• No results found

Nationale klimaatadaptatie-strategie

In document ‘Saving the polder’ (pagina 31-67)

Naar aanleiding van het Klimaatakkoord In Parijs in 2015 is in 2016 Nationale klimaatadaptiestrategie (NAS) uitgekomen. De NAS is uitgebracht met de bedoeling om initiatieven met betrekking tot verduurzaming op gang te brengen en te versnellen. Tevens is de NAS de Nederlandse reactive op de oproep vanuit de Europese Commissie om in 2017 een klimaatadaptiestrategie te hebben ontwikkeld voor elke Europese lidstaat.

De NAS bouwt voort op de thema’s die in de Klimaatagenda 2013 al werden besproken, namelijk adaptatie en mitigatie. Na het Klimaatakkoord is er een duidelijker algemeen doel toegevoegd aan de klimaatvisie van de Nederlandse Rijksoverheid. De overkoepelende afspraak die in Parijs is gemaakt is dat de

temperatuurstijging beperkt moet blijven tot twee graden Celsius wereldwijd.

In de NAS staan adaptatie en mitigatie dan ook specifieker besproken. Adaptatie verwijst naar de

aanpassing die Nederland zal moeten ondergaan met betrekking tot klimaatverandering. Adaptatie hangt nauw samen met de reductie van emissiegassen. Hoe minder reductie van emissiegassen, hoe meer

adaptatie nodig is en hoe meer reductie van emissiegassen hoe minder adaptatie nodig is. Klimaatadaptatie heeft een duidelijke plek in het Klimaatakkoord van Parijs. Mitigatie gaat in de NAS specifiek over het doel wat in Parijs is vastgesteld, namelijk het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot twee graden Celsius. Als uitgangspunt wordt het pre-industriële niveau en de streefwaarde is een stijging van anderhalve graad Celsius (Nationale klimaatadaptatiestrategie, 2016).

Klimaatadaptatie

De NAS noemt een aantal praktijkvoorbeelden van adaptatie in Nederland, maar geeft ook aan hoe klimaatadaptatie in de bestuurlijke praktijk uitgevoerd wordt en dient te worden. Klimaatadaptatie vraagt om samenwerking en afstemming tussen verschillende beleidsterreinen, in de NAS wordt geformuleerd dat bepaalde effecten verschillende beleidsterreinen kunnen raken en bepaalde oplossingen de grenzen van beleid kunnen overschrijden en voor overlap kunnen zorgen (Ibid.). Het belangrijkste wat het Rijk hierbij kan doen volgens de NAS is het leveren van middelen voor probleemanalyses, voor de partijen die hier onvoldoende capaciteit voor hebben, om zo de samenwerking te stimuleren die nodig is. De

koepelorganisaties (Interprovinciaal Overleg (IPO), Unie van Waterschappen (UvW) en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)) worden hier door de Rijksoverheid bij betrokken. In de NAS schetst de Rijksoverheid het uitgangspunt dat ze een deel van de middelen beschikbaar stellen om de coalities te versterken zodat ze de volgende stappen kunnen zetten. In de NAS staan de volgende concrete acties geformuleerd: klimaatadaptief handelen breed neerzetten, coalities rond cross-overs initiëren en faciliteren, onderzoek naar klimaatbestendigheid rijksgebouwen, makelaarschap en adaptatiedialogen (Ibid.).

Klimaatadaptief handelen breed neerzetten

Het is belangrijk om klimaatadaptief handelen breed te formuleren en in de NAS wordt ook gerept over een klimaatbestendige aanpak die over de gehele breedte van sectoren gaat. Partijen hebben afgesproken om dit met meer urgentie op te pakken, wat in 2018 uiteindelijk moet leiden tot het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, wat op zijn beurt weer onderdeel is van het Deltaprogramma 2018. De importantie van een brede formulering wordt uitgemeten in de NAS. Door een bredere formulering van de

klimaatadaptatieopgave neer te zetten worden ook de gevolgen voor natuur, cultureel erfgoed, woningbouw, gezondheid en voedsel en ruimtelijk ontwerp meegenomen. Het ministerie van

