• No results found

Hier naer volgen die vreemde Termen

A

ABandoneren, ouerguen, verlaten.

Abalieneren, verureemden. Abbreuiatie, afcortinghe. Abhorreren, ontsien, vreesen. Abolieren, te niete doen Abstineren, afhouden. Abstinentie, afhoudinge Abuteren, misbruycken Abuus, een misbruyck. Abuseren, in abuse bringhen. Accepteren, aennemen ontfanghen. Acies, een toeganck

Accident, een gheual. Accidentael, gebuerlic Acoleren, omhelsen

Accommoderen, beschicken. Accorderen, ouer een draghen. Accumeleren, vergaderen Accuseren, wroeghen Accusatie, wroeghinge

Actuer, die een sake vertoocht metten woorde, een speelder. Actie, recht om te veruolghene dat yemant toebehoort. Additie, toedoeninghe

Administreren, wt ende in gheuen. Administratie, handelinghe. Admiratie, verwonderinghe. Admitteren, toelaten.

Admonitie, vermaninge Aduerteren, waarschuwen. Aduneren, vereenigen versamen.

Adopteren, een vreemde voor zijn kint houden. Adiousteren, toedoen, toeuoeghen.

Adoreren, aenbidden Aduersaris, wederpartije.

Aduocaet, een helper oft patroon. Affabele, goet om aen te sprekene. Affameren, verhongeren.

Affecteren, seer begeeren

Affectie, genegentheyt begheerte. Affirmeren, versekeren

Affirmatie, versekeringe Affirmatijf, datmen versekert. Aggraueren, verswaren Aggrauatie, verswaringhe.

Agieren, vertooghen, met woorden in dinghementen of spelen. Agreeren, consenteren Alieneren, verureemden Allegieren, toebringhen Allegatie, toebrenginge Altereren, veranderen Alteratie, veranderinge

Alterneren, nv deen nv dander doen. Amatuer, een beminder

Ammasseren, vergaderen Amplieren, verbreeden. Amplificatie, verbreedinghe.

Amphibologie een doncker, oft twijfelachtighe redene. Anatomie, een snijdinghe des lichaems.

Animeren, moet geuen. Annicheleren, te nyete doen. Annexeren, toeuoegen, aenbinden. Annex, toegeuoecht

Anticiperen, voorcomen.

Antichrist, dye Christo teghen es. Apostaet, rebel, wedersporrich. Apostel, een boode.

Apparitie, openbaringe

Appeleren, aenroepen te weten, eenen meerderen iuge. Applikieren, toeuoegen

Appointieren, bereeden Apprehenderen, vangen. Approberen, betoogen.

Arbiter, een gecoren Iuge oft makelare. Argueren, kijuen of berespen.

Argument, een disputatie, oft teeken. Argumenteren, disputeren.

Arithmetijcke, die conste van tellen. Arriueren, te lande comen

Arrogantie, houerdicheyt Arrogant, houeerdich Armonie, soet gheluyt

Armonizeren soet gheluyt maken. Arresteren, benauwen bedwinghen.

Articuleren, by artijckelen seggen of stellen Ascenderen, vpclimmen

Ascendent, datter oprijst oft clemt. Ascentie, een vpuaert

Assigieren, belegheren

Assigneren, toescrijuen, gheuen Assignement, toescrijuinghe, gheuinge Assistentie, bistant

Assisteren, bistant doen

Astrologie, die const van prononsticeren, wt den sterren Assumptie, toeneminge

Attent, toehoorende Attentie, toehooringe Audientie, ghehoor. Audituer, een hoorder augmenteren, vermeerderen Augmentatie, vermeerderinghe Authuer, een maker

Authoriteyt, macht oft hoocheyt. Authorizeren, machte gheuen

B.

