• No results found

Uit de berekeningen van de stikstofdepositie blijkt dat in het Natura 2000-gebied Rijntakken de depositie in 2021 toeneemt in 21 hexagonen met een (naderend) overbelaste situatie op 3 verschillende locaties:

• Langs de N225 (Arnhem - Wageningen) bij Renkum; 3 hexagonen

• Langs de N323 (Echteld - Beneden-Leeuwen); 14 hexagonen, waarvan 11 op de noordoever van de Waal en 3 op de zuidelijke (linker-) oever van de Waal

• Langs de N325 (Pleyroute) bij Arnhem; 4 hexagonen, waarvan 2 op de linkeroever en 2 op de rechteroever van de Rijn

De toename van de stikstofdepositie heeft in dit Natura 2000-gebied volgens de berekeningen voor alleen plaats in 2 (zoekgebieden van) leefgebieden waar tevens sprake is van (naderende) overbelasting:

• Leefgebied Lg11 (kamgrasweide en bloemrijk weidevogelgrasland); 24 hexagonen (overbelast, zoekgebied LG11)

• Leefgebied Lg08 (nat, matig voedselrijk grasland); 2 hexagonen (overbelast, leefgebied LG08)

Kenmerk R002-1275289NJE-V09-srb-NL

De leefgebieden LG08 en LG11 hebben waarde voor (uitsluitend) de volgende soorten met een instandhoudingsdoelstelling in Natura 2000-gebied Rijntakken:

Soort Leefgebied Lg08 (nat, matig voedselrijk grasland) Leefgebied Lg11 (kamgrasweide en bloemrijk weidevogelgrasland) Broedvogels Kwartelkoning X Watersnip X Niet-broedvogels Grutto X X Kemphaan X X Kievit X X Scholekster X X Tureluur X X

In het Natura 2000-gebied Rijntakken wordt conform het aanwijzingsbesluit van de volgende soorten een uitbreiding van het leefgebied en/of een toename van de omvang van de populatie nagestreefd12: • Kamsalamander • Bever • Roerdomp • Woudaapje • Porseleinhoen • Kwartelkoning • Grote karekiet

Van deze soorten maakt alleen de kwartelkoning gebruik van (alleen) leefgebied LG08.

Alle in de tabel genoemde soorten met uitzondering van de kwartelkoning hebben een

behoudsdoelstelling in het Natura 2000-gebied Rijntakken. De instandhoudingsdoelstelling luidt: “behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste xxx paren” (17 voor watersnip; het aantal paren vogels in het doel verschilt uiteraard per soort). Voor de kwartelkoning geldt als instandhoudingsdoelstelling “Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 160 paren.” Op basis van het resultaat van de diverse Ruimte voor de Rivier projecten, de Kaderrichtlijn Water en de NURG-projecten (afronding en inrichting NNN) wordt bepaald of en zo ja waar en in welke omvang aanvullende maatregelen nodig zijn (zie ook provincie Gelderland, 2018). In het beheerplan voor Natura 2000-gebied Rijntakken zijn géén aanvullende maatregelen voorgesteld om de doelen van de diverse soorten te halen.

Kenmerk R002-1275289NJE-V09-srb-NL

Het voorkomen van de soorten wordt voornamelijk bepaald door de structuur (overzichtelijkheid) van de vegetatie en de beschikbaarheid van voedsel. Deze factoren worden primair bepaald door het beheer (maaitijdstip, wijze van bemesting) en de grondwaterstand. Een extra stikstofgift in de vorm van stikstofdepositie kan in beginsel leiden tot een verschuiving in de vegetatie en daarmee indirect van invloed zijn op de betreffende soorten vogels (Dorland, 2017). Dat hangt uiteraard nauw samen met de in de bestaande situatie al toegestane stikstofgift. De geschiktheid van een gebied voor weidevogels wordt daarnaast beïnvloed door factoren als licht (de Molenaar, 2003) en geluid (Reijnen, 1995). Boven een bepaalde drempelwaarde, die per soort verschilt, is op meer verlichte en/of meer geluid belaste plaatsen sprake van kleinere aantallen vogels. Voor

steltlopers13 is een drempelwaarde van 47 dB(A) gerapporteerd, voor weidevogels14 45 dB(A)

(Tulp et al., 2002).

