• No results found

Nachgeschalteter en weitergeleiteter Eigentumsvorbehalt 31

Hoofdstuk  4:   Elementen uit het Duitse recht 28

4.2   Nachgeschalteter en weitergeleiteter Eigentumsvorbehalt 31

De problemen waar de leverancier tegenaan kan lopen om zijn zekerheid van het eigendomsvoorbehoud kwijt te raken zijn reeds besproken. Hierboven is behandeld hoe er naar Duits recht met de problematiek van de originaire eigendomsverkrijging wordt omgesprongen. Naast de originaire eigendomsverkrijging speelt ook de doorverkoop problematiek een belangrijke rol in het verzwakken van de positie van de leverancier.

4.2.1 Nachgeschalteter

Om de zekerheid van het eigendomsvoorbehoud te kunnen behouden, is er de mogelijkheid om in de volgende koopovereenkomsten tevens een eigendomsvoorbehoud op te nemen. Dus, de leverancier levert onder eigendomsvoorbehoud aan de koper en de koper levert vervolgens onder een nieuw eigendomsvoorbehoud aan een derde. Deze constructie wordt in het Duits aangedaan als een “nachgeschalteter eigentumsvorbehalt”. Het tweede eigendomsvoorbehoud komt voort uit de koopovereenkomst tussen de leverancier met de koper. De voorwaarde waaronder de leverancier levert, is dat de verkoper enkel bevoegd is tot een doorverkoop wanneer er bij de verkoop tevens een eigendomsvoorbehoud overeen wordt gekomen.

Hierbij vraag ik mij af in hoeverre dit de zekerheid van de leverancier versterkt. Het tweede eigendomsvoorbehoud dat ontstaat, strekt meer tot zekerheid van de koper dan dat het doet voor de leverancier. § 449 lid 3 BGB verbiedt namelijk de mogelijkheid om een eigendomsvoorbehoud ter zekerheid van de vorderingen van derden te laten gelden.90 De vordering van de leverancier is zodoende niet gesecureerd door middel van het tweede eigendomsvoorbehoud, daar waar het eigendomsvoorbehoud niet ter zekerheid van de vordering van de leverancier bedongen kan worden. Er ontstaat zodoende een keten van leveringen onder eigendomsvoorbehoud. Problematisch voor de positie van de leverancier is echter dat wanneer de derde overgaat tot het vervullen van de opschortende voorwaarde. Indien dit gebeurt wordt de derde onvoorwaardelijk eigenaar van de zaak. De leverancier is daarmee zijn zekerheid kwijt, ondanks dat zijn vordering nog niet is voldaan.91 De leverancier was tot die tijd eigenaar onder de ontbindende voorwaarde. Gezien dit feit is deze constructie                                                                                                                

89 Verstijlen & Knot 2015, pp. 77-78; Verheul 2018, pp. 228-230 90 Kortmann & Geurts 2019, p. 154  

niet het meest voordelig voor de leverancier, omdat hij de derde eigenaar kan worden, ondanks het feit dat de leverancier eigenaar onder ontbindende voorwaarde is en niet wordt voldaan. Ik beeld mij in dat de leverancier toch voor deze constructie zou gaan om de positie van de koper te verstevigen om zo de kans om voldaan te worden, te vergoten. Tevens is het zo dat indien de derde zijn voorwaarden niet voldoet, de koper de zaak terug kan halen. De leverancier is altijd eigenaar onder ontbindende voorwaarde gebleven. Hij kan op zijn beurt weer revindiceren bij de koper.92

4.2.2 Weitergeleiteter Eigentumsvorbehalt

Een variant hierop is het “weitergeleiteter Eigentumsvorbehalt”. Met deze variant wordt het vermogen van koper vermeden, doordat de derde rechtstreeks aan de leverancier dient te betalen.93 Wat er gebeurt, is dat de koper, voor de aanschaf van de zaak, aan de derde kenbaar maakt dat er op de zaak een eigendomsvoorbehoud rust. Het betreft uiteraard het eigendomsvoorbehoud dat de leverancier en de koper destijds zijn overeengekomen. De derde zal het eigendom onder opschortende voorwaarde verkrijgen totdat hij de vordering van de leverancier voldoet.94 Deze variant wordt in de praktijk echter weinig toegepast.

4.2.3 Invulling naar Nederlands recht

De “nachgeschalteter Eigentumsvorbehalt” en de “weitergeleiteter Eigentumsvorbehalt” zijn typisch Duitse oplossingen. Maar kijkende naar de puur inhoudelijke verschillen met de Nederlandse wet, vraag ik mij af in hoeverre deze constructies, wellicht met een verlengde zekerheid, in Nederland tot de mogelijkheden behoren. Zo lijkt het mij mogelijk voor de leverancier om de koper de beschikkingsbevoegdheid te verlenen met een extra voorwaarde. Namelijk dat wanneer de koper de zaak aan een derde levert, de koper een eigendomsvoorbehoud ten behoeve van de leverancier bedingt. De derde heeft op deze wijze van een beschikkingsbevoegde verkregen, onder de opschortende voorwaarde dat de vordering van de leverancier voldaan dient te worden.95 De derde zal het volledige eigendom verkrijgen indien de leverancier is voldaan.