Baptizeren, doopen, wasschen Barbaren, dye qualijc spreken Beneficentie, miltheyt weldaet. Beneuolentie, goedtwillicheyt Bestiael, beestelijc

Blameren, schande segghen. Blamatie, schande

Blasphemeren, yemants eere oft hoocheydt te naer spreken. Blasphemie, schande, cleenicheyt, lasteringe.

Boleren, vrijen, minnen

Bulle, een lettere vanden paeus

C.

Calaenge, roepinghe, wtroepinghe

Calengieren, roepen, oft wtroepen. Capitael, daert lijf aen cleeft. Cas, een gheual.

casseren, wtdoen, wtroyen Cauilleren, cabbelen, strijden.

Causeren, couten, oft voortbrenghen. Cautele, voorsienicheit

Cauteleus, schalc, voorsienich. Caution, borchtocht

Celebreren, dienen, eeren, verheffen, oft bekent maken. Ceremonie, wtwendighen godsdienst.

Certifieren, versekeren Certificatie, versekertheyt. Cesseren, vphouden Cessatie, vphoudinghe

Chiromantie, die const van handen te besiene. Chirurgie const van wonden te meesteren. Chirurgijn een wondemeester.

Chronike, een boec van tijden. Citeren, daghen voor die wet. Citatie, daghinghe.

Circumcisie. besnijdinge Circumstantie, onstaninge.

Circumlocutie, een bewimpelde sprake. Ciuijl, borgherlijck

Ciuiliteyt, borgerscap oft beleeftheyt. Collatie, een coutinge, tsamen sprekinghe Collationeren, gheliken

Collectie, vergaderinge. Colligieren, vergaderen. Collatuer die yet geeft Combust, verbernt

Commemoratie, een gedenckenesse. Commenderen, prijsen.

Commoueren, beroeren. Commotie een beroerte

Commissie, beuel, macht toelatinghe.

Committeren, beuelen, macht geuen, toelaten. Communiceren, medeelen.

Communicatie, mededeelinghe.

Compareren, ghelijcken vertooghen. Comparacie, gelikenesse

Compenseren, deen teghen dander wicken of wedergheuen. Compensatie, alsmen deen teghen dander wict.

Competeren, aengaen

Competent, aengaende behoorlijck.

Competetuer, dye yet met eenen anderen begheert Complice, een medeplegher.

Componere, maken Compositie, een maecsel

Compromis, alsmen yet tsamen belooft. Computeren, rekenen tellen.

Computatie, rekeninge. Conceptie, ontfanghinghe.

Concipieren, begrijpen voornemen. Concilie, vergaderinge.

Concluderen, besluyten Conclusie, een besluyt.

Concorderen, eendrachtich maken. Concordantie, eendrachticheyt. Concubine, een slaeplief

Concupiscentie, quade begheerte. Condamneren, verwijsen

Condemnatie, verwisinge

Condescenderen, tsamen ouercomen. Conditie, auentuere, voorwaerde. Conditionael, by auentueren. Condoneren, vergeuen

Confedereren, tsamen verbinden. Confederatie, een verbont. Confereren tsamen spreken. Conferentie tsamen sprekinghe. Confessie een belijdinge

Confessionael, een biechtbrief. Confirmeren, verstercken. Confirmatie, versterckinghe.

Confiskieren, yemants goet tot sprincen

fel stellen

Conflueren, tsamen vloeyen. Confluentie, tsamen vloeyinghe Conformeren, ghelijck maken Conform, ghelijc

Conforteren, verstercken, vertroosten Confortatie, een versterckinghe

Confunderen, minghelen of beschaemt maken Confusie, minghelinge, of beschaemtheit. Confuteren, wederleggen

Confutatie, wederlegghinge. Congregatie, vergaderinghe Coniecture, radinghe Coniectureren, raden

Coniecturael, datmen raden mach Coniugatie, tsamenbindinghe Coniunct, versaemt.

Coniunctie, versaminge. Coniuratie, besweeringhe

Conniueren, duer dye vingheren sien Conquesteren, vercrijgen.