De geschiktheid van de hexagonen waar een toename van stikstofdepositie is berekend voor de genoemde soorten vogels op zo korte afstand tot de 3 wegen is verwaarloosbaar. Dat wordt ingegeven door:

• De binnen de bestaande bestemming van de gronden (doorgaans agrarisch) al toegestane omvang van de bemesting

• De relatief diepe ontwatering, waardoor voedsel (bodemfauna) voor weidevogels

onbereikbaar is. Voor broedvogels als watersnip en kwartelkoning is het open weidegebied ook daardoor ongeschikt

• Het relatief vroege tijdstip in het jaar dat grondbewerking (bemesten, maaien, slepen, keren en dergelijke) is toegestaan, waardoor dit gebied ongeschikt is voor laat broedende soorten als de kwartelkoning

• De relatief hoge geluidbelasting door het wegverkeer, waardoor het door de vogels geproduceerde geluid slecht onderscheiden kan worden van wegverkeersgeluid • De (door wegverlichting langs infrastructuur en wegverkeer) verlichte plaatsen

De berekende toename van de stikstofdepositie leidt om deze combinatie van redenen niet tot effecten op de genoemde vogelsoorten en hun leefgebieden.

13 Onderzocht zijn Kievit, Grutto, Scholekster, Tureluur, Wulp en Watersnip

Kenmerk R002-1275289NJE-V09-srb-NL

Figuur 4.9 Toename stikstofdepositie in 2021 in Natura 2000-gebied Rijntakken bij Arnhem

Kenmerk R002-1275289NJE-V09-srb-NL

Figuur 4.11 Toename stikstofdepositie in 2021 in Natura 2000-gebied Rijntakken nabij Renkum

4.6.2 Beoordeling 2030

Uit de berekeningen van de stikstofdepositie blijkt dat in het Natura 2000-gebied Rijntakken de depositie in 2030 toeneemt in 6 hexagonen met een (naderend) overbelaste situatie op 3 verschillende locaties:

• Langs de N225 (Arnhem - Wageningen) bij Renkum; 9 hexagonen

• Langs de N323 (Echteld - Beneden-Leeuwen); 22 overbelaste hexagonen, waarvan 16 op de noordoever van de Waal en 6 op de zuidelijke (linker-) oever van de Waal

• Langs de N325 (Pleyroute) bij Arnhem; 13 hexagonen, waarvan 4 op de linkeroever en 9 op de rechteroever van de Rijn

De toename van de stikstofdepositie heeft in dit Natura 2000-gebied volgens de berekeningen alleen plaats in 3 (zoekgebieden van) leefgebieden:

• Leefgebied Lg07 (dotterbloemgrasland van veen en klei); 1 hexagoon overbelast • Leefgebied Lg08 (nat, matig voedselrijk grasland); 5 hexagonen (naderend) overbelast,

inclusief 1 hexagoon zoekgebied Lg08

• Leefgebied Lg11 (kamgrasweide en bloemrijk weidevogelgrasland); 46 hexagonen (naderend) overbelast

• Zoekgebied leefgebied Lg02 (geïsoleerde meander en petgat); 2 hexagonen (naderend) overbelast

Kenmerk R002-1275289NJE-V09-srb-NL

De leefgebieden (LG07, LG08 en LG11) hebben waarde voor (uitsluitend) de volgende soorten met een instandhoudingsdoelstelling in Natura 2000-gebied Rijntakken:

Voor de beoordeling van de mogelijke effecten van de voor 2030 berekende toename van de stikstofdepositie in de leefgebieden Lg08 en Lg11 wordt verwezen naar de voorgaande subparagraaf. Hoewel er in 2030 sprake is van een toename van stikstofdepositie op een extra leefgebied, leidt dit niet tot een mogelijk effect op andere soorten dan reeds is beoordeeld in voorgaande subparagraaf. Ook in de situatie die is berekend voor 2030 geldt daarom dat effecten op de leefgebieden Lg07, Lg08 en Lg11 en de daarvan afhankelijke soorten zijn uitgesloten.

