• No results found

5. Mobiliteitsongelijkheid en uitsluiting

5.3 Nationale habitus en uitsluiting

De hogere mate van fietsvaardigheid van de ander gaf voor sommige participanten een direct gevoel van uitsluiting, waarbij de vanzelfsprekend die met het fietsen gepaard gaat als een natuurlijke staat van zijn werd afgeschilderd, waar de participanten zelf geen aanspraak op konden maken. Deze vanzelfsprekendheid van de activiteit, zou geïnterpreteerd kunnen worden via de nationale habitus, die de ervaren en kundige fietsers doet onderscheiden van de minder ervaren fietsers (Kuipers, 2012). De norm van het fietsen wordt via de nationale habitus belichaamd door velen, wat het gevoel geeft aan de mensen die deze nationale habitus niet of minder bezitten dat ze nooit zullen gaan tippen aan het fietsniveau van de ander en deze fietsvaardigheid nooit zullen internaliseren:

Het is gewoon iets wat mensen zo natuurlijk doen en zo automatisch en ja je doet dat toch gewoon, en als ik dat zou willen doen zoals die persoon dat nu op straat doet, zou ik echt hele grote stappen moeten zetten om dat helemaal te leren, vanaf stap één en om die techniek te beheersen van het fietsen, kost het mij heel veel, terwijl voor die persoon komt het gewoon vanzelf. (P:4)

Voor deze participant creëert de vanzelfsprekendheid van de fietsvaardigheid van de ander een oneerlijk verschil in moeite voor hetzelfde resultaat. De vanzelfsprekendheid van het fietsen van de ander zorgt voor een onuitwisbare voorsprong van fietsvaardigheid. De participant zou slechts onderdelen hiervan kunnen internaliseren maar nooit op gelijke voet zou komen te staan met ‘de persoon op straat’ die dat zo gemakkelijk doet. Een andere participant merkt ook op hoe het fietsen geen automatisme voor haar is en verwoordt het als het ontbreken van een tweede natuur (P:13). Alhoewel de habitus doorgaans een onbewust proces is (Bourdieu, 2012), lijkt in dit geval de confrontatie met de nationale habitus van anderen een meer bewust proces te zijn waarin mensen verwoorden bewust te zijn van het niet bezitten van deze vanzelfsprekendheid en dat dit hen buiten de norm plaatst:

Ik woon natuurlijk nu heel lang hier in Nederland. Maar heel af en toe kan ik me nog wel anders voelen, en dat [het moeite hebben met fietsen] zijn de

momenten dat ik me anders voel, dat ik er niet bij hoor ofzo. (P:13)

Het is lastiger om de nationale habitus op een latere leeftijd te internaliseren omdat de nationale habitus voortkomt uit een geschiedenis van belevenissen (Kuipers, 2012). Vooral in het geval van fietsen, wat in Nederland doorgaans op een vroege leeftijd wordt geleerd, kan het als volwassene lastig zijn deze vaardigheid op latere leeftijd nog volledig eigen te maken. Dit kan een gevoel van minderwaardigheid opleveren, omdat kinderen dan ‘al’ een vaardigheid beter kunnen dan de participant zelf. Zo geeft in een eerder genoemd citaat een participant aan dat het haar ongemakkelijk lijkt om fietsles te nemen, omdat ze dan bang is

naast een kind van twee jaar les te krijgen (P:4). Een andere participant geeft aan hoe haar kind het fietsen heel gemakkelijk oppakte:

Ik wilde wel graag dat Peter leerde fietsen en heel veel kinderen konden al

fietsen toen ze drie of vier waren en Peter niet en op een gegeven moment toen we gingen oefenen, hadden we een fiets voorgezet en de zijwieltjes eraf gehaald en toen gingen we binnen wat halen en opeens kijk ik naar buiten en weg is Peter en die fietste gewoon weg, terwijl hij nog nooit eerder zonder zijwieltjes heeft gefietst” (P:13).