Conqueest, dat vercreghen es.

Consequentie, een veruolch, of datter naer uolcht. Consistorie, raetscamer, oft vergaderinghe. Consolecen, vertroosten

Consolatie, vertroostinge

Consolideren, verharden, heelen Conspiratie, een meuterie

Conspireren, een meuterie maken. Constant, ghestadich.

Constantie, ghestadichheyt

Constituant, die yemant macht gheeft voor hem te agieren Constitueren, stellen

Consulteren, raedt vraghen Consultatie, raet, aduijs

Consumeren, verteeren, te niete doen. Contagieus, smettelijc

Contamineren beulecken

Contaminatie, een beuleckinghe Content, te vreden

contenteren te vrede stellen contentieus, kijfachtich. continentie, afhoudinge

continueren, ghedueren aenhouwen continuatie, gedueringe

contract, een voorwaerde

contradictie, een tegensegghinge contribueren medegeuen

contributie, medegheuinghe Contristeren, bedroeuen.

contumacieren, wedersporich wesen contumacie, wedersporricheyt. conuent, een vergaderinge.

Conuentikele, een plaetse daermen vergadert. conuentie, voorwaerde Conuenabile, behoorlijck conuerteren, bekeeren copperen, snijden copuleren, vergaderen Coroneren, croonen

Corpulent, groot, vet, vullijuich

corresponderen, schicken ghelijck wesen corroderen, knagen, eten,

Corrosijf, dat eedt, oft bijt corrigieren, verbeteren, castijen correct, goet

correctie, beteringhe, castiement couuert, bedect

Couuerture, een decsel Credentie, geloofsaemheyt.

Credituer, die eenen anderen borcht. Criem, groot misdaet.

Crimineil, daer groote misdaet aencleeft. Curicus, sorchuuldich.

D.

Damneren, verwijsen, verdoemen Date, sekeren tijt

Dateren, sekeren tijt beteekenen Debateren, argueren, strijden.

dich es van doene.

Decideren, een gheschil ten eynde bringhen Decisie, een eynde vanden geschille

Declareren, verclaren. declaratie, verclaringe declinere, afwijcken declinatoire, afwijckende Decoreren, verchieren decoratie, vercieringhe Deduceren, beleeden. Deductie, een beleedt defalkieren, afcorten Defect, een ghebreck Defectijf, ghebreckelijc. Defenderen, beschudden. defensie, een beschudt defensuer, een beschubder.

Degenereren, zijn gheslachte niet volghen. Delecteren, behaghen.

delectatie, behaginghe, oft ghenoechte Delibereren, beraden, bedincken Deliberatie beradinge

delicaet, sochte, teedere Delict, een misdaet demonstratie, betoginge

Depraueren, quaet maken, verargheren. deposeren, afsetten, getuygen.

Depositie afsettinge, getuygenesse. Deprimeren, neder drucken

Deputereren, yemant in officie oft last stellen Derisie, gheck oft spot.

Deriueren, nederwaert vloeyen Descenderen, neder dalen descriptio, bescriuinge. Desisteren, afhouden. Desolaet, mistroostich.

Desolatie, mistroostichheyt, oft bederuinge Desoleren, bederuen

Despereren, wanhopen. Desperatie, wanhope.

Destitueren, afstellen, verlaten. Destrueren, breken, bederuen Destructie, bederuinge Determineren, besceeden Detestabile, leelijc, walghelijck Detorqueren, andersins draeyen Detractie, achterclap

Detriment, schade

Deuolueren, nederwentelen, rollen. Diademe, een croone.

Diffameren, schande segghen, beclappen Diffamatie, beclappinghe.

Different, gheschil, verschil. Differentie, idem.

differeren, wtstellen

Diffidentie, ongheloouicheyt.

diffinieren, betooghen wat eygentlijc een sake es.

