• No results found

Nieuwe factor: subjectiviteit

3. Methodologisch kader

4.2.3 Nieuwe factor: subjectiviteit

Subjectiviteit is een nieuw factor dat naar voren is gekomen in het onderzoek. Deze factor zal hier worden uitgelegd en behandeld. Respondent 4 (persoonlijke communicatie, 27 juni 2019) en Respondent 7 (persoonlijke communicatie, 12 juni 2019) geven aan dat de subjectiviteit van een auditor ook van invloed kan zijn op de beoordeling van de veiligheidsprestaties bij een kandidaat certificaathouder. Respondent 4 (persoonlijke communicatie, 27 juni 2019) geeft hierbij aan dat het sterk afhangt van een auditor wat hij als goed heeft beoordeeld en wat niet als goed is beoordeeld. Per auditor kan het verschillen hoeveel diepgang tijdens een auditbezoek heeft plaatsgevonden. Dit zorgt er dan ook voor dat verschillende auditors ook verschillende uitkomsten kunnen hebben. Zo zegt hij het volgende: “Als ik drie verschillende auditoren stuur, of tien, ik denk dat we ook tien verschillende resultaten krijgen…”

4.3 Ervaringen certificatieschema en het certificatieproces 4.3.1 Praktijktoetsing

Respondent 3, Respondent 4, Respondent 6, Respondent 7, Respondent 8, Respondent 9, Respondent 11, Respondent 12, Respondent 13, Respondent 14 en Respondent 15 aan dat er voldoende ruimte moet zijn voor praktijktoetsing tijdens een audit. Door voldoende tijd door te kunnen brengen op de werkvloer kan men de praktijk ook beter weergeven. Zo geeft Respondent 4 (persoonlijke communicatie, 27 juni 2019) aan dat men op dit moment erg gefocust is op de papieren huishouding. Hierdoor raakt men de focus kwijt op dat wat echt belangrijk is. De papieren huishouding zegt niet alles over hoe het in de praktijk eraan

toegaat, om deze reden is het dan ook belangrijk om voldoende tijd te besteden om navraag te doen op de werkvloer en voldoende op de werkvloer aanwezig te zijn. Ook geeft Respondent 6 (persoonlijke communicatie, 7 mei 2019) aan dat men naar een hoger niveau zou moeten gaan als men het veiligheidsniveau in Nederland wil verbeteren, zo stelt hij: “Ja… dan is het toch dat je je alleen maar daaraan houdt, en wil je veiligheid in Nederland verder verbeteren, dan zou je toch naar een hoger niveau moeten, ja, meer praktijkgericht moeten gaan kijken en niet alleen alles wat opgeschreven is”

Ook Respondent 7 (persoonlijke communicatie, 12 juni 2019) geeft aan dat het van belang is om meer aandacht te besteden aan praktijktoetsing. Hij geeft aan dat men veel meer informatie kan verzamelen door een dagdeel rond te lopen op de werkvloer in plaats van de hele dag in de boeken te zitten. Uiteraard is het van belang om papierwerk te hebben, dit kan in zekere zin ondersteuning bieden, echter stelt een vertegenwoordiger binnen de

bouwbranche ook dat men op dit moment een disproportionele hoeveelheid aan tijd hieraan besteed waardoor men teveel bezig is met het controleren van papierwerk, registraties en procedures waardoor men tijd tekort komt om ook daadwerkelijk met de mensen op de werkvloer te praten. Hierbij geeft hij ook aan dat dit ook ontstaat uit gemakzucht vanuit de auditor, omdat het makkelijker is om papierwerk te controleren dan daadwerkelijk zo veel mogelijk werkplekinspecties uit te voeren. Respondent 11 (persoonlijke communicatie, 11 juli 2019) stelt dat bedrijven die maatregelen treffen en verbeteringen doorvoeren ten aanzien van de veiligheid op de werkvloer het ook dienen te onderhouden. Hierbij is het belangrijk dat de auditor vast kan stellen of het ook daadwerkelijk in de praktijk zo wordt toegepast zoals het op papier is geschreven. Hiermee kan men toetsen of de (kandidaat) certificaathouder ook daadwerkelijk doet wat zij beloven. Ook Respondent 14 (persoonlijke communicatie, 20 juni