Deze participant vindt het verwonderlijk hoe vanzelfsprekend het fietsen voor haar kind is, in vergelijking met haarzelf. Ook zegt dezelfde participant een dubbele standaard te hanteren, waarin ze het wel belangrijk vindt dat haar kind fietst, maar het vervolgens zelf heel weinig doet. Voor deze participant lijkt fietsen wel een norm te zijn, waaraan ze wilt dat haar kind voldoet, maar beschikt ze zelf niet over de geschikte habitus om deze norm ook in haar eigen leven te implementeren. Hoe zeer de verwachting ook bestaat dat fietsen bij het leven hoort, het niet bezitten van de nationale habitus gooit voor deze participant roet in het eten en zorgt ervoor dat ze buiten de norm geplaatst blijft en zich anders voelt.

Conclusie

Aan het niet kunnen- of moeite hebben met fietsen worden, door de participanten, impliciet en expliciet verschillende betekenissen gegeven die hun overlap vinden in het jammerlijke gevoel van het missen van een vaardigheid die anderen wel bezitten. Het niet kunnen fietsen of moeite hebben met fietsen brengt ze in een positie waarin ze zich hierover moeten legitimeren aan de omgeving (Evans & Davies, 2004). Het niet kunnen- of moeite hebben met fietsen levert verbaasde reacties van anderen op waardoor het gevoel kan ontstaan anders te zijn dan de rest. Ook moeten zij zich verantwoorden voor het niet gebruikmaken van een duurzame optie van transport en missen zij het gevoel van vrijheid, wat geassocieerd wordt met de fiets. De fiets lijkt ook een manier om verantwoordelijkheid te nemen voor de gezondheid van het eigen lichaam. De mensen die niet kunnen- of moeite hebben met fietsen kunnen via deze weg die verantwoordelijkheid niet nemen (Evans & Davies, 2004).De verwachting om te fietsen wordt ervaren als norm en voor iemand die niet kan- of moeite heeft met fietsen, wordt dit aan den lijve ondervonden. Dit resulteert in veel gevallen in schaamte en kan overlappen met angst voor stigmatisering. Ook kan vanuit het niet voldoen aan de norm een minderwaardigheidsgevoel ontstaan waarbij een gevoel van falen aanwezig is. Dit gevoel van falen zorgt ervoor dat de mensen die niet kunnen- of moeite hebben met fietsen moeite ervaren om hun volwaardige morele burgerschap volledig in stand te houden. Via het legitimeren van hun handelingen, en door alternatieve manieren van het nemen van verantwoordelijkheid, wordt er een poging gedaan de bedreigingen aan het volwaardige burgerschap af te wenden. Bij iemand met een niet- westerse migratieachtergrond, ging het gevoel van minderwaardigheid verder dan burgerschap en trok ze haar eigen Nederlanderschap in twijfel vanwege het niet kunnen fietsen. De mindere mate van fietsvaardigheid lijkt dus binnen termen van integratie besproken te worden, waarbij in een enkel geval de mindere mate van fietsvaardigheid in zijn geheel geculturaliseerd wordt.

Het niet kunnen- of moeite hebben met fietsen lijkt te dienen als

uitsluitingsmechanisme. Zo bezorgt het niet of minder bezitten van de fietsvaardigheid zowel een nadeel voor het economisch-, als voor het sociaal kapitaal van een persoon. Dit kan resulteren in een mindere mate van mobiliteit, en de transport armoede doen

versterken of doen ontstaan waardoor uitsluiting in de hand wordt gewerkt (Lucas, 2012). Ook sluit de norm dat iedereen in staat is te fietsen, mensen met een fysieke beperking uit wanneer via validisme deze mensen niet in de norm opgenomen worden. Een groot deel van de besproken fietsnorm lijkt dan ook een validistische assumptie in zich te dragen, waarbij ieder in staat geacht wordt te fietsen en er geen rekening gehouden wordt met de mensen die niet in staat zijn te fietsen. Ook lijkt er uitsluiting plaats te vinden via het fietsen als nationale habitus. Het is namelijk niet per definitie het geval dat het kunnen fietsen an sich, een persoon volledig binnen de norm plaatst; er zitten vervolgens ook nog vereisten aan de fietsvaardigheid. Er heerst een verwachting dat de fietsvaardigheden diep geïnternaliseerd zijn en een persoon volledige controle heeft over het fietsen. Het niet bezitten van deze

nationale habitus wordt ervaren als het missen van een tweede natuur en kan resulteren in het gevoel er niet volledig bij te horen. Op deze manier kan het niet bezitten van de

nationale habitus uitsluitend werken.