Diffinitie, een betooch wat eyghentlijc een sake beteekent. Digereren, verteren digestie, verteeringhe. Digressie, wtloopinge dilatoire, verstellende, Dilateren, verbreyden dilay, wtstellinghe Dilectie, liefde. diligent, neerstich.

diligenteren, neersticheyt doen. Diligentie, neersticheit

Diminuere, verminderen. Diminutie, verminderinghe Direct, rechte

disceptatie, disputatie

Discepteren, disputeren kijuen Discorderen, tweedrachtich wesen Discretie, onderscheet, tusschenscheedt. Dispenseren, wtgeuen Dispensatie, wtgheuinghe. Disponeren, beschicken. dispositie, beschickinge Dissentie, tweedracht dissimuleren, veynsen Dissimulatie, veysinge dissolueren, ontbinden Dissolutie, ontbondenschap Dissoluut, ontbonden Dissoneren, qualijc luyden Dissuaderen, ontraden distantie, tusschenscheet. Distilleren, nederdruipen Distillatie, nederdruypinghe Distingieren, tusschen

scheeden.

Distinctie, tusschen scheedinghe. Distribueren, deelen distributie, deelinghe. Diuideren, deelen. diuisie, deelinghe diuiseren, cauten diuineren, raden. Diuinatie, radinghe

diuortie, scheedinge van man ende wijf Doceren, betooghen.

doctrine, een leeringhe Doleur, pijne oft rauwe. domicilie, een wonstee

domineren, heerschappie hebben Dominatie, heerschappie

Dominatuer, een heer donatie, een ghifte. doteren, beghiften dubiteren, twijfelen. Dubitatie, twijfelinge. Duplikieren, dobbelmaken. Dureren, ghedueren. E.

Eclips, een ghebreck Edict, een ghebot. Edificie, een ghestichte Educatie, vulmaectheyt

Effigie, een beeldt oft ghelijckenesse Electie, een verkiesinghe

Electuer, een kueruorst. Eligant, schoone, wtghelesen Elegantie, schoonheyt

Elocutie, wtsprekinge. Eloquent, welsprekende. Eloquentie, schoone sprake Emenderen, verbeteren Eminent, vppenbaer, claer Emplastre, een plaestere Engien, een verstant. Enorme, onghereghelt

Enumeratie, alsmen yet seyt bi ghetale

Epiphania, een vppenbaringhe

Epilogatie, een besluut van eender redene. Epistele, een sendtbrief

Epitaphe, datmen vp die grauen scrijft. Equael, ghelijc

Eremite, die inde woestijne woont. Erruer, dwalinghe.

Estimeren, weerdich rekenen. Estimatie, weerde

etymologie, een warachtige sprake of die rechte afcoemst van eenen woorde. Euangelie, een goede bootschap

Euident, claer, vppenbaer Exaggeratie, een vergaderinghe Exalteren, verheffen.

Exaltatie, verheffinge. Exame, een onderuraghinge. Examinatie, idem

Examineren, onderuragen Excaueren, wthauwen Excauatie wthauinghe Excelleren, te bouen gaen Excellent te bouen gaende Excellentie, een hoocheyt

Excederen, buyten reden gaen of te bouen gaen Exces ouerdaet

Exceptie, wtneminghe Exciteren, verwecken Excluderen, buyten sluten

Exclusijf, buuten gesloten, onbegrepen Excluus, idem

Excommuniceren, verwaten, bannen Excommunicatie, een verwaet oft ban Excoriatie, vladinghe.

Excuseren ontschuldigen Excusatie, ontsculdinge. Execratie, een versmadinghe Execrabele, smadelijc

Executeren, trecht te wercke legghen Executie, alsmen trecht te wercke legt. Exempt, wtghenomen

Exherederen, onteruen

Exhereditatie, onteruinghe Exhibere, wtgheuen. Exhibitie, wtgheuinge Exhorteren, vermanen Exhortatie, vermaninge. Exerceren, besich houden Exercitie, besicheyt. Exigentie, eenen heesch

Exorbiteren, buyten wt ghegaen Exorciste, een besweerder Exorneren, verchieren Exornatie, een verchieringhe Expert, beproeft

Experientie, proeuinghe, besoeckinghe Experimenteren, proeuen, ondersoecken Expedieren, ghereetschap doen

Expeditie, gereetschap Expireren, wtgaen, eynden. Expiratie, wtganinge, oft eynde. Exponeren, wtlegghen.