2019) en Respondent 9 (persoonlijke communicatie, 9 mei 2019) geven aan dat auditoren meer tijd zouden moeten besteden op de werkvloer en op projecten moeten gaan kijken. Respondent 15 (persoonlijke communicatie, 15 juli 2019) zegt het volgende: “Uiteindelijk is het voor de organisatie helemaal prima geregeld, de petten liggen in het goede bakje, uuh de magazijnen zijn goed opgeruimd, uuh de materialen zijn allemaal gekeurd en hebben

allemaal een sticker, uuh we hebben formulieren… maar op de bouwplaats zelf… daar waar de bijna-ongevallen en ongevallen plaatsvinden… als je dan vraagt: “wat heb je er nu structureel aan veranderd?” Dan krijg je het antwoord: “Niks, we hebben nu alleen een railinkje erop gezet, dat werkt.” Ja… dank u wel…”

Op dit moment ligt de focus bij auditoren disproportioneel op de papieren huishouding van de kandidaat certificaathouder. Dit kan zoals de respondenten aan geven enerzijds

gebeuren door het gebrek aan tijd en anderzijds door gemakzucht: het is makkelijker om een papieren controle uit te voeren dan meer werkplekinspecties te doen. Om de veiligheid op de werkvloer op een hoger niveau te kunnen krijgen is het dus van belang om de focus meer te leggen op praktijktoetsing in plaats van het controleren van documentatie. Om dit

daadwerkelijk ook te kunnen doen zal het systeem in grote mate dan ook veranderd moeten worden.

4.4 Mogelijke verbeteringen

4.4.1 Mogelijke verbeteringen op systeemniveau

Respondent 2 (persoonlijke communicatie, 12 juni 2019) geeft aan dat het een handige stap kan zijn om terug te gaan naar het systeem hoe het oorspronkelijk was: werken met het MASE-systeem. Hij benadrukt dat het op dit moment in Frankrijk nog steeds op dezelfde manier gaat en dat dit ook een goede stap kan zijn voor Nederland. Het MASE-systeem houdt in dat de certificatieinstellingen niet geaccrediteerd worden. Certificatieinstellingen in

Nederland zijn op dit moment wel geaccrediteerd. Ook zou het betekenen dat het systeem volledig in het beheer van een organisatie zoals de SSVV valt.

Een ander mogelijke verandering wat tot verbetering kan leiden van de audits is door onaangekondigde audits plaats te laten vinden, zo stellen Respondent 3 (persoonlijke

communicatie, 4 juli 2019) en Respondent 5 (persoonlijke communicatie, 4 juli 2019). Een onaangekondigde audit houdt in dat de datum van de audit niet meer vaststaat. Op die manier

kan er een onafhankelijke beoordeling worden gedaan. Ook benadrukt de veiligheidskundige dat het een verbetering zou kunnen zijn om meer aandacht te besteden aan de selectie van auditoren. Op dit moment wordt een auditor naar locatie gestuurd door de geaccrediteerde certificatieinstelling. Een vertegenwoordiger uit de bouwsector zet hier echter vraagtekens bij en stelt dat hoewel een auditor onafhankelijk is, dat hij toch wordt betaald door de

opdrachtgever.