Tabel 4.1 Relevante soorten

Soort Leefgebied Lg07 (dotterbloemgrasland van veen en klei)

Leefgebied Lg08 (nat, matig voedselrijk grasland) Leefgebied Lg11 (kamgrasweide en bloemrijk weidevogelgrasland) Broedvogels Kwartelkoning X X Watersnip X X Niet-broedvogels Grutto X X X Kemphaan X X X Kievit X X Scholekster X X X Tureluur X X X

Kenmerk R002-1275289NJE-V09-srb-NL

Figuur 4.12 Toename stikstofdepositie in 2030 in Natura 2000-gebied Rijntakken nabij Arnhem

Kenmerk R002-1275289NJE-V09-srb-NL

Figuur 4.14 Toename stikstofdepositie in 2030 in Natura 2000-gebied Rijntakken nabij Renkum

4.7

Natura 2000-gebied Veluwe

4.7.1 Beoordeling 2021

Uit de stikstofdepositieberekening blijkt dat in het Natura 2000-gebied Veluwe de depositie in 2021 toeneemt in 5 hexagonen met een overbelaste situatie op 2 verschillende locaties:

• Langs de N225 (Arnhem - Wageningen) ten westen van Renkum; 3 hexagonen • Langs de N225 (Arnhem - Wageningen) ten oosten van Renkum; 2 hexagonen

De toename van stikstofdepositie heeft in dit Natura 2000-gebied is berekend op 1 habitattype en 1 leefgebied:

• H9120 Beuken-eikenbossen met hulst; 5 hexagonen

• Lg14 Eiken- en beukenbossen van lemige zandgronden; 3 hexagonen

Voor de beoordeling van het betreffende habitattype en het leefgebied wordt verwezen naar de volgende paragraaf. De beïnvloede oppervlakte van dit habitattype is, zeker ten opzichte van de totale oppervlakte van habitattype H9120 op de Veluwe zo beperkt, dat op overzienbare termijn hooguit sprake kan zijn van een zeer lokale en tijdelijke aantasting van de natuurlijke kenmerken. Met de provincie Gelderland zijn natuurgerichte maatregelen overeengekomen om het tijdelijke effect te minimaliseren. Dit betreft het terugdringen van het effect van stikstofdepositie op dit habitattype door de aanwezige acacia’s (Robinia pseudoacacia) en (gewone) esdoorn (Acer

Kenmerk R002-1275289NJE-V09-srb-NL

Beide soorten gedragen zich hier, mede onder invloed van stikstofdepositie, als invasieve exoten. Deze maatregel is aanvullend op het reguliere beheer en reeds geagendeerde

herstelmaatregelen.

Figuur 4.15 Toename stikstofdepositie in 2021 in Natura 2000-gebied Veluwe

4.7.2 Beoordeling 2030

Uit de stikstofdepositieberekening blijkt dat in het Natura 2000-gebied Veluwe de depositie in 2030 toeneemt in 16 hexagonen met een overbelaste situatie op 2 verschillende locaties:

• Langs de N225 (Arnhem - Wageningen) ten westen van Renkum; 12 hexagonen • Langs de N225 (Arnhem - Wageningen) ten oosten van Renkum; 4 hexagonen

De toename van stikstofdepositie vindt in dit Natura 2000-gebied volgens de berekeningen alleen plaats op 1 habitattype en 1 (zoekgebied) leefgebied:

• H9120 Beuken-eikenbossen met hulst; 11 hexagonen

• Lg14 (eiken- en beukenbossen van lemige zandgronden); 13 hexagonen en zoekgebied Lg14 (eiken- en beukenbossen van lemige zandgronden); 1 hexagoon

Het habitattype en het leefgebied hebben (uitsluitend) waarde voor de volgende broedvogels met een instandhoudingsdoelstelling in Natura 2000-gebied Veluwe.