Expositie, een wtlegghinge

Exprimeren, wtspreken, wtseggen, wtperssen. Expectatijf, verbeydelijck

Expulseren, wtdrijuen wtiaghen Extenderen, wtspannen wtrecken Extinct, te niete.

Extirperen, metter wortele wt trecken Extract, wtgetrocken.

Extraordinaire, buyten ordene.

F.

Fabele, een cluchte Fabrijcke, een gestichte Farijl, goet om doen Faconde, schoone sprake Factie, een meute

Facteur, een makere Faculteyt, macht

Faict, een werck ofte daet Failgieren, missen

Fallacie, bedroch

Fame, een mare, gheruchte. Fameus, vermaert, berucht

Familie, een huysgesin Fasceneren, betoueren

Fauvriseren, ionnen of ionste draghen Faueur, ionste

Fautuer, die ionste draghet. Faunisage, een gemaect aensichte Fertijl, vruchtbaer

Fertiliteyt, vruchtbaerheyt Figure, een ghelijckenesse. Finael, eyndelijc finalijc, idem Fingieren, versieren fixie, versieringhe. Fix, vast flatteren, smeecken Floreren, bloeyen flux, een vloet Formeren, maken. fortifieren, stercmaken Fortificatie, stercmakinghe folye, sotternye Fortune, gheluck fragijl, broosch. Fragiliteyt, brooscheyt fraude, bedroch Frauderen, bedrieghen. fraudulent, bedriechlijc

Frequenteren, dicwils gaen in een plaetse. friand lecker

Friandyse, leckernie

Friuoel van gheender weerden frontiere, cant vanden lande

Fructifieren, vruchten voorbrenghen frustreren, bedrieghen.

Fugieren, vluchten, wech doen fugitijf, dye gheuloden es Fulmineren, blexemen fumigatie, roockinghe. Furieus, dul

furie, dulheyt Furieux, idem

fustigieren, slaen oft gheesselen Fustigatie, gheesselinghe

Garanderen, beschudden Garde, bewaernesse Genereren, winnen,

voortbringhen

Generatie, een geslachte. Generale, ghemeene, oueral

Geographie, bescriuinghe vander aerden. Geometrie, dye conste van landt te meten.

Geomantie, een conste diemen doet met scriuen in die aerde. Germanie, duutschland

Geste, maniere van roeren. Glorie, prijs, eere.

Glorieren, verblijden, oft beroemen. Glorifieren, idem.

Glorificeren, verheffen, eere doen

Glorieus, heerlijck, oft die hem vele beroemt. Glose, een wtlech.

Gloseren, wtlegghen Gouuerneren, regieren Gouuernuer, regierder. Graed, een trappe

Grammatijcke, die conste van goede tale te spreken. Gratie, ghenade

Gratieus, danckelijck, lieflijck, ghenadich. Gratificeren, te dancke dienen

Gratuiteyt, alsmen yet voor niet gheeft Graue, swaer

Graueren, beswaren, verlasten Grauatie, verswaringhe, verlastinghe Grauiteyt, swaerheyt.

Grosseren, een somme maken.

H.

Habitatie, een woonste Habitakele, idem Habitueren, cleeden.

Heresie, quaet gheuoelen vanden ghelooue Heretijcke, ongelouich.

Heresiarche, een meester vanden ongheloouighen. Hesiteren, twijfelen.

Hesitatie, twijfelinghe.

Historie, een gheschiede sake. Honeur, eere

Honereren, eeren

Honeste, eerbaer.