Respondent 7 (persoonlijke communicatie, 12 juni 2019) geeft de suggestie om gebruik te maken van experts van andere bedrijven. Dit betekent dat ieder VCA stelsel-lid een paar experts stuurt naar andere bedrijven om daar een audit uit te voeren: “dan krijg je iets ander kwaliteit auditors dan de huidige auditors”. Hiermee stelt hij ook dat de auditors niet zoals nu losse auditors moeten zijn, maar dat ze in dienst van een organisatie zoals de SSVV zouden moeten opereren. Op die manier kan men voor onafhankelijke auditors zorgen waarbij de auditor geen angst hoeft te hebben dat hij geen nieuwe opdracht krijgt en zijn baan niet kan behouden als auditor. Ook Respondent 8 (persoonlijke communicatie, 12 juni 2019) stelt dat het een goede stap zou kunnen zijn om een pool op te richten met auditors die door de SSVV worden aangestuurd.

Ook kan samenwerking zorgen voor verbetering. Respondent 1 (persoonlijke communicatie, 4 juli 2019) geeft aan dat men de ervaringen van mensen in de praktijk die werken met een bedrijf of de opdrachtgevers van dat bedrijf mee zou moeten nemen om zo de druk op de auditor af te kunnen laten nemen. De informatie die men vanuit de peers ontvangt zorgt er dan voor dat de auditor minder hoeft waar te nemen in de praktijk, met het oog op de beperkte tijd die vele auditors ervaren is dit een stap richting de afname van tijdsdruk bij de auditors. Ook Respondent 7 (persoonlijke communicatie, 12 juni 2019) beaamt dat de kennisdeling tussen bedrijven door andere bedrijven te betrekken zal helpen binnen het auditproces.

4.4.2 Mogelijke verbeteringen certificatieschema

Er zouden een aantal verbeteringen doorgevoerd kunnen worden binnen het VCA schema. Zo geeft Respondent 1 (persoonlijke communicatie, 4 juli 2019) aan dat er in het schema een eis opgenomen zou moeten worden waarbij men de kennis en kunde van de

eindverantwoordelijke voor de arbeidsomstandigheden in het bedrijf kan toetsen. Respondent 3 (persoonlijke communicatie, 4 juli 2019) geeft aan dat er in het VCA schema niet genoeg onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende sectoren die VCA gecertificeerd zijn of

onderscheidingen nog duidelijker te kunnen maken. Respondent 4 (persoonlijke

communicatie, 27 juni 2019) geeft aan dat een proactieve samenwerking met private partijen, certificatieinstellingen en de uiteindelijke schema-eigenaren kan leiden tot een beter schema. Respondent 15 (persoonlijke communicatie, 15 juli 2019) geeft aan dat hij het onbreken van vragen rondom de toetsing van houding en gedrag een gemis vindt binnen het

certificatieschema. Ook vindt hij het lastig dat er in het certificatieschema geen manier is om te toetsen wat er structureel gedaan is na het voorvallen van bijna-ongevallen en ongevallen. Hij zou dan ook graag vragen in het certificatieschema willen zien waarmee men houding en gedrag kan toetsen en welke maatregelen daadwerkelijk zijn toegepast en of ze ook

daadwerkelijk effectief zijn geweest.

4.4.3 Mogelijke verbeteringen op de werkvloer

Een ander punt waar verbetering zeker mogelijk is, is het opleiden van het personeel dat op de werkvloer het werk uitvoert. Volgens Respondent 3 (persoonlijke communicatie, 4 juli 2019) is er meer opleiding en instructie nodig en daarbij moet men een onderscheid maken in de verschillende sectoren die VCA gecertificeerd zijn. Ook Respondent 5

(persoonlijke communicatie, 4 juli 2019) geeft aan dat er voldoende voorlichting en coaching nodig is om de werknemers op de werkvloer het werk veilig te kunnen laten uitvoeren.

