• No results found

Door de veranderende klimatologische omstandigheden hebben planten- en diersoorten in veel delen van de wereld al geschiktere leefgebieden opgezocht. Ook kunnen hun seizoensgebonden activiteiten verschoven zijn binnen het jaar. Zo is voor 41 vogelsoorten op het noordelijk halfrond uit onderzoek gebleken dat zij in de afgelopen jaren hun eieren bijna vier dagen per decennium eerder zijn gaan leggen,

TWEE

TWEE

en voor zestien boomsoorten bleek hun bladgroei ruim drie dagen per decennium eerder te zijn gestart. Planten en dieren zullen zoveel mogelijk proberen mee te bewegen met de verschuivende klimaatzones. Zo is voor veel soorten een verplaatsing waargenomen richting de polen en de hogere gebieden in de bergen.

Zeer waarschijnlijk is sinds het begin van de industriële revolutie de primaire productie van alle ecosystemen op land wereldwijd toegenomen. Deze trend is mogelijk geen effect van klimaatverandering, maar deels te wijten aan de stijgende CO2-gehaltes in de

atmosfeer. De relatie tussen hogere CO2-gehaltes en de primaire productie is onder

meer onderzocht voor de bossen in Noordwest-Europa (kader 2.2).

Voor organismen in de zeeën zijn verzuring en opwarming van het zeewater de belangrijkste effecten van de stijging van het CO2-gehalte in de atmosfeer en van

klimaatverandering. Voor ecosystemen in de laaggelegen kustzones zijn de zee- spiegelstijging en eventuele veranderingen in het windklimaat van belang met het oog op processen van erosie en aangroei van de kust.

2.2 Bosbouw

In de tweede helft van de vorige eeuw is de hoeveelheid bos in onder meer Noordwest-Europa uitgebreid. Zowel de groeisnelheid van bomen als de hoeveel- heid koolstof die in bossen is opgeslagen, is toegenomen. Een combinatie van langere groeiseizoenen, hogere CO2-gehaltes in de atmosfeer, depositie van

stikstof en bosbeheer ligt hieraan ten grondslag. Uit onderzoek is gebleken dat de groeisnelheid van bomen in de gematigde klimaatzones aan het eind van de vorige eeuw een piek heeft bereikt en daarna weer is afgenomen, vooral door meer droogte en meer hittegolven. Dat het areaal aan bos afneemt door periodes met droogte, is geconstateerd in Zuid-Europa, maar ook in de Alpen en in België. Een verdere afname van de groei van bossen wordt verwacht in het zuiden en oosten van Europa. Voor het noorden en het Atlantische deel van Europa wordt, in ieder geval voor de korte termijn (eerstkomende decennia), verwacht dat de toenemende CO2-gehaltes in de atmosfeer en de hogere temperaturen juist

(weer) tot een toename van (de productiviteit van) bossen zullen leiden. Bossen zullen steeds meer te lijden hebben van bosbranden (vooral in Zuid- Europa, zie ook figuur 2.12), de verspreiding van ziekteplagen en mogelijk van stormen. Ook zal de soortensamenstelling van bossen veranderen door de invasie van soorten uit het zuiden en de migratie van soorten naar het noorden.

Verzuring van het zeewater ontstaat doordat CO2 uit de atmosfeer in het water oplost.

Hierdoor kan de groei van kalkskeletten van organismen worden geremd.