Kenmerk R002-1275289NJE-V09-srb-NL

Soort H9120 Beuken-eikenbossen met hulst

Lg14 Eiken- en beukenbossen van lemige zandgronden

Draaihals X X

Wespendief X X

Zwarte specht X X

H9120 Beuken-eikenbossen met hulst

De stuwwal tussen Doorwerth en Renkum (de Noordberg) is voor een deel begroeid met Beuken- eikenbossen met hulst. De soortenrijkdom is er laag. De typische soorten dalkruid, gewone salomonszegel en witte klaverzuring komen lokaal verspreid in de omgeving voor. Hetzelfde geldt voor de typische soorten hazelworm, boomklever en zwarte specht (Natuurmonumenten, 2018). De matige kwaliteit wordt onder andere veroorzaakt door gebrek aan structuur en soortenrijkdom in planten.

In het Natura 2000-gebied Veluwe neemt het areaal van dit habitattype toe. In de omgeving van Renkum hebben het bosbeheer, maar ook een paar droge zomers, tot kansen voor dit habitattype geleid. Naaldbomen zijn gekapt of afgestorven door 2 droge jaren. Hierdoor zijn open locaties in bossen ontstaan waar het habitattype zich kan uitbreiden. Deze open locaties zorgen ook voor een meer gevarieerde structuur, wat goed is voor de kwaliteit. De soortenrijkdom qua flora blijft echter achter (Natuurmonumenten, 2018). De trend in kwaliteit is daarom als stabiel beoordeeld.

Voor dit habitattype is stikstofdepositie in het algemeen de beperkende factor voor groei van planten. Een toename van stikstofdepositie leidt tot versnelde groei van een aantal soorten, vooral van grassen, blauwe bosbes en beuk en leidt daarnaast tot verzuring. Hierdoor nemen typische soorten vaatplanten af. Kenmerkende korstmossen en mossen kunnen door vermesting verdwijnen. Daarnaast zijn veel kenmerkende paddenstoelen zeer gevoelig voor vermesting (Herstelstrategie H9120 Beuken-eikenbossen met hulst).

Het areaal van H9120 Beuken-eikenbossen met hulst blijft mede dankzij beheermaatregelen behouden. Door de overwegend matige kwaliteit van deze bossen is stikstofdepositie een knelpunt. De toename van de stikstofdepositie als gevolg van de snelheidsverlaging kan daarom significante effecten hebben.

Lg14 Eiken- en beukenbossen van lemige zandgronden

Het leefgebied Lg14 Eiken- en beukenbossen van lemige zandgronden is gelegen ten westen van Renkum op de Wageningse berg.

Op basis van de Sovon leefgebiedkaarten komen alle 3 de soorten (draaihals, wespendief, zwarte specht) voor ten westen van Renkum (Sierdsema et al., 2016). Niet elke soort is echter recent waargenomen:

• Waarnemingen van draaihals ontbreken de laatste 5 jaar (bron NDFF). De soort vertoont op de Veluwe een positieve trend ondanks de al jaren aanwezige overmaat aan stikstofdepositie. De overmaat aan stikstof blijkt voor deze soorten geen knelpunt voor het behalen van de doelen

Kenmerk R002-1275289NJE-V09-srb-NL

• De wespendief maakt gebruik van H9120 en Lg14 als leefgebied. Deze soort is in de afgelopen 5 jaar slechts 2 keer waargenomen rondom de betreffende locatie en de naaste omgeving ervan (binnen een afstand van 250 meter rondom de relevante hexagonen. De wespendief is overwegend een bosbewoner, met een voorkeur voor minstens 250 ha grote en minstens 40 jaar oude bossen op zandgrond (profiel Wespendief). De wespendief gebruikt bomen om zijn nest in te bouwen, waarbij de soort een voorkeur lijkt te hebben voor gewone fijnspar. Stikstofdepositie heeft hier geen effect op. Het voedsel bestaat voor een groot deel uit insecten: larven en poppen van in groepen levende wespensoorten. De vogel ‘steelt’ de insectenkroost door de wespennesten uit te graven.