De maatregelen die worden genomen door een (kandidaat) certificaathouder om de veiligheid op de werkvloer te verbeteren zouden ook verbeterd kunnen worden. Jurgen Casparie (persoonlijke communicatie, 9 mei 2019) en Respondent 14 (persoonlijke communicatie, 20 juni 2019) geven aan dat bedrijven veel duidelijker moeten kunnen aantonen welke maatregelen ze daadwerkelijk hebben genomen om de veiligheidsprestaties op de werkvloer te kunnen verbeteren. Het is van belang dat de effectiviteit van een genomen maatregel ook meer aandacht krijgt en dit is dan ook van belang om een incident in de

toekomst te kunnen voorkomen volgens een respondent uit de bouwsector. Respondent 15 (persoonlijke communicatie, 15 juli 2019) geeft aan dat hij het lastig vindt om vanuit het certificatieschema te kunnen toetsen wat er gedaan is en welke maatregelen het bedrijf heeft genomen na de bijna-ongevallen en ongevallen die hebben plaatsgevonden. Hij geeft aan dat het van belang is om te weten welke maatregel er is toegepast om te voorkomen dat het bij een volgende audit alsnog bij het lijstje van bijna-ongevallen staat.

Ook de taalbarrière en het cultuurverschil tussen de buitenlandse werknemers en de Nederlandse werknemers zorgt voor een lastige communicatie waardoor het kan leiden tot een minder goede naleving van de veiligheidsregels. Respondent 3 (persoonlijke communicatie, 4

juli 2019) geeft als mogelijke optie om een maximum in te stellen voor het aantal anderstaligen.

Een belangrijk ontwikkelpunt waar meer focus op zou moeten liggen is het gedrag van de werknemers. Door het gedrag te beïnvloeden zou men een positief verschil kunnen maken op de werkvloer. Respondent 12 (persoonlijke communicatie, 17 juni 2019) geeft aan dat men de werknemers zou kunnen stimuleren door juist gedrag te belonen, dit kan simpelweg enkel een compliment zijn in het bijzijn van andere werknemers waardoor het een trigger kan zijn voor de rest om de veiligheidsregels ook te volgen. Respondent 15 (persoonlijke

communicatie, 15 juli 2019), Respondent 5 (persoonlijke communicatie, 4 juli 2019) en Respondent 8 (persoonlijke communicatie, 12 juni 2019) geven aan dat het doorvoeren van regels op de werkvloer toch erg belangrijk is als men de veiligheid op de werkvloer optimaal wil houden. Hierbij benadrukken Respondent 15 en Respondent 5 dat men hier ook strikt op moet controleren en ook moet sanctioneren op het moment dat de werknemers de regels niet nakomen.

4.5 Samenvatting van de resultaten

Uit de interviews met de respondenten blijkt dat de besproken factoren uit de theorie allemaal een grote invloed hebben op de veiligheidspraktijk op de werkvloer en het certificatiebesluit. Zo speelt het gedrag van werknemers en werkgevers een belangrijke rol binnen de factor naleving. Ook is de communicatie erg van belang en dient elke actor zijn eigen

verantwoordelijkheden te weten en goed uit te kunnen voeren. Het blijkt ook dat nieuwe (sub)factoren zoals intrinsieke motivatie, cultuur en maatregelen ook een zeer belangrijke rol spelen om de veiligheidspraktijk zo optimaal mogelijk te kunnen houden en het

certificatiebesluit zo representatief mogelijk te kunnen laten zijn. De factoren toezicht en risico-regelreflex worden ook benoemd als factoren die invloed uitoefenen op de

veiligheidspraktijk.

De belangen van certificatieinstellingen en (kandidaat) certificaat kunnen een directe invloed uitoefenen op het certificatiebesluit. De certificatieinstellingen blijven commerciële bedrijven die inkomsten willen genereren. Daarbij komt ook dat de auditoren niet snel een afwijking zullen noteren uit angst dat zij geen nieuwe opdracht meer krijgen. Wat betreft de (kandidaat) certificaathouders stellen enkele respondenten dat deze voornamelijk een

certificaat willen behalen om het vertrouwen van een opdrachtgever te kunnen winnen en de opdracht binnen te kunnen halen. Het daadwerkelijk veilig werken heeft minder de aandacht.

