had, voor wier eischen hem geen oor was bedeeld. Wat wonder dat deze niet
uitdoofde, wat gene aanblies! Als waren zij, die dezen meester voor den leerling
kozen, van het gevoelen geweest des Amsterdamschen Raads onzer dagen, dat de
zuiverste uitspraak van het Engelsch valt af te hooren van wie zelf geen Engelschman
is, was hij Hollander; schrijver van Hollandsche verzen, declamator naar den smaak
des tijds bovendien! Hoe ergert hem, die deze biecht spreekt, na weldra vijftig jaren,
nog de gezwollen, de onnatuurlijke uitdrukking, welke zijne eerste gelegenheidsversjes
door den omgang met dien meester kregen. Een verjaargroet aan eene lieve oude
vrouw werd beproefd: van iets hartelijks mogt voor grootmoeder geen sprake zijn:
‘Door 't heiligst pligtbesef deez' feestdags aangedreven, Storte ik mijn wenschen uit
in 't ongekunsteld lied!’ O gemaaktheid! hoe noode houde ik zijner schim nog den
wansmaak ten goede; - maar, zal het publiek het mij deze uitweiding doen? al brengt
zij ons geleidelijk tot het eenige, wat het gemis aan bescheiden over Van den Brink's
schooljaren ten deele kan vergoeden: de eerste indrukken door onze toenmalige
letterkunde op den knaap, op den jongeling gemaakt. Versleten lijstjes der verzending
van ieder deftig leesgezelschap, dat me nu, in spijt zijner aanmatigende zinspreuk,
die onzen lachlust opwekt, dat
men u zorgvuldiger bewaarde! gij, menus van den disch des voorgeslachts naar den
geest! Leerredenen, - Magazijns, - Dichtbundels, - ziedaar de drie hoofdschotels,
welke rond plagten te gaan in het Hollandsche, waarmede ik u heb bezig te houden;
uitheemsche litteraturen ook in dergelijke kringen op te nemen, dat kwam eerst later
in zwang. La pièce de résistance, de ossehaas avant-tout, en dus de leerredenen het
eerst. Indien men aanneemt, en er is niets 't geen regt geeft er aan te twijfelen, dat er
geen tijd is geweest, in welken zich voor Reinier, als het wit zijner wenschen, een
kansel in het verre verschiet opbeurde, dan had hij regt zijn gesternte te zegenen, er
zich toe voorbereidende toen de Hervormde Kerk, als het onderhoud welsprekendheid
gold, bogen mogt op grooter talenten, dan die van den veelzijdigen Clarisse of van
den dichterlijken Borger: toen alle nijd zweeg, wanneer zij Van der Palm den
eerekrans bood. Weinig aanlokkends als preeken overigens voor de jeugd pleegden
te hebben - zoo ik den tegenwoordigen tijd bezigde, ik zou het overbekende herhalen,
- ik zie Reinier in die wie weet hoeveel tallen verdiept, tot zijne moeder hem in
gedachte de bef voorstrikt. Was er reeds schakeering in die bewonderende
belangstelling? Het lijdt geen twijfel: Clarisse, die bij wijle zijne ouders bezocht,
trok hem aan om zijner persoonlijkheids wille; Borger nam hem in door de breede
vlugt zijner gedachten, door het even schitterende als stoute zijner echt Hollandsche
volzinnen; Van der Palm's matiging, Van der Palm's met moeite verkregen eenvoud,
Van der Palm's volkomen heerschappij over zijne vele gaven, zou hij eerst later leeren
waardeeren, - om ten langen leste te erkennen dat iedere deugd een gebrek tot schaduw
heeft! Straks schreef ik dat Reinier's snoeren in liefelijke wateren waren gevallen,
wat het tijdperk betreft, waarin hij zich tot zijne vermeende bestemming ontwikkelde;
thans mag ik de
stad in welke hij woonde, uit hetzelfde oogpunt, niet voorbij zien. Als moeder hem
vrij liet te kerken waar hij wilde, mogt hij aarzelen tusschen Stuart en Broes; maar
wie van beiden hij de voorkeur gaf, hij nam toe in kennis als in kunst: hetzij de
grijsheid van den eerste hem door het redelijkst geloof bleek bezield, hetzij het vernuft
van den laatste hem door zijne heldere tinteling verrukte. Er ontsloot zich voor hem,
al strookte zij weinig met zijne begrippen van degelijkheid, er ontsloot zich eene
uitheemsche school, in welke alles te leeren viel, wat der inheemsche te vaak ontbrak:
levendigheid van gedachte, verrassing van vormen, bevalligheid van voordragt; de
Wale Kerk was in die dagen te kleen voor het gehoor van Coquerel. En, voltooijende
trek ter schetsing des tijds, eene liefelijke star lichtte aan; eer nog Van der Palm's
zonne ter westerkimme was gedaald, kwam Abraham des Amorie van der Hoeven
bij wijle over! - Vragen eenige mijner jeugdige lezers inderdaad wat toen onder den
titel van ‘Magazijns’ door leesgezelschap bij leesgezelschap werd rondgezonden, ik
antwoord dat, in één enkel opzigt: de bontheid der stoffe, het gekozene woord
volkomen juist mogt heeten. Wijsbegeerte des Levens, - Geschiedenis, -
Aardrijks-en VolkAardrijks-enkunde, - Fraaije LetterAardrijks-en Aardrijks-en MAardrijks-engelwerk, - ziedaar de omvangrijke
rubrieken, aan welke jaarlijks een octavo boekdeel van nog geen vijf honderd
bladzijden werd gewijd. Naar ge wilt, was het te veel of te weinig. Alles omvattende,
bleek de uitvoering planloos. Hoe kon het anders, daar de opstellen uit verhandelingen
bestonden, ter vervulling eener spreekbeurt gehouden? opstellen, grootstendeels door
hoogleeraren aan een gemengd gehoor voorgedragen, bonter nog dan de inhoudslijst,
waarop hun naam voor die bijdrage weldra een plaatsje vragen zou. Encyclopedisten
werden, ten gevolge der uitbreiding, welke toenemende studie iedere wetenschap
gaf, onder onze geleerden
telkens zeldzamer; waren wij dan een encyclopedisch publiek rijk? Bij eene vlugtige
In document
E.J. Potgieter, De werken. Deel 5. Leven van R.C. Bakhuizen van den Brink · dbnl
(pagina 63-66)