Honesteteyt, eerbaerheyt Honorabile, eerlijc

Horologie, een huere werck Humain, menschelijck Humaniteyt, menschelicheyt Humilieren verootmoedighen Humiliteyt, ootmoedicheyt Hydropisie, watersucht Hypocrisie, gheueynstheyt

Hypocrite, een geueynst mensche. Hypoteke, een pandt of verbandt

I.

Ialosie, een sorchfuuldighe liefde Idiote, een ongheleerdt mensche Idololatrie, afgoderie

Idololatre, dye afgoderie doet. Idone, bequaem

ignominie, schande ignoreren, niet weten ignorantie, onwetentheit Ignorant, onwetich illumineren, verlichten illuminatie, verlichtinge. Illusie, begheckinge

Illustreren, verlichten verchieren Image, een beeldt.

Imagineren, ouerdencken imiteren, achteruolgen imitatie, een achteruolch

Impatientie, onlijdtsaemheyt, onuerduldicheyt. impatient, onlijdtsaem

impedieren, beletten. Impediment, een belet

impereren, beuelen, gebieden Imperie, keyserijck oft beuel

Imperiael, den keyserijc aengaende. impertinent, onbehoorlic

Impetreren, vercrijgen impetrant, dye yet vercrijcht imponeren, instellen, bedrieghen Importantie, ten inbrenghinge

Importuneren, lastich wesen importuniteyt, ongetijdicheyt impossibile, onmoghelijck impost, een lastinghe impotent, onmachtich.

Impressie, een prente oft druckinghe.

Imprimeren, prenten, drucken. Incident, dat onuoorsiens coemt. incisie, een snijdinghe.

Inciteren, stoocken, verwecken. inconstant, ongestadich

inconstantie, onghestadicheyt Inconuenient, een ongheual. incluus, onbesloten, onbegrepen. inclusijf, idem. indemne, onbeschadich indignatie, onweerdicheyt indocte, ongheleert. indoctrineren, leeren. induceren, inleeden. inductie, inleedinghe. Inducie, wtstel, bestant. indulgentie, toelatinghe Industrie, const, behendicheyt. inequael, onghelijc

Infame, eerloos. infecteren, besmetten

Inflammeren, verhitten, ontsteken inflatie, swellinghe

influentie, inuloeynge. informeren, onderwijsen Infortune, ongheluc

infortuneren, ongheluckich maken Infortunaet, ongheluckich

infingieren, verbreken

Infractie, verbrekinge ouertredinghe Ingenieus, verstandel

ingraet, ondancbaer Inhabijl, onbequaem inhiberen, verbieden Inhibitie, een verbodt. inhumain, onmenschelic Iniurie, onghelijc. iniurieren, ongelijc doen

Iniurieus, die ongelijc doet, oft vul onghelijcx.

Innoueren, vernyeuwen innouatie, vernyeuwinghe Innumerabile, ontellijck inobedient, onghehoorsaem. Inobedientie, onghehoorsaemheyt

Inquisitie, ondersoeckinghe, onderuraginghe inquisituer, een ondersoecker

Insatiabile, onuersadelijck insensibile, ongheuoelijck Insinueren, te kennen gheuen insinuatie, een bedecte voorredene Inspireren, ingheuen, inblasen Inspiratie, een godlijck ingheuen instantie, een versoeck, oft begheerte. Institueren, instellen, leeren,

Institutie, instellinghe leeringhe instrueren, onderwijsen leeren Instructie, een onderwijs instrument, een allame Intelligentie, een verstandt. intelligibile, verstandelijck Intentie, meeninghe intenderen, toeneyghen. Intenteren, dreeghen. interdiceren, verbieden. interdict, verboden

Interlocutoire sentencie, alsmen niet tprincipale maer eenich accident wijst. interpelleren, tusschenspreken oft beletten.

