• No results found

Nanotechnologie en ‘Nuchter omgaan met risico’s’

Onderzoek en ontwikkeling internationaal

Bijlage 2: Nanotechnologie en ‘Nuchter omgaan met risico’s’

In de Kabinetsvisie Nanotechnologieën ‘Van Klein naar Groots’ wordt aangegeven welke koers het kabinet wil varen op het gebied van zowel innovatie en ontwikkeling van nanotechnologieën (de kansen), als op het gebied van het omgaan met de risico’s van nanotechnologieën. De visie komt kort samengevat op het volgende neer:

Nanotechnologieën zijn nieuwe technologieën waar wereldwijd al veel onderzoek naar wordt verricht en die steeds meer worden toegepast. Het is belangrijk dat Nederland hieraan meedoet, en daarbij niet alleen probeert bij te blijven op kennisgebied maar ook een plaats in de kopgroep houdt. Bovendien moeten we oog houden voor de mogelijke risico’s die aan nanotechnologieën kleven. Alleen door zorgvuldig om te gaan met de risico’s kan Nederland ten volle zijn kansen benutten (Kabinetsvisie, 2006).

Deze kansen liggen volgens deze visie op het gebied van het bevorderen van een goed onderzoeksklimaat, het versterken van het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, en op maatschappelijke gebieden zoals gezondheidszorg, veiligheid(spreventie) en milieu. Het doel van de kabinetsvisie is om ‘aan te geven of de kaders die nodig zijn voor verantwoorde ontwikkelingen, toereikend zijn, dan wel aangepast of vernieuwd moeten worden’ (Kabinetsvisie, 2006).

Een van de hoofdlijnen in de kabinetsvisie is het onderwerp ‘omgaan met risico’s’. Hierbij wordt onder meer op de vigerende regelgeving ingegaan. De algemene beginselen van de vigerende wet- en

regelgeving gelden volgens het kabinet ook voor de risico’s van gefabriceerde nanodeeltjes (zie Bijlage 4). Voor het uitvoeren van toezicht en handhaving zijn de kennislacunes echter nog te groot. Zolang bijvoorbeeld nog geen geschikte en beheersbare meetmethoden voorhanden zijn, zijn toezicht, handhaving en naleving lastig. Zowel overheid als bedrijfsleven dienen volgens de kabinetsvisie over meer kennis te beschikken, er dient een gemeenschappelijk begrippenkader ontwikkeld te worden, er dient normering plaats te vinden en er moeten standaardmethodes ontwikkeld worden voor metingen en risico-evaluatie. Om kennis te ontwikkelen en uit te wisselen zal een internationaal gecoördineerde onderzoeksinzet nodig zijn.

Voor het beleid op het gebied van risicobeheersing vormt de VROM-nota ‘Nuchter omgaan met risico’s’ het uitgangspunt. In dit standpunt wordt ‘risk governance’ voor de Nederlandse situatie uitgewerkt. In Nuchter omgaan met risico’s wordt een aantal dilemma’s benoemd rondom politieke besluitvorming over risico’s, waaronder de verdeling van verantwoordelijkheden en de rol van

risicoperceptie. Het kabinet zal bij het uitwerken van de beheersing van risico’s van nanotechnologieën de uitgangspunten uit de VROM nota (2004) hanteren (zie ook hoofdstuk 1).

Daarnaast worden of zijn inmiddels een aantal internationale Codes of Conduct voor diverse

doelgroepen geformuleerd (EC, 2007; ICCA, 2007; Responsible Nano Code, 2008; VCI/BAUA, 2008). In Nuchter omgaan met risico’s wordt verwezen naar het voorzorgsbeginsel zoals dit in de

Het voorzorgbeginsel heeft een plaats gekregen in Beginsel 15 van de verklaring van Rio: ‘Teneinde het milieu te beschermen zullen staten naar hun vermogen op grote schaal de

voorzorgbenadering moeten toepassen. Daar waar ernstige of onomkeerbare schade dreigt, dient het ontbreken van volledige wetenschappelijke zekerheid niet als argument te worden gebruikt voor het uitstellen van kosteneffectieve maatregelen om milieuaantasting te voorkomen’. Voorts wordt voorzorg gezien als ‘strategie voor risicomanagement, indien er gegronde redenen zijn om te vrezen dat potentiële gevaren het milieu of de gezondheid van mensen, dieren en planten zouden kunnen aantasten, maar beschikbare gegevens geen uitvoerige risico-evaluatie mogelijk maken’ (VROM, 2004).