Discussie

Dit onderzoek heeft een problematische kant aangezien een deel van wat er onderzocht wordt betrekking heeft op onbewuste processen of op situaties die mensen zich niet meer kunnen herinneren. Interviews kunnen deze processen niet volledig blootleggen en

daardoor kunnen er betekenisgevingen en eventuele uitsluitingsmechanismen worden gemist. Toch is er een poging gedaan om zo dicht mogelijk bij de betekenisgevingen van de participanten te komen. Aangezien dit onderzoek exploratief van aard is en de onderzoeker niet op de hoogte is van ander onderzoek wat de betekenisgevingen van mensen die niet kunnen- of moeite hebben met fietsen in Nederland bestudeert, is de beslissing genomen niet binnen een bepaald gebied of onder een bepaalde bevolkingsgroep onderzoek te doen. Dit heeft tot gevolg dat generaliseerbaarheid naar een populatie of naar een andere context binnen Nederland niet te maken is. Zo zijn er voornamelijk mensen wonend in steden als Amsterdam, Rotterdam en Nijmegen geïnterviewd, wat andere resultaten op zal leveren dan wanneer mensen uit provinciale gebieden geïnterviewd worden. Het onderzoek is niet te generaliseren naar contexten los van de fiets. Alhoewel er meer normen in Nederland heersen waaraan mensen horen te voldoen, zal zo een norm altijd andere eigenschappen hebben en het leven van mensen die niet aan de norm voldoen op een andere manier raken dan de norm om te fietsen.

Dit onderzoek hoopt een theoretische bijdrage te leveren door theorieën die betrekking hebben op mobiliteit in te bedden in sociologische theorieën om zodoende het beeld wat bestaat binnen de sociologie van de sociale werkelijkheid te verbreden. Er wordt een poging gedaan het belang van mobiliteit in de sociologie te benadrukken, maar ook het belang van de sociologie in studies naar mobiliteit. De resultaten van dit onderzoek komen overeen met de resultaten van Lucas (2012), waarbij mobiliteit een link heeft met sociale uitsluiting. Dit onderzoek trekt deze sociale uitsluiting echter breder en laat zien hoe de betekenisgevingen van mensen de uitsluiting in de hand werken. Ook zijn de angsten die Horton (2006) beschrijft in relatie tot fietsen teruggekomen in de resultaten. Deze angsten lijken echter vaak overlap te vinden in gevoelens van schaamte, en zijn dus niet te beperken tot enkel de emotie angst. Dit onderzoek ondersteunt het idee om het begrip mobiliteit uit te breiden naar motiliteit, waarbij er meer rekening gehouden wordt met de vaardigheden die bij het gebruiken van een vervoermiddel nodig zijn en meegenomen wordt of het vervoermiddel daadwerkelijk gebruikt wordt (Kaufmann, 2002). Hierdoor zal er een vollediger beeld van de keuzes ontstaan die ten grondslag liggen aan het gebruik van transportmiddelen, waarin alle theoretische aspecten van dit onderzoek ook meegenomen

kunnen worden. Verder is de verhouding tussen de fiets en burgerschap een interessant theoretisch inzicht.

Toekomstig onderzoek over het niet kunnen- of moeite hebben met fietsen in Nederland zou zich meer kunnen specialiseren op één groep. Zo zou het interessant kunnen zijn wanneer de volledige focus ligt op mensen met een niet-westerse migratieachtergrond en hun betekenisgeving aan de fiets. Ook zou het relevant kunnen zijn om de mate van toegankelijkheid van de fiets verder uit te lichten om de inclusiviteit van het Nederlandse transport te vergroten.

Literatuurlijst

Algemeen Dagblad. (2019, 19 juni) Andere landen snappen er niks van: onze premier doet

alles op de fiets. geraadpleegd op 5 juni 2019, van www.ad.nl/den-haag/andere-landen-

snappen-er-niks-van-onze-premier-doet-alles-op-de- fiets~a716b39e/+&cd=1&hl=nl&ct=clnk&gl=nl

Aldred, R. (2010). “On the Outside”? Constructing cycling citizenship. Social and Cultural

Geography 11(1): 35-52.