De subjectiviteit van een auditor kan uiteraard ook een grote invloed hebben op het certificatiebesluit. Niet iedere auditor heeft dezelfde mening en niet iedere auditor beoordeelt precies hetzelfde. Door deze subjectiviteit kan het certificatiebesluit per auditor dan ook verschillen. De ene auditor vindt iets misschien goed terwijl de andere auditor dat nooit goed zou keuren.

5. Conclusie

In dit hoofdstuk zal de hoofdvraag worden beantwoord samen met de deelvragen. Om de hoofd- en deelvragen te kunnen beantwoorden is er gebruik gemaakt van literatuur en vijftien geïnterviewde respondenten. Voor de deelvragen 1, 2, 3 en 4 is literatuur gebruikt om de vragen te kunnen beantwoorden. De deelvragen 5 tot en met 7 zijn beantwoord aan de hand van de geïnterviewde respondenten en de data die daaruit is voortgevloeid.

5.1 Wat is een VCA-certificaat?

Het VCA-certificaat kan worden behaald door aannemers of onderaannemers die op een veilige manier willen werken. Hierbij gaat het voornamelijk om bedrijven die risicovolle werkzaamheden verrichten of in een risicovolle omgeving werken. Er zijn verschillende vakgebieden waar het VCA voor geldt, een aantal voorbeelden zijn: in de bouw, de

petrochemie, transport en de procesindustrie. Het VCA-certificaat is vaak een vereiste voor een opdrachtgever om te werken met een aannemer. Door in het bezit te zijn van een VCA- certificaat kan de opdrachtgever erop vertrouwen dat de aannemer veilig te werk gaat in een risicovolle omgeving. Er zijn drie certificatieniveaus: VCA*, VCA** en VCA Petrochemie. Hierbij is certificatieniveau VCA* het lichtste niveau van de drie.

5.2 Hoe gaat men formeel te werk bij het certificatie- en accreditatieproces?

Om een VCA-certificaat te kunnen behalen gaat men in een aantal stappen te werk. Allereerst bepaalt de aannemer of zij een VCA-certificaat wil of moet hebben. Doorgaans vereist de opdrachtgever wel een certificaat. Zonder een certificaat wil een opdrachtgever al snel niet werken met een aannemer. Vervolgens bepaalt men welk certificatieniveau men gaat certificeren: VCA*, VCA** of VCA Petrochemie. Ook speelt de opdrachtgever hier een belangrijke rol in en kan deze bepalen welk certificeringsniveau er moet worden worden gecertificeerd. Vervolgens vindt er een nulmeting plaats om de huidige stand van zaken op een rij te kunnen hebben. Bij deze nulmeting worden de vragen gehanteerd die horen bij het desbetreffende certificatieniveau dat gecertificeerd zal worden, de vragen komen uit de VGM- checklist. Hierop volgend gaat het bedrijf aan de slag met de actiepunten die voortvloeien uit de nulmeting om te kunnen voldoen aan het vereiste niveau. Als deze stappen zijn doorlopen wordt een certificatieinstelling ingeschakeld om een VCA-certificaat aan te kunnen vragen. Deze audit gebeurt door een auditor vanuit een certificatieinstelling. De certificatieinstelling toetst aan de hand van een audit of het bedrijf aan alle eisen voldoet. Zodra de

certificatieinstelling het positief heeft beoordeeld ontvangt het bedrijf een VCA-certificaat. Het certificaat is na drie jaar niet meer geldig, tenzij er nog steeds wordt voldaan aan alle eisen. Om te kunnen toetsen of het bedrijf nog steeds aan de eisen voldoet wordt elk jaar een tussentijdse audit uitgevoerd. Op die manier kan het bedrijf werken aan de

tekortkomingen die op dat moment worden geconstateerd. Binnen drie maanden dienen de tekortkomingen te worden opgekrikt tot de vereiste norm. Als dit niet binnen drie maanden gebeurt, dan wordt het certificaat teruggetrokken.

