnen van de NVBR wordt uitgegaan van 7 jaar, omdat gemeenten in de regio in de praktijk in vrijwel alle gevallen met een langere afschrijvingstermijn rekenen.

11. Hierbij wordt 2010 aangehouden als basisjaar voor de analyses en dient 2011 als globale referentie (bijvoorbeeld wanneer er aanwijzingen zijn voor incidentele effecten in 2010).

Onderzoek financiering 124 paalde achtergronden (bijvoorbeeld over incidentele componenten). De gerichte vragen zijn door alle gemeenten beantwoord;

bij veel gemeenten zijn er nog aanvullende vragen gesteld doordat er in eerste aanleg onvolledige en/of onduidelijke antwoorden zijn gegeven;

gemeenten hebben nadere informatie over de kapitaallasten van (rijdend) materieel en huisvesting aangeleverd.

3.4 Stand van de lasten en baten per gemeente

In onderstaande tabel zijn de uitkomsten van de inventarisatie van de totale lasten en baten per gemeente weergegeven.

Onderzoek financiering 125 Tabel 3.1. Uitkomsten inventarisatie totalen lasten, baten en saldo voor brandweer en

rampenbestrijding

Reusel-De Mierden 687 41 646* 16 662

Heeze-Leende 1.269 14 1.255 -/- 5 1.250

Cranendonck 1.336 18 1.318 36 1.354

Laarbeek 1.443 55 1.388 19 1.407

Nuenen c.a. 987 6 981 28 1.009

Best 1.925 69 1.856 -/- 22 1.834

Gemert-Bakel 1.216 55 1.161 65 1.226

Valkenswaard 1.622 19 1.603 48 1.651

Deurne 1.359 3 1.356 44 1.400

Geldrop-Mierlo 1.993 14 1.979 28 2.007

Veldhoven 1.635 20 1.615 115 1.730

Helmond 6.207 439 5.768 -/- 20 5.748

Eindhoven 17.622 2.319 15.303 92 15.395

TOTAAL 47.461 3.403 44.058 661 44.719

als gevolg van afrondingen kan het totaal afwijken van de som der delen

* exclusief kosten advisering/handhaving brandveiligheid

† de lasten voor rampenbestrijding zijn bij deze gemeente gedeeltelijk ‘verborgen’ opgenomen onder diverse niet- brandweergerelateerde producten van de gemeente, waardoor hier niet de totale lasten van rampenbestrijding zijn meegeno- men.

onderzoeksstappen

In bijlage A is een overzichtstabel opgenomen met de onderzoeksstappen per gemeente:

bedrag totaal netto lasten functie 120;

bedragen hercoderingen (een bedrag bijtelling en een bedrag aftelling);

bedragen correcties kapitaallasten voor materieel en huisvesting.

Onderzoek financiering 126