Infrastructuur en Milieu heeft de volgende acties op papier gezet dat het gaat ondernemen om de nadruk op klimaatadaptief handelen te leggen:

- Operationaliseren van het begrip klimaatadaptief handelen; - Klimaatadaptief handelen stimuleren;

- De huidige digitale werkomgeving verder uitbouwen (Ibid.). Coalities rond cross-overs initiëren en faciliteren

Cross-overs zijn een goed voorbeeld van een klimaatbestendige aanpak die over de gehele breedte van sectoren gaat. Cross-overs gaan over problemen die vaak zowel lokaal als regionaal aangepakt moeten worden. Ontwerpen die een oplossing bieden voor meerdere problemen worden cross-overs genoemd. In de NAS staat de doelstelling geformuleerd dat het ministerie van Infrastructuur en Milieu het initiatief neemt om coalitites te smeden of te faciliteren.

Onderzoek naar klimaatbestendigheid Rijksgebouwen

Aangezien de Rijksoverheid veel gebouwen door het gehele land in bezit heeft is het belangrijk om te kijken of deze gebouwen klimaatbestendig zijn.

Makelaarschap

Klimaatadaptatie is complex en eist samenwerking tussen verschillende betrokken partijen vanuit alle lagen van de samenleving: van het bedrijfsleven, individuele burgers, wetenschap en overheden. In de NAS wordt de ambitie uitgesproken om een ‘team van makelaars’ te vormen vanuit verschillende betrokken partijen en disciplines. Het is de intentie dat dit ‘team van makelaars’ gaat zorgen voor de verbinding van vraag en aanbod van kennis. Wanneer er zich onderwerpen voordoen die samenwerking vragen zal het team zorgen voor een geschikte coalitie of helpt het een bestaande coalitie om uit te bouwen. Op korte termijn moet het team adaptatiedialogen helpen organiseren.

Adaptatiedialogen

Adaptatiedialogen zijn bedoeld om klimaatvraagstukken verder te verkennen met betrokken partijen. Het is de bedoeling dat tijdens de gesprekken vraagstukken op tafel komen en over mogelijke oplossingen

nagedacht wordt.

De Klimaatagenda en Nationale Klimaatadaptatie-strategie dienen als context waaruit specifieke projecten voortvloeien en van welke de algemene doelen altijd op de achtergrond sluimeren. Het geeft een beeld van de richting van de Rijksoverheid en op welke manier zij klimaatbeleid gaan benaderen en hebben

benaderd. Het volgende hoofdstuk zal het begin van de analyse inluiden, waar er op specifieke projecten zal worden ingegaan.

Analyse

De analyse van dit onderzoek bestaat uit twee onderdelen. Allereerst zullen de projecten van Klimaat voor Ruimte en Kennis voor Klimaat besproken worden en onderzocht worden op de aanwezigheid of

afwezigheid van, een vorm van, co-productie. Na dit deel zal er gekeken worden naar het succes van de projecten waar co-productie wel of geen rol speelt. Het succes wordt bepaald aan de hand van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het project.

Projecten

In de twee beschreven strategieën, de Klimaatagenda en Nationale Adaptatiestrategie (NAS), wordt er duidelijk onderscheid gemaakt tussen twee soort klimaatbeleid, namelijk beleid gericht op adaptatie en beleid gericht op mitigatie. Zoals al eerder beschreven gaat adaptatie over de aanpassing die Nederland zal moeten ondergaan met betrekking tot klimaatverandering. Mitigatie is wat specifieker en wordt in de NAS beschreven als het proces waarin wordt toegewerkt naar het punt wat in Parijs is afgesproken, namelijk dat de mondiale temperatuur maximaal twee graden Celsius opwarmt.

Vanuit de Rijksoverheid wordt nog steeds die tweedeling gebruikt. In 2004 werd het programma Klimaat voor Ruimte opgericht en in 2007 is het programma Kennis voor Klimaat gestart, met daarbij de

Klimaatagenda en de Nationale Adaptatiestrategie als rode draad door de onderzoeksprogramma’s. Beide onderzoekprogramma’s hebben projecten voortgebracht met betrekking tot klimaat en zullen in dit hoofdstuk besproken worden.