De opwarming van het zeewater bedroeg in de periode 1970-2009 ongeveer 0,1°C per tien jaar in de bovenste 75 meter van de oceanen en 0,18°C per tien jaar langs meer dan 70 procent van de kustlijnen wereldwijd. Deze opwarming leidt onder meer tot de migratie van vissoorten naar hogere breedtegraden en, op een aantal plaatsen in de

TWEE

wereld, tot een afname van de arealen zeegras en zeewier. Of er een relatie bestaat tussen klimaatverandering en de afname van het areaal aan schorren en mangroves, is niet duidelijk. Waarschijnlijk spelen andere factoren hierbij een belangrijker rol, zoals intensivering van het landgebruik en vervuiling. Dit laatste geldt ook voor kustgebieden die te maken hebben met erosie: de invloed van de verstedelijking, de economische ontwikkeling en de afname van sedimentaanvoer vanuit de rivieren door de aanleg van dammen is tot op heden aanzienlijk groter dan de invloed van klimaatverandering. Koraalriffen hebben wereldwijd te lijden van de opwarming en (mogelijk) de verzuring van het zeewater. Deze effecten van klimaatverandering komen boven op de al bestaande effecten van koraalwinning, visserij, intensivering van het landgebruik en watervervuiling. Volgens het IPCC is in de afgelopen dertig jaar wereldwijd coral bleaching opgetreden: koralen verbleken doordat de symbiose is aangetast tussen koralen en algen die hun kleuren bepalen. Deze coral bleaching is vrijwel zeker voor een groot deel te wijten aan de opwarming van het zeewater. Sinds 1980 heeft dit wereldwijd geleid tot een grote afname (met 20 procent) van het areaal aan koralen.

Voedselvoorziening

Indicaties dat klimaatverandering effect heeft op de voedselvoorziening zijn vooral zichtbaar voor landbouwgewassen en de visserij. Zo heeft klimaatverandering over de afgelopen vijftig jaar een meetbaar negatief effect gehad op de opbrengsten van tarwe en maïs (figuur 2.3). Effecten op de opbrengsten van rijst en sojabonen zijn nog klein. De opbrengsten hebben vooral te lijden van droogte en hittegolven. Zo waren tijdens de zomers van 2003 en 2010 de graanopbrengsten in Europa en Rusland 20 respectievelijk 30 procent lager dan in andere jaren. In Europa is de variabiliteit van de tarweopbrengsten in de afgelopen tientallen jaren vooral toegenomen in Zuid- en Centraal-Europa. In de meest noordelijke delen zijn de effecten van klimaatverandering op de tarweproductie nog niet waargenomen.

De opwarming van de oceanen leidt tot een verschuiving in het voorkomen van vis- soorten: soorten van de gematigde streken migreren in de richting van de polen en soorten uit de warmere streken zoeken de gematigde streken steeds meer op. Ook algensoorten en dierlijk plankton zijn opgeschoven naar de polen. De afname van de kabeljauwstand in de Noordzee over de periode 1980-2000 was het resultaat van overbevissing in combinatie met veranderingen in de verspreiding van de kabeljauw door klimaatverandering.

Gezondheid

Klimaatverandering kan de gezondheid direct en indirect beïnvloeden. Mogelijke gezondheidseffecten zijn: hittestress, huidkanker, voedselvergiftiging, ziektes verspreid door teken en muggen, ziektes door toxische algen en door water- en luchtverontreiniging. Er is echter nog geen duidelijk bewijs dat klimaatverandering nu al wereldwijd effect heeft op de gezondheid. Alleen is er mogelijk een stijging van het aantal dodelijke slachtoffers door hitte, naast een afname van het aantal slachtoffers door koude.

TWEE

TWEE

Figuur 2.3

Tropische zone Gematigde zone -6

-4 -2 0 2

% per tien jaar

Bron: IPCC WGII 2014

pbl.nl / knmi.nl

Per regio

Effect van klimaatverandering op gewasopbrengst, 1960 – 2013

Tarwe Soja Rijst Maïs -6

-4 -2 0 2

% per tien jaar

pbl.nl / knmi.nl

Per gewas

Mediaan Schatting van onzekerheid

25 – 75 percentiel 10 – 90 percentiel

Als gevolg van klimaatverandering zijn de gewasopbrengsten afgenomen, zowel in de tropische zone als in de gematigde zone (links). Dit geldt vooral voor tarwe en maïs; de effecten op soja zijn neutraal tot licht positief (rechts).