Ook wordt in deze nota verwezen naar de door de EU geformuleerde beginselen bij toepassing van het voorzorgsbeginsel:

‘Aan de beslissing tot toepassing van het voorzorgbeginsel moeten drie specifieke beginselen ten grondslag liggen:

• de toepassing van het beginsel moet gebaseerd zijn op een zo volledig mogelijke wetenschappelijke evaluatie. Daarbij moet, indien mogelijk, in iedere fase de mate van wetenschappelijke onzekerheid worden vastgesteld;

• elk besluit om al dan niet te handelen uit hoofde van het voorzorgbeginsel moet worden voorafgegaan door een evaluatie van het risico en de potentiële gevolgen van niet handelen; • zodra de resultaten van de wetenschappelijke evaluatie en/of risico-evaluatie beschikbaar zijn,

dienen alle betrokken partijen bij de bestudering van de verschillende denkbare mogelijkheden betrokken te worden en moet de procedure zo transparant mogelijk zijn’ (VROM, 2004).

In de kabinetsvisie nanotechnologieën worden de volgende punten genoemd die op de ‘agenda voor risicobeheer’ staan:

1. Het vergroten van kennis over toepassingen en risico’s van nanodeeltjes (met behulp van een gezamenlijk en internationaal risicobeheersingsproces met wetenschap en bedrijfsleven) 2. Het toepassen van het voorzorgsbeginsel in combinatie met proportionaliteit. Vanuit oogpunt

van proportionaliteit is een moratorium op nanotechnologie en nanowetenschap ongewenst. Per toepassing wordt bepaald of uitgebreid onderzoek voorafgaand aan marktintroductie nodig is, of dat er andere maatregelen nodig zijn.

3. Metrologie en standaardisatie. Deze zaken worden door het kabinet als essentieel gezien voor het kunnen handhaven van wet- en regelgeving.

Het thema ‘omgaan met risico’s’ wordt verder uitgewerkt in de brief die VROM-minister Cramer in februari 2008 aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. De ambitie van het kabinet is, zo wordt in deze brief omschreven, ‘gericht op het uiteindelijk bereiken van een situatie waarin mens en milieu geen of slechts een verwaarloosbaar risico lopen bij toepassing van nanotechnologie’. Om dit te bereiken wordt gekozen voor een aanpak die omschreven wordt als ‘verstandig, voorzichtig en met voorzorg omgaan met nanodeeltjes’ (Tweede Kamer, 2008).In de brief worden (onder meer) de volgende initiatieven genoemd die gestart zijn, dan wel waaraan Nederland actief bijdraagt:

• Het opstellen van de mondiale kennisagenda beoordelingsmethoden in OESO-WPMN- verband. In een achttal werkgroepen worden de internationale kennishiaten beschreven. De kennisagenda zal in september 2008 opgeleverd worden. Een van de onderwerpen die aan de orde zullen komen is regulering (zowel verplichtend als vrijwillig) om informatie over producten te ontsluiten

• In EU-verband bijdragen aan het beter uitvoerbaar en handhaafbaar maken van wet- en regelgeving. Ook zal een nationale juridische verkenning worden opgestart over de vraag hoe (nano)stoffen beoordeeld en gereguleerd kunnen worden.

• Het investeren in nationale verkenningen en onderzoek op het gebied van de risico’s van nanotechnologieën.

• Het publiceren van het Actieplan nanotechnologie (Tweede Kamer, 2008) • Het opzetten van stakeholderoverleg:

o Overleg met het bedrijfsleven over de manier waarop het bedrijfsleven invulling geeft aan haar verantwoordelijkheid op het gebied van de veiligheid van processen en producten, mede ten behoeve van een gezamenlijke aanpak om risico’s beheersbaar te maken;

o Het kabinet rekent erop met het bedrijfsleven overeenstemming te bereiken over het genereren en delen van kennis. Ook hoopt het kabinet tot openheid met het

bedrijfsleven te komen, en verwacht het kabinet commitment van het bedrijfsleven om te investeren in risico-onderzoek en risicocommunicatie met derden.

o Overleg met maatschappelijke organisaties (die momenteel veelal nog in een opstartfase zitten en hun positie en inzet nog verkennen).