Interpreteren, wtlegghen interpretatie, een wtlegghinghe

Interrumperen, te haluen af breken, oft beletten te doene Interrupt, dat achtere blijft oft belet es

Interuallen, spatien, distantien

Intricaet, verwerret, quaet om verstaen. Inuectiue, eenen spijtitighen brief inuentie, een vindinghe

Inuerteren, ommekeeren

inuestieren, becleeden, verchieren Inuisibile, onsienlijck

inuiteren, nooden

inundatie, vloet van watere

irrenumerabile, datmen nyedt verghelden en mach Irrepabile, datmen niet weder vercrijgen en mach Irreprehensibile, onbegrijpelijck, onstraffelijck Irreuocabile, datmen niet wederroepen en mach Irriteren, spijteren

Itereren, verhalen, oft anderwerf een sake doen. Iubileren, verblijden, iuychen

Iubilatie, groote blijschap Iudicie, een vonnesse. Iudiciael, iugierlijc. Iugement een wijsdom Iuridiciael, rechtseggelijck

Iurisdictie, macht om recht te doene. Iuriste, dye hem metten

L.

Labuer, een werck Laboreren, wercken

Laborieus, dye twerck vermach Labyrinthe, een doolhuys Lamenteren, claghen Lamentatie, een clachte. Lamentabile, claghelijc Latrine, een heymelicheyt Lauderen, prijsen.

Laudatie, prijsinghe. Laxare, ontsluyten Leael, ghetrauwe Legaet, een boode.

Liberael, milde. Liberaliteyt, miltheyt. Libideneus, oncuysch

Ligament, een coppelinghe oft bandt Limite, een pale, oft cant vanden lande Limiteren, afpalen

Logijcke, const om bi redene te spreken Litiscontesteren, een proces vesten, instellen. Litiscontestatie, vestinghe van processe Lubrijck, glets, gladde, oft oncuysch Lunatijck, dye een tilte heeft

Luxurie, oncuyscheyt, oft oueruloedicheyt. Luxurieus, oncuysch

M

Maculeren, besmetten

Magnificentie, grootheyt van wercken of daden Magnifijc, groot van daden

maiesteyt, eere, hoocheyt

Maligneren, int quade nemen oft verstaen Mandaet, een beuel

maege, de cant van een bladt oft ander saken Margineren, op den cant scrijuen.

Materie, daermen yet af maect Matrone, een gehaude vrauwe matureren, rijpen.

Maxime, een seker fundament Medicament, een medecine. mediteren, peysen, ouerdencken. Meditatie, ouerdenkinghe.

Melancolie, droefheyt swaermoedicheyt melodie, soeten sanck.

Memorie, een ghedenckenesse

memoriael, datmen ghedencken mach. Mineren, breken

Mirakele, een wonderteeken. Miserie, catijuicheyt

Miserabile, catijuich.

Misericorde, medelijden ontfermherticheyt Mobile, roerlijck.

Mobiliteyt, onghestadicheyt Modereren, bestieren, regieren

moderatie, bestieringe oft manierlichyt Modeste, manierich

Moduleren, bi maten singhen modulatie, alsmen bi maten singe Molesteren, quellen

molestatie, een quellinghe Moleste, idem

molificeren, sochte maken Monitie, een vermaninghe

monopolie, als yemant eenich dinck alleene vercoopen mach Monstre, een sake tegen natuere, of een vreemt teeken Mortaliteyt, een sterfte.

Mortifieren, doen versteruen. Mortificatie, versteruinghe Moueren, roeren, verwecken motijf, een meeninghe. Multitude, een menichte

Munitie, ghereetschap van oorloghe Mundifieren suyuere maken

Murmureren, geruchte maken, meuten Murmuratie, gheruchte, meute

Musijcke, die const van singhen Muteren, veranderen

Mutatie, veranderinghe. Mysterie, een verholen sake

N.

Narratie, een verhalinghe. Narreren, verhalen, vertrecken

Natie, een gheslachte oft manieren van volcke.