Om die reden is de soort afhankelijk van redelijk zachte bodems.

Het menu omvat behalve wespen ook onder andere amfibieën, reptielen, sprinkhanen en (jonge) kleine vogels. Dit voedsel is met name te vinden in habitattypen die wel gevoelig zijn voor stikstofdepositie. Er is echter als gevolg van de snelheidsmatregel geen effect op deze andere habitattypen, en dus niet op het foerageergebied van wespendief. Een effect op de wespendief is daarom uitgesloten

• De zwarte specht is in de laatste 5 jaar in totaal 14 keer waargenomen. Alle waarnemingen zijn op aanzienlijke afstand van de N225 gedaan (allen minimaal op 150 meter afstand). Waarschijnlijk is de directe omgeving van de N225 te sterk verstoord om te gebruiken als broed- en foerageergebied. Mieren(poppen) zijn een van de belangrijkste voedselbronnen voor zwarte specht (profieldocument Zwarte Specht), met name mieren die op de grond leven. Deze populaties gaan achteruit door een overmaat van stikstof en om die reden werd ook de zwarte specht beïnvloed. De eerste resultaten van nog niet afgerond onderzoek tonen overigens aan dat mieren juist geen belangrijk onderdeel zijn van het voedsel van de zwarte specht (Stichting Bargerveen, Sovon en Stichting Biosfeer, in prep. 2020). Larven en boktorren en andere houtbewonende kevers zijn in dit onderzoek tot nu toe het belangrijkste voedsel gebleken. Het negatieve effect door stikstofdepositie lijkt blijkens dat onderzoek daarom minder groot dan gedacht

De geschiktheid van een gebied voor broedvogels wordt daarnaast beïnvloed door factoren als licht (de Molenaar, 2003) en geluid (Reijnen, 1995). Boven een bepaalde drempelwaarde, die per soort verschilt, is op meer verlichte en/of meer geluid belaste plaatsen sprake van kleinere aantallen vogels.

Voor steltlopers[1] is een drempelwaarde van 47 dB(A) gerapporteerd, voor weidevogels[2]

45 dB(A) (Tulp et al., 2002). De broedvogels die voor hun leefgebied afhankelijk zijn van Lg14 en H9120 zijn weliswaar geen weidevogels, maar kunnen als gevolg van geluidverstoring een gebied wel als broedgebied vermijden. In figuur 4.24 en figuur 4.25 is de geluidbelasting als gevolg van de provinciale weg weergegeven ten opzichte van de relevante hexagonen (bron PDOK viewer). Hier is af te lezen dat bij de relevante hexagonen sprake is van een geluidbelasting van minimaal 55 dB(A). De huidige situatie is dus al in behoorlijke mate verstoord waardoor de relevante hexagonen geen optimaal broedhabitat vormen.

[1] Onderzocht zijn Kievit, Grutto, Scholekster, Tureluur, Wulp en Watersnip

Kenmerk R002-1275289NJE-V09-srb-NL

De berekende toename van de stikstofdepositie leidt om deze combinatie van redenen niet tot effecten op de genoemde vogelsoorten en daarmee niet tot effecten op leefgebied Lg14: • Stikstofgevoeligheid is waarschijnlijk niet tot matig van invloed is op wespendief en zwarte

specht

• Waarnemingen van draaihals ontbreken en wespendief is slechts beperkt waargenomen • Het instandhoudingsdoel van de draaihals wordt reeds gehaald; de soort vertoont een

positieve trend ondanks de huidige overbelasting van stikstof

• De locatie waar het projecteffect plaatsvindt is zeker geen optimaal broedhabitat

Kenmerk R002-1275289NJE-V09-srb-NL

Figuur 4.17 Geluidbelasting van de provinciale weg ter hoogte van relevante hexagonen

4.8

Natura 2000-gebied Sint Jansberg