Klimaat voor Ruimte

In 2004 werd het onderzoeksprogramma Klimaat voor Ruimte opgericht, welke voortkwam uit de onzekerheid en vragen omtrent klimaatverandering en aanpassing aan klimaatverandering. De gedachte achter het programma was om onderzoek te doen naar de kansen van klimaatverandering voor de Nederlandse maatschappij door aanpassingen in het ruimtegebruik, onder het mom van vijf

onderzoekthema’s (Klimaat voor Ruimte, 2017). Een breed publiek-privaat kennisnetwerk van honderden experts, onderzoeks- en kennisorganisaties, overheden, bedrijven en NGO’s werken samen om onderzoek te doen. Er was ook een samenwerking met het ‘Adaptatieprogramma Ruimte en Klimaat’ van de

Rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen om op deze manier de ontwikkeling van kennis af te stemmen met en de opgedane kennis door te laten vloeien in beleid op allerlei bestuursniveau’s (Ibid.). Het hoofddoel van het onderzoeksprogramma Klimaat voor Ruimte was om zowel de Rijksoverheid als bedrijven uit te rusten met een operationele kennisinfrastructuur die toegespitst is op de relatie tussen antopogene en natuurlijke klimaatverandering, klimaatvariabiliteit en ruimtegebruik (Ibid.). Achter het hoofddoel van het onderzoeksprogramma ligt tevens een maatschappelijk doel, namelijk het bevorderen van klimaatverantwoord ruimtegebruik. Klimaatverantwoord ruimtegebruik is: “het op een vernieuwende

wijze invulling geven aan de economische, maatschappelijke en ecologische vragen naar ruimte door multifunctioneel en flexibel gebruik van de natte en droge, boven- en ondergrondse ruimte in

Nederland”(Ibid.). Zoals al eerder genoemd wordt bij ‘Klimaat voor Ruimte’ ook onderscheid gemaakt

tussen ‘adaptatie’ en ‘mitigatie’, maar ‘Klimaat voor Ruimte’ deelt de hoofdthema’s nog verder op. Zij onderscheiden naast ‘adaptatie’, ‘mitigatie’ ook ‘integratie’, ‘communicatie’ en ‘brugprojecten’.

De organisatie van Klimaat voor Ruimte is, door henzelf, als volgt gevisualiseerd:

(Klimaat voor Ruimte, 2017) Dit onderzoek richt zich op de projecten vanuit Klimaat voor Ruimte en dus zal enkel de afdeling ‘Kennisontwikkeling en overdracht’ besproken worden. Het consortium bestond uit een groot scala aan actoren. Tijdens het opstellen van het consortium is er gekeken naar nationale en internationale allure, zodat het internationaal ook een goede positie zou hebben. Het consortium bestond zowel uit organisaties uit het publieke domein, als Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), verschillende provincies, Ministerie van Infrastructuur en Milieu en gemeente Tilburg, als organisaties uit het onderzoeksdomein zoals Universiteit Leiden, Planbureau voor de Leefomgeving en Tyndall Centre for Climate Change Research (Ibid.).

Projecten Klimaat voor Ruimte

De projecten binnen het programma Klimaat voor Ruimte zijn geanalyseerd op de, eventuele, aanwezigheid van co-productie op basis van de operationalisatie. Om de leesbaarheid van het onderzoek te verbeteren is ervoor gekozen om een beknopte samenvatting van de analyse per deelonderwerp te geven. Een

samenvatting van alle onderzoeksprojecten van Klimaat voor Ruimte en Kennis voor Klimaat zijn terug te vinden in ‘Bijlage 1’. De projecten binnen Klimaat voor Ruimte zijn opgedeeld op basis van de onderwerpen die het programma zelf beschrijft, oftewel adaptatie, mitigatie, integratie en communicatie.

Tijdens de analyse zijn er projecten aangeduid als ‘niet van toepassing’ en ‘geen’. De projecten die als ‘niet van toepassing’ zijn aangeduid zijn projecten waar wetenschappelijk onderzoek is gedaan en waar geen praktijkimplementatie aan de pas is gekomen. De projecten die met ‘geen’ zijn aangeduid zijn de projecten die wel in de praktijk zijn geïmplementeerd, maar waar geen vorm van co-productie is waargenomen. Er is voor deze benaming gekozen om te voorkomen dat er verwarring ontstaat over welk project een vorm van co-productie bevat en welk project niet.