Natiuiteyt, een gheboorte. Natijf, gheboren

Naturael, natuerlijc.

Negatijf, datmen verloochent Negligent, zorgheloos onachtsaem

Negligentie, zorgeloosheyt, onachtsaemheyt, verswijntheyt. Negotiatie, bewijnt, besicheyt

Neutrael, noch met deen noch met dandere Nobele, edele

Nobiliteren, edelmaken Nobiliteyt, edelheyt Noteren, teekenen Notitie, kennesse

Nouael, een ackere dye nyeuwe besaeyt es. Noutre, een nyeu incomer.

Noureren, voesteren Numeratie, tellinghe. Nutritie, voedinghe. O Obedient, gehoorsaem Obedientie, ghehoorsaemheyt Oblatie, offerande Obligatie, verbrant. Obligieren, verbinden. Obliuieus, verghetele Obstinaet, verhardt Obstinatie, verhardtheyt

Obserueren, wachten, bewaren, onderhouden Obtempereren, obegieren

Obtineren, vercrijgen.

Occasie, bequaemheyt van tijde, om yet te doene, oft te laten. Occident, west.

Occidentael, idem

Occuperen, besich houden, oft besitten by fortsen Odieus, haetelijck

Offenderen, vergrammen, quetsen Officie, een werck oft last

Officier, dye last draghet

Omage, manschap, getrauwicheyt. Omnipotent,

tich.

Opereren, wercken. Operatie, een werck Opineren, meenen Opinie, een meeninghe Oppilatie, verstoptheyt.

Opposeren, teghenstellen, verweeren. Opposant, een verweerdere

Oppositie, teghenstellinghe

Oppresseren, verfortsen vercrachten Optie, kiesinghe

Oratie, een relaes, oft vertooch Orateur, een ambassaed

Ordine, een beschick Ordinantie, idem Ordineren, beschicken. Orneren, verchieren

Orthographie, die const van wel spellene

P.

Parabele, een gelijckenesse Paralysie, lamheyt, iechheyt Partie, een deel

Participeren, mededeelen Participant mede deelachtich Participatie, mededeelinghe Particulier, bisondere. Passage, een duerlijdt Passeren, duerlijden

Passie, een lijden oft genegentheyt. Pasteur, een herdere.

Pasteure, voedtsel Pastureren, voeden.

Patient, lijdtsaem, oft die lijdt Patientie, lijdtsaemheyt.

Patrimonie, goet van svaders side Patroon, een beschudder oft helper Penitentie, berau leedtschap Perditie, bederffenisse Peremptoire, te nyete doen Perfect, vulmaect

Perfectie, vulmaectheyt

Pericliteren, in perikele wesen.

ken. Permitteren, toelaten permissie, toelatinghe. Permuteren, verwisselen Pernocteren, vernachten. perpetreren, bedrijuen

Persecutie, een veruolghinge. Persequeren, veruolghen

Perseuereren, ghestadich blijuen Persisteren, idem.

perseuerantie, ghestadicheyt

Personeil, dat den personen aengaet persuaderen, raden Persuasie, radinghe. pertinaet, verhardt Pertinatie, verhardtheyt perturberen, beroeren. Perturbatie, beroerte. petitie, een begheerte. Petulant, verdriet

philosophe, die de wijsheyt bemint. philosophie, beminninghe der wijsheyt Phienesie, dulheyt, raserie

Phthysijcke, een wtdroghende siecte. physijcke, naturelijcke const.

Phystognomie, de const van auontueren te segghen wten ghesichte Picture, schilderie

pingieren, schilderen

Pleuresie, een siecte inde side. poete, een dichtere

Poetrie, dichtinghe. polijsteren, effen maken

Politie, een maniere of regiment van leuene portie, een deel

Portioneren, deelen portatijf, draghelijck Portabele, idem. possesseren, besitten. Possessie, een besittinghe.