Andrews, N., Clement, I. & Aldred, R. (2018). Invisible cyclists? Disabled people and cycle planning – A case study of London. Journal of Transport & Health, 8, 146-156

Blumer, H. (2012). ‘Symbolic Interactionism’ In: Calhoun, C. et al. (eds.) Contemporary

Sociological Theory, Oxford: Wiley Blackwell, pp. 62-74

Bourdieu, P. (2012). ‘Structures, Habitus, Practices’ In: Calhuon, C. et al. (eds.) Contemporary

Sociological Theory, Oxford: Wiley Blackwell, pp. 62-74

Bryman, A. (2012). Social Research Methods (4th ed.). London: Oxford University Press.

Ebert, A. (2004). Cycling towards the nation: the use of the bicycle in Germany and the Netherlands, 1880-1940. European Review of History 11: 347–364.

Elias, N. (2011). Het civilisatieproces. Amsterdam: Boom

Evans, J. & Davies, B. (2004). Sociology, the body and health in a risk society. In J. Evans, B. Davies, J. Wright, (Reds.), Body Knowledge and Control (pp: 35-51). London and New York: Roudlegde

Foucault, M. (1977). Discipline and punish : the birth of the prison. New York :Pantheon Books,

Foucault, H. (2012). ‘Discipline and Punish’ In: Calhoun, C. et al. (eds.) Contemporary

Sociological Theory, Oxford: Wiley Blackwell, 314-322

Garfinkel, H. (1964). Studies of the Routine Grounds of Everyday Activities. Social Problems, 11(3), 225-250

Giddens, A. (1991). Modernity and Self-Identity. Polity Press

Goffman, E. (1955). On Face-Work; An Analysis of Ritual Elements in Social Interaction.

Psychiatry, 18(3), 213-231

Goffman, E. (1956). The Presentation of Self in Everyday Life. London: The Penguin Group.

Goffman, E. (1967). Interaction Ritual. Chicago: Adline Publishing Company.

Halse, C. (2009). Bio-citizenship: virtue discourses and the birth of the bio-citizen. In J. Wright, V. Harwood (ed). Biopolitics and the 'obesity epidemic' : governing bodies, London: Routledge, 45-59.

Harms, L. (2006). Anders onderweg. De mobiliteit van allochtonen en autochtonen

vergeleken. The Hague: Social and Cultural Planning Office.

Harms, L., Bertolini, L. & te Brommelstroet, M. (2014). Spatial and social variations in cycling patterns in a mature cycling country: exploring differences and trends. Journal of Transport&

Health 4(1), 232-242

Hart van Nederland (2019, 18 mei) Fietsers massaal door de voor auto’s afgesloten IJtunnel

in Amsterdam. Geraadpleegd op 5 juni 2019, van

https://www.hartvannederland.nl/nieuws/2019/fietsers-massaal-door-de-voor-autos- afgesloten-ijtunnel-amsterdam/

Hennink, M., Hutter, I., A. Bailey (2011). Qualitative Research Methods. Los Angeles: Sage

Hine, J.P., Mitchell, F. (2001). Better for everyone? Travel experiences and transport exclusion. Urban Studies 38 (2), 319.

Jivraj, T. & Ignagni, E. (2015). Disability and Disabling Practices. International Encyclopedia of

the Social and Behavioral Sciences, 6(2), 452-457

Kaufmann, V., (2002). Re-thinking Mobility: Contemporary Sociology. Ashgate, Aldershot.

Kaufmann, V., Bergman, M.M. & Dominique, J., (2004). Motility: mobility as capital.

International Journal of Urban and Regional Research, 28 (4), 745–756.

van der Kloof, A., Bastiaanssen, J. & Martens, K. (2014). Bicycle lessons, activity participation and empowerment. Case studies on transport Policy, 2(2014) pp.89-95

Kuipers, G. (2010). De fiets van hare Majesteit; over nationale habitus en sociologische vergelijking. sociologie 6(3), 3-26

Kuipers, G. (2013). The rise and decline of national habitus: Dutch cycling culture and the shaping of national similarity. European Journal of Social Theory, 16(1), 17–35.

Kuipers, G (2016). Good Humor Bad Taste. De Gruyter.