ADAPTATIE

Projectnummer Project Co-productie

A01 Biodiversiteit in een veranderende wereld:

voorspellingen van vegetatiedynamiek Niet van toepassing

A02 Adaptatie van de Ecologische Hoofd

Structuur (EHS) Niet van toepassing

A06 Klimaat gerelateerde veranderingen van het NCP-ecosysteem en consequenties voor toekomstige ruimtelijke planning

Niet van toepassing

A07 Aanpassing aan weersextremen in

grensoverschrijdende stroomgebieden C2G: Crowdsourcing & co-delivery

A08 Gevolgen van klimaatverandering voor de

transportsector C2G: Burgerrapportage

A09 Financiële arrangementen voor

rampschade bij klimaatverandering G2C: Ecosysteem inbedding

A10a Definitiestudie Hotspots Niet van

toepassing

A10b Proeftuinen project (Hotspots) Niet van

toepassing

A11 Routeplanner 2010-2050 Niet van

toepassing

A12 Definitiestudie Landbouw Niet van

toepassing

A13 Aandacht voor Veiligheid: definitiefase Niet van toepassing

A14 Hotspot Zuidplaspolder C2G:

Crowdsourcing & co-delivery

A16 Hotspot Tilburg C2G:

Crowdsourcing & co-delivery

A17 Dialoogproject Klimaat in de stad C2G: Consultatie & ideevorming

A18 Hotspot Groningen G2C: Open boek

overheid

A19 Het bepalen van de adaptatieve capaciteit van de landbouw in Nederland voor de effecten van klimaatverandering onder verschillende markt en beleidscenario’s

Geen

A20 Aandacht voor Veiligheid II Niet van

toepassing

A21 Klimaat en Landbouw in Noord-Nederland Niet van toepassing

A22 Hotspot Rijnenburg G2C: Open boek

overheid

A23 Klimaatverandering, toenemende verzilting

Adaptatie richt zich op de aanpassing aan het veranderende klimaat. Zelfs als alles wat in het Parijs-akkoord is afgesproken lukt zal er nog een aanpassing moeten volgen. Binnen Klimaat voor Ruimte spreekt men over ‘klimaatbestendig maken’ in plaats van adaptatie. Een voetnoot in het rapport geeft aan dat het begrip klimaatbestendig niet inhoudt dat klimaatverandering geen risico’s met zich meebrengt. Risico’s kunnen beperkt worden, maar aan de andere kant ontstaan er kansen en innovaties.

De onderzoekers van Klimaat voor Ruimte hebben zich voornamelijk gericht op een aantal specifieke thema’s, lees: waterveiligheid, extreme neerslag, natuur en biodiversiteit, landbouw, stedelijke gebieden, transport en het ecosysteem van de Noordzee. Op locaties, die aansluiten bij deze thema’s, hebben de onderzoekers samengewerkt met beleidsmensen en het bedrijfsleven. Het deel adaptatie van Klimaat voor Ruimte gaat voornamelijk over onderzoeken en hier heeft nog niet specifiek de ‘productie’ van beleid plaatsgevonden

De twintig adaptatieprojecten zijn voor het merendeel gericht op het doen van onderzoek. Elf van de twintig projecten behelsten enkel onderzoek en hadden geen vorm van co-productie. Echter heeft er bij de adaptatieprojecten wel co-productie plaatsgevonden, zoals in de tabel hierboven te zien is. Zo is C2G: Crowdsourcing & co-delivery een veel voorkomende vorm van co-productie binnen de adaptatieprojecten. Zo is er bij het project ‘Aanpassing aan weersextremen in grensoverschrijdende stroomgebdieden’

gebruikgemaakt van het zogenoemde ACER (developing Adaptive Capacity to Extreme events in the Rhine basin)-project. Het ACER-project bestond uit een stakeholderproces waarbij er workshops zijn