Hier kunnen echter, met betrekking tot de waarde van de zaak, problemen ontstaan. Het kan zijn dat de koper de zaken voor een hogere prijs verkoopt dan waarvoor hij ze heeft                                                                                                                

92  Verheul 2018, pp. 397-398  

93 Kortmann & Geurts 2019. pp.154-155; Verstijlen & Knot 2015 p. 78 94 Kortmann & Geurts 2019, pp.154-155; Verstijlen & Knot 2015 p. 78 95  Kortmann & Geurts 2019, p. 155  

ingekocht. Zijn inkoopprijs staat gelijk aan de vordering van de leverancier. In het geval dat de derde rechtstreeks betaald aan de leverancier, zal de leverancier meer ontvangen dan hem toekomt. Dit probleem lijkt mij makkelijk te ondervangen door duidelijke afspraken tussen enerzijds de leverancier en de koper en anderzijds de koper en de derde.96 Wanneer de koper de zaak voor een lager bedrag verkoopt, blijft er een restwaarde over. De leverancier behoudt dan een vordering gelijk aan de restwaarde op de koper. Hiervoor heeft hij dan alleen geen zekerheid meer, doordat het eigendom is overgegaan op de derde.

Om te kijken of er in het burgerlijk wetboek daadwerkelijk ruimte wordt geboden voor de constructie hierboven, dient artikel 3:92 BW te worden bestudeerd. In het eerste lid van dit artikel staat, zoals reeds eerder is besproken, de mogelijkheid vermeld om aan een overdracht een voorwaarde te verbinden. Het eerste lid van het artikel luidt als volgt: “Heeft een overeenkomst de strekking dat de een zich de eigendom van een zaak die in de macht van de ander wordt gebracht, voorbehoudt totdat een door de ander verschuldigde prestatie is voldaan, dan wordt hij vermoed zich te verbinden tot overdracht van de zaak aan de ander onder opschortende voorwaarde van voldoening van die prestatie.“

Er staat expliciet vermeld dat de koper pas eigenaar wordt van de zaak wanneer hij deze voorwaarde heeft voldaan. De derde wordt dus pas eigenaar wanneer hij de voorwaarde die de koper heeft gesteld voldoet. Dat de voorwaarde strekt tot zekerheid van de leverancier lijkt mij, in tegenstelling tot het Duitse recht, niet strijdig met het eerste lid. Zeker gezien het feit dat de wet niet verder uitweidt over de vraag aan wie de tegenprestatie dient te geschieden.97 Ook lid 2 lijkt geen belemmering te vormen. In artikel 3:92 lid 2 BW valt de tweede eis te lezen, namelijk voor welke vorderingen het mogelijk is om een eigendomsvoorbehoud aan te gaan. Ik sluit me aan bij de mening van Kortmann en Geurts. Zij stellen dat artikel 3:92 lid 2 BW ruim geïnterpreteerd moet worden, waarbij het mogelijk is dat de koper het eigendom tot zekerheid van de leverancier kan behouden. Mijn mening is gebaseerd op het feit dat het voorbehoud dat overeengekomen wordt, correspondeert met de vordering van de leverancier. Tussen de vordering en de zekerheid van het voorbehoud bestaat een nauwe band doordat de vordering zich, binnen de doorverkoop in een keten, tot de koopprijs van de zaak verhoudt. Het argument dat de koopprijsvordering en de geleverde zaak bij dezelfde partij moeten zijn, gaat wat mij betreft niet op. De koper is bevoegd om de koopprijsvordering over te dragen.

                                                                                                               

96  Kortmann & Geurts 2019, pp.155-156   97  Kortmann & Geurts 2019, p. 156  

Wanneer de koper dit doet, zijn de vordering en de geleverde zaak ook niet meer bij dezelfde partij te vinden.98  

De leverancier dient zich er echter wel goed van bewust te zijn dat hij geen overeenkomst heeft met de derde. Dit is van belang voor wanneer de derde in verzuim is en de leverancier zijn eigendomsvoorbehoud wil uitwinnen. De leverancier kan alleen de overeenkomst met de koper ontbinden. De derde houdt echter de zaak op grond van de overeenkomst die hij heeft met de koper. Deze overeenkomst moet worden ontbonden door de koper. Wanneer dat gebeurt kan de voorwaarde waaronder geleverd is niet meer geschieden, waardoor de leverancier het onvoorwaardelijke eigendom herkrijgt. Het is raadzaam voor de leverancier om zich door de koper te laten machtigen, zodat de leverancier namens de koper de overeenkomst tussen de koper en de derde kan ontbinden.99 Ik zou de leverancier adviseren om de voorwaarde deels te verbreden. Namelijk dat in de voorwaarde wordt opgenomen dat de koper een gelijke voorwaarde moet opnemen in zijn overeenkomst met de derde. De derde kan ik dat geval de zaak dan ook enkel overdragen indien er een eigendomsvoorbehoud ten behoeve van de leverancier komt. Op deze wijze blijft de zekerheid in een keten gewaarborgd. Tevens voorzie ik geen problemen aangaande het fiduciaverbod omdat er oorspronkelijk al sprake was van een eigendomsvoorbehoud tussen de leverancier en de koper. De ratio van het behoud van eigendom verandert niet doordat het nu voor een ander te gelden heeft.