Lightfoot, E., B. (2015). Disabilism. International Encyclopedia of the Social & Behavioral

Sciences, 6(2), 446-451

Lucas, K. (2012). Transport and social exclusion: where are we now? Transport Policy, 20, 105–113.

Mepschen, P. (2016). Sexual democracy, cultural alterity and the politics of everyday life in Amsterdam. Patterns of Prejudice, 50(2), 150-167

Ong, B., K. (2012). Grounded Theory Method (GTM) and the Abductive Research Strategy: a critical analysis of their differences. International Journal of Social Research Methodology, 15(5), 417-432

Pelzer, P. (2010). Fietsmulticulturalisme. Agora 26: 17–20.

Pelzer, P. (2010). Bicycling as a Way of Life, a comparative case study of Bicycle Culture in

Reay, M. (2015). Using “Wild” Laughter to Explore the Social Sources of Humor. Social

Forces, 93(3), 1241-1265

Scheff, T. (2002). Shame and the Social Bond: A Sociological Theory. Sociological Theory 18(1): 84-99

Scheff, T. (2003). Shame in Self and Society. Symbolic interaction 26(2): 239-262

Schinkel, W. & Van Houdt, F. (2010). ‘The Double Helix of Cultural Assimilationism and Neo- liberalism: Citizenship in Contemporary Governmentality,’ The British Journal of Sociology, 61(4): 696-715

Schinkel, W. (2010). The Virtualization of Citizenship. Critical Sociology 36(2) 265-283

Stoffers, M. & Oosterhuis,H. (2009). Ons populairste vervoermiddel. De Nederlandse fietshistoriografie in internationaal perspectief. Bijdragen en Mededelingen betreffende de.

Geschiedenis der Nederlanden, 124: 390–418

Timmermans, S. & Tavory, I. (2012). Theory Construction in Qualitative Research: From

Grounded Theory to Abductive Analysis. American Sociological Association 30(3) 167-186

Van Houdt, F., Suvarierol, S. & Schinkel, W. (2011). Neoliberal communitarian citizenship: Current trends towards ‘earned citizenship’ in the United Kingdom, France and the Netherlands. International Sociology, 26(3), 408–432

Appendix

Interview guide 1e versie (aangepast per interview naar de participant)

Inleiding

Onderzoek naar hoe het is wanneer je niet fietst in Nederland Jouw ervaring van mobiliteit in Nederland

Geen goed of fout antwoord Anoniem

Toestemming om op te nemen

Ervaring van het niet fietsen

Zou je me willen vertellen wat de reden is dat je niet fietst?

Hoe ervaar je het om niet te kunnen fietsen?

Zijn er nadelen van het niet fietsen? Zo ja, wat voorn nadelen?

Hoe reageren anderen erop dat je niet fietst? En hoe voel je je bij die reacties?

Kunnen mensen uit je omgeving (vrienden) fietsen?

In welke situaties ben je je het meest bewust van dat je niet kan fietsen?

Wat voor een gevoel geeft het niet kunnen fietsen jou?

Schaam je je er weleens voor dat je niet fietst?

In hoeverre zou de fiets passen in je dagelijkse routine?

Heb je het idee dat niet fietsen invloed heeft op je financiële situatie? Voel je je wel eens buitengesloten vanwege het niet fietsen?

Hindert het niet kunnen fietsen je weleens om buitenshuis iets te ondernemen?

Symboliek

Ervaar jij dat het in Nederland als normaal gezien wordt dat men fietst? Vind je fietsen iets typisch Nederlands? (zo nee, vindt je dat er iets als ‘typisch Nederlands’ bestaat?)

Wat is jouw beeld van fietsen over het algemeen? Staat voor jou de fiets symbool voor iets?

Ervaar jij hinder van de focus op de fiets in het Nederlandse transport? Voel jij je Nederlander?

Algemenere vragen

Plaats van opgroeien

Welk vervoersmiddel werd er door je ouders in je jeugd gebruikt? Leverde het niet kunnen fietsen je in je jeugd moeilijkheden op? Wat voor een afstanden leg je doorgaans af als je ergens heen gaat? Wat is je meest gebruikte transportmiddel?

Hoelang woon je in Nederland? Leeftijd

Overige vragen

Zou je willen fietsen? Waarom wel, waarom niet ?