georganiseerd met stakeholders en onderzoekers om zo kennis met elkaar uit te wisselen. Het doel van het project is uiteindelijk convergentie van individuele perspectieven en een gedeelde visie met betrekking tot overstromingsmanagement (Klimaat voor Ruimte: A07, 2017). C2G: Crowdsourcing & co-delivery is hier terug te zien, omdat in het ACER-project gebruik is gemaakt van de specifieke kennis van stakeholders, met als uiteindelijke doel om tot een gemeenschappelijke visie te komen. Hotspot Tilburg is tevens een duidelijk voorbeeld van C2G: Crowdsourcing & co-delivery. Bij de Hotspot Tilburg is een ‘Klimaatschap’ opgericht. Het ‘Klimaatschap’ is een vorm van een publiek-private samenwerking waarin gemeenschappelijk klimaatbeleid wordt gevormd (Klimaat voor Ruimte: A16, 2017).

Ook andere vormen van co-productie zijn terug te zien in het adaptatieproces van Klimaat voor Ruimte. De Hotspot Groningen is bedoeld om kennis over klimaatverandering en adaptatie aan klimaatverandering te verzamelen en in te passen in het Omgevingsplan, welke geldt voor de gehele provincie Groningen (Klimaat voor Ruimte: A18, 2017). Andere overheden kunnen vervolgens baat hebben bij de resultaten van de Hotspot Groningen. Met name bij het opstellen van omgevingsplannen, waterbeheerplannen en

structuurvisies kan de verzamelde kennis van pas komen. Het project is gericht op het koppelen van lokale kennis aan de kennis binnen Klimaat voor Ruimte. Het eindrapport meldt dat er onder andere workshops, meetings en seminars zijn georganiseerd (Ibid.). Het is een voorbeeld van G2C: Open boek overheid, omdat de hotspot Groningen is gericht op het proactief verspreiden van informatie en heeft ervoor gezorgd dat een grote groep belanghebbenden betrokken en geïnformeerd is bij het proces.

MITIGATIE

Projectnummer Project Co-productie

ME01 De broeikasgasbalans van Nederlandse

natuurlijke en landbouw-ecosystemen Niet van toepassing

ME02 Geïntegreerde observatie en

modellering van broeikasgas budgetten op nationaal niveau

Niet van toepassing

ME03 Invloed van landgebruik,

landgebruikgeschiedenis en

management op de koolstofvoorraad in de bodem in Nederland

Niet van toepassing

ME04 Een geïntegreerd raamwerk voor de

beoordeling van ruimtelijke en gerelateerde gevolgen van een verhoogde implementatie van biomassaketens

C2G: Consultatie en ideevorming

ME05 Het effect van de ruimtelijke

rangschikking van moerassen en slootoevers op waterkwaliteit en

koolstofvastlegging in veenweidepolders

Niet van toepassing

ME06 Hulpmiddelen voor het maken van

ruimtelijke keuzes voor de toekomst van de Veenweidegebieden

C2G: Crowdsourcing en co-delivery

Bij de mitigatieprojecten is hetzelfde te zien als bij de adaptatieprojecten, namelijk veel onderzoek zonder tussenkomst van derden. Echter zijn er wel twee projecten uitgevoerd waar gebruik is gemaakt van co- productie. Het project welke is gericht op ‘een geïntegreerd raamwerk voor de beoordeling van ruimtelijke en gerelateerde gevolgen van verhoogde implementatie van biomassaketens’ omvat een vorm van co- productie, namelijk C2G: consultatie en ideevorming. Het project was gericht op het maken van een geïntegreerde raamwerkmethode waarmee ruimtelijke gevolgen, gerelateerde kansen en consequenties van biomassaketens voor energie, transportbrandstoffen en chemicaliën op verschillende georgrafische niveau’s kunnen worden beoordeeld en geanalayseerd (Klimaat voor Ruimte: ME04, 2017). Bij het project is een dialoog over duurzaamheid van bio-energie gehouden. De dialoog bestond uit diverse stakeholders en zij konden tijdens dit dialoog hun ideeën met betrekking tot duurzaamheid van bio-energie delen, er was echter geen sprake van co-creatie van beleid of co-vorming van beleid (Ibid.). Een andere vorm van co- productie, die in het mitigatieproces zichtbaar was, waarbij er wel sprake was van co-creatie is te zien bij het project omtrent ‘hulpmiddelen voor het maken van ruimtelijke keuzes voor de toekomst van de Veenweidegebieden’. Bij dit project is er gebruikgemaakt van een, zogenoemde, interactieve kaarttafel die hielp bij de ondersteuning van de ruimtelijke planning in de Nederlandse veenweidegebieden. Er zijn drie workshops gehouden waar deelnemers van provincie, waterschap en natuurorganisaties aan meededen om zo de beschikbare kennis te integreren en communiceren (Klimaat voor Ruimte: ME06, 2017). Dit project is een duidelijk voorbeeld van C2G: crowdsourcing en co-delivery, omdat er gebruik is gemaakt van de unieke kennis bij de stakeholders en deze hebben tevens een plek gekregen in het