De Raad voor Accreditatie is opgericht om toe te zien of de certificatieinstellingen bekwaam genoeg zijn om de beoordelingen uit te voeren. De RvA geeft een

accreditatiecertificaat af zodra een certificatieinstelling als bekwaam wordt gezien. Het toezicht op de certificatieinstellingen gebeurt aan de hand van jaarlijke audits, inspecties en examens.

5.3 Welke factoren in de theorie zijn van invloed op de daadwerkelijke veiligheidsprestaties op de werkvloer?

De factoren naleving, toezicht en risico-regelreflex zijn van invloed op de

veiligheidsprestaties op de werkvloer. Deze factoren zijn belangrijk, omdat deze een grote rol spelen binnen het bedrijf zelf. Zodra een auditor klaar is met de audit en het pand verlaat is het belangrijk dat het bedrijf goed blijft presteren.

De factoren uit de literatuur die zijn gebruikt (naleving, toezicht en risico-regelreflex) kunnen een invloed uitoefenen op de veiligheidsprestaties waardoor de dagelijkse gang van zaken binnen het bedrijf niet meer overeenkomt met de resultaten die zijn voortgevloeid uit de audit. Daarmee is het mogelijk dat het certificatiebesluit dan ook geen goede weerspiegeling biedt van de werkelijke veiligheidspraktijk op de werkvloer. De factor naleving is zeer belangrijk zodra de auditor het pand heeft verlaten. Het naleven van de veiligheidsregels is een belangrijk element om de veiligheidsprestaties op peil te kunnen houden en om

ongelukken te kunnen voorkomen. De verschuiving van verticaal toezicht naar horizontaal toezicht heeft ervoor gezorgd dat er meer verantwoordelijkheden zijn komen te liggen bij private partijen zelf. Het toegenomen horizontale toezicht op werknemers zelf heeft

tegelijkertijd ook geleid tot meer sancties en onduidelijkheden. De veiligheid op de werkvloer neemt hierdoor dan ook niet per se toe. De risico-regelreflex kan ervoor zorgen dat men door de bomen het bos niet meer ziet. Onduidelijkheden kunnen dan leiden tot het niet naleven van de regels.

5.4 Welke factoren in de theorie zijn van invloed op de beoordeling van de veiligheidsprestaties van bedrijven door de certificatieinstellingen?

De eigenbelangen van certificatieinstellingen en (kandidaat) certificaathouders hebben een directe invloed op het uiteindelijke certificatiebesluit. Certificatieinstellingen willen hun certificaten verkopen en zullen dit dan ook doen op de manier die hen het beste uitkomt. De (kandidaat) certificaathouders willen graag het vertrouwen van een opdrachtgever winnen door een certificaat te behalen. Dit kan er dan ook voor zorgen dat men om de verkeerde redenen een certificaat aanvraagt en ontvangt. De intrinsieke motivatie om een certificaat te behalen omwille van veiligheid valt in zo’n situatie weg.

5.5 Welke factoren in de praktijk zijn van invloed op de daadwerkelijke veiligheidsprestaties op de werkvloer?

Uit het onderzoek zijn enkele factoren naar voren gekomen die zeer belangrijk zijn voor de daadwerkelijke veiligheidsprestaties op de werkvloer. De factoren gedrag, toezicht, risico- regelreflex spelen een grote rol op de werkvloer, maar er zijn ook nieuwe (sub)factoren voortgevloeit uit het onderzoek: intrinsieke motivatie, cultuur en maatregelen zijn

(sub)factoren die een invloed kunnen hebben op de veiligheidspraktijk. Deze factoren zijn meermaals benoemd door de respondenten.

Het gedrag van werknemers heeft invloed op het aantal incidentmeldingen. Angst en gemakzucht kunnen ervoor zorgen dat werknemers weinig incidentmeldingen doen. Ook is het gedrag van leidinggevenden zelf belangrijk en verwacht men van hen dat zij ook