INTEGRATIE

Projectnummer Project Co-productie

IC02 Integrale analyse van vermindering van

uitstoot voor regio’s, sectoren, bronnen en broeikasgassen

G2C: Informeren & nudging

IC03 Landgebruiksontwikkelingen in een

veranderend klimaat (LANDS) Geen

IC05 Kosten-baten analyse van adaptatie en

mitigatie mogelijkheden voor klimaatveranderingen: methoden en toepassingen

Geen

IC08 Onderzoek naar methodes om op

interactieve wijze kennis van experts en stakeholders bij elkaar te brengen (PROFILES)

C2G: Crowdsourcing en co-delivery

IC10 Communiceren over klimaatverandering:

methoden om risico’s en kansen inzichtelijk te maken

G2C: Informeren & nudging

IC11 Socio-economische scenario’s voor

klimaatstudies Niet van toepassing

IC12 Instituties voor adaptatie: Is de

Nederlandse institutionele structuur in staat zich aan te passen aan

klimaatverandering?

Niet van toepassing

Net als bij adaptatie en mitigatie is er bij de integratieprojecten co-productie in de vorm van C2G: Crowdsourcing en co-delivery te zien, namelijk bij het project waarbij er onderzoek is gedaan naar methodes om op interactieve wijze kennis van experts en stakeholders bij elkaar te brengen. De titel van het project laat al zien welke vormen van co-productie er daar in het proces zijn gebruikt. Bij twee

integratieprojecten is er echter een vorm van co-productie geconstateerd die bij adaptatie en mitigatie niet aanwezig was, namelijk G2C: Informeren en nudging. Deze vorm van co-productie richt zich op de situatie dat burgers geïnformeerde beslissingen kunnen nemen op basis van informatie die zij krijgen vanuit de overheid. Het project waarbij het gaat om een ‘integrale analyse van vermindering van uitstoot voor regio’s, sectoren, bronnen en broeikasgassen’ is er gestreefd naar het creëren van een informatiesysteem op basis waarvan stakeholders beslissingen kunnen nemen (Klimaat voor Ruimte: IC02, 2017). Dit sluit naadloos aan op de definitie van de vorm van co-productie die zojuist besproken is. Ook bij het andere integratieproject is de link overduidelijk. Dit project gaat over het communiceren over klimaatverandering. Aan de hand van onderzoek van commmunicatieprofessionals is uiteengezet dat communicatie het beste via frames kan verlopen (Klimaat voor Ruimte: IC10, 2017). Framing is een vorm van informeren, maar sluit tevens aan bij de term nudging omdat bij het ‘kiezen’ van een frame ook een bepaalde uitkomst gewenst is.

COMMUNICATIE

Projectnummer Project Co-productie

COM03 Platform Communication on Climate

Change (PCCC) G2C: Informeren & nudging

COM04 Netwerkproject voor organiseren van een

dialoog C2G: Crowdsourcing & co-delivery

COM05 Klimaat voor Ruimte Website G2C: Open boek overheid

COM06 De Natuurkalender C2C: Zelforganisatie

COM07 Zomerschool Klimaat en de hydrologische

cyclus Onderzoek/C2C: Zelforganisatie

COM08 Net 5 Nationale Klimaatenquête Entertainment

COM09 Nul-nummer Change Magazine Entertainment

In document ‘Saving the polder’ (pagina 31-67)