Bij de behandeling van de beslisnota Budgetvoorziening incidentele personele kosten 2014-2016 (15 AZ 126) en Kaderbrief (15 AZ 150) en is een aantal moties aangenomen.
Bij het opstellen van de begroting is aandacht besteed aan deze moties. In onderstaande tabel zijn de moties benoemd en de verwijzing naar de uitwerking in dit document. Het betreft de volgende moties:
Motie 15 AZ 126 Toelichting
Motie 1: Aanpassen frictiekosten
Verzoek tot verhoogde bestemmingsreserve vanaf 2017 (structurele middelen beschikbaar) financiering.
Onder nieuw beleid is structureel
€ 150k opgenomen.
Motie 15 AZ 150 Toelichting
Motie 3: Dekking sociaal gezicht.
Verzoek tot alternatieve dekking (bijvoorbeeld algemene reserve, temporiseren bestaande projecten, snijden bestaand beleid en een incidentele verhoging van de OZB) voor de huidige ambities.
Integraal verwerkt in deze nota. De tijdelijke verhoging van OZB om de kosten van het sociaal gezicht te dekken is ingetrokken.
Motie 4: Raadspagina in Wegwijs in kleur.
Verzoek om de kosten ad € 400 structureel in de
begroting te verwerken. Onder nieuw beleid is structureel
€ 400 opgenomen.
Motie 5: Maak geschiedenis zichtbaar
Verzoek om samen met het Museum Kasteel een plan te maken om de aan de Tienakker gelegen grafheuvel weer zichtbaar te maken.
Inzet bestemmingsreserve Cultuurhistorie 2015/2016.
3.01 Bijzondere bijstand
Het huidige beleid gaat uit van een inkomensgrens van 110% voor alle regelingen, uitgezonderd bij het toekennen van de langdurigheidstoeslag (wettelijk 100%).
Daarnaast heeft de inkomensgrens geen invloed op de kosten van bewindvoering. De geactualiseerde raming is gebaseerd op de macro economische groeicijfers meicirculaire 2015 en de jaareindeverwachting 2015 (maandrapportage juni). Hierbij is rekening gehouden met het vervallen van de Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en
Gehandicapten (WTCG) en de regeling Compensatie Eigen Risico (CER). Ter vervanging hiervan is een budget beschikbaar binnen de WMO Nieuw.
Conform de kaderbrief hanteren we als uitgangspunt dat we gedurende de jaren 2016 t/m 2018 nog rekening te houden hebben met extra kosten als gevolg van de
economische crisis.
Tabel 3-1: Lasten BB 110%.
x € 1.000 2016 2017 2018 2019
Structureel ADSD begroting 2015 1.021 1.082 1.129 1.172 Structureel septembercirculaire -59 -89 -109 -125 Structureel mutatie kaderbrief 169 310 323 334
Incidenteel (Bewindvoering) 125 0 0 0
Afloop crisis effect 0 0 0 -334
Kaderbrief 2016 bij 110% 1.256 1.303 1.343 1.047
Structureel 1.081 1.199 1.234 1.268
Incidenteel (Bewindvoering) 125 0 0 0
Afloop crisis effect 0 0 0 -221
Begroting 2016 bij 110% 1.206 1.199 1.234 1.047
Mutatie structureel 50 104 109 0
Mutatie incidenteel 0 0 0 0
Mutatie totaal 50 104 109 0
De mutatie laat een verbetering zien gedurende het gehele meerjarenperspectief.
3.02 Wet Buig
Aan de kostenkant zijn we bij het opstellen van deze nota uitgegaan van het aantal uitkeringen uit de jaareindeverwachting van juni 2015 (708 cliënten
WWB/IOAW/IOAZ/BBZ Prefase). Voor de daarop volgende jaren volgen we de macro economische trend uit de meicirculaire 2015. Gesprekken zijn nog gaande omtrent het ingevoerde verdeelmodel gebaseerd op objectieve maatstaven. Voor Wijchen heeft de invoering van dit model geleid tot een forse neerwaartse bijstelling van het Rijksbudget BUIG. In september 2015 worden de definitieve bedragen 2015 en voorlopige bedragen 2016 gepubliceerd, waarbij verbeteringen aan het objectief verdeelmodel zijn
doorgevoerd. Op dit moment kunnen we niet inschatten wat het effect voor Wijchen zal zijn. Ook voor de inkomstenkant gaan we meerjarig uit van de macro economische trend.
Daarnaast is aangekondigd dat in september duidelijkheid wordt geboden over de
invoering van de vangnetregeling. Dit houdt in dat voor de jaren 2015-2016 compensatie wordt geboden voor gemeenten die meer dan 5% boven de rijksbijdrage aan uitkeringen kwijt zijn, waarbij tussen de 5-10% gemeenten voor 50% vergoed worden en boven de 10%, gemeenten volledig gecompenseerd worden. Op dit moment is nog geen zekerheid dat deze regeling ingevoerd wordt, dus de compensatie is vooralsnog niet meegenomen in het financieel perspectief.
Er is onderzoek gedaan naar mogelijke maatregelen op het inkomensbeleid die ertoe leiden dat het aantal cliënten af gaat nemen. De volgende maatregelen worden vanaf 2016 ingevoerd:
Doelgroepenbeleid; Om de juiste focus te behouden op ons klantenbestand en gerichte acties te kunnen uitzetten is het essentieel dat wij een helder
doelgroepenbeleid vaststellen.
Rechtmatigheidsonderzoeken; Op dit moment hebben klanten de verplichting om bij verandering in hun persoonlijke situatie deze door te geven via een
inlichtingenformulier. Per 1 oktober 2015 zal deze werkwijze komen te vervallen om systeemtechnische redenen. Om de fraudealertheid ten opzichte van onze klanten niet te verzwakken en juist aan te scherpen gaan we
rechtmatigheidsonderzoeken (hercontroles) uitvoeren.
Thematische onderzoeken; Door op basis van thema’s de situatie van klanten opnieuw te bezien willen wij gericht onderzoek gaan verrichten waarmee de kans op een positief resultaat voor doorstroom wordt vergroot. Tevens wordt de inzet van medewerkers efficiënter.
Screening op voorliggende voorzieningen; De verwachting is dat in het lopende bestand klanten zitten die wellicht (gedeeltelijk) recht hebben op een
voorliggende voorziening. Met een gerichte actie kan het recht worden aangepast.
Er zijn organisaties die een dergelijke screening kunnen uitvoeren op “no cure no pay”-basis.
Bovengenoemde maatregelen vergen bedrijfskosten van € 150k. Deze zijn voorzien in de jaarschijf 2016. Daarnaast is voor 2016 en 2017 jaarlijks € 200k gereserveerd t.b.v.
extra inspanningen door het Werkbedrijf om de uitstroom te bevorderen.
Conform de kaderbrief hanteren we als uitgangspunt dat we gedurende de jaren 2016 t/m 2018 nog te maken krijgen met extra kosten als gevolg van de economische crisis.
Vanaf 2019 stellen we de macro economische groei op 0% en leggen we nog slechts
€ 80k toe uit eigen middelen.
Bovenstaande kan worden samengevat in het verloop van aantallen BUIG zoals weergegeven in de volgende tabel. In deze tabel is rekening gehouden met mogelijke
Tabel 3-2a: Aantal bijstandsontvangers
Aantallen BUIG: 2016 2017 2018 2019
Rijksbijdrage cf beschikking 530 530 530 530
Macro economische index -3 16 33 33
Rijksbijdrage BUIG berekende aantallen 527 546 563 563
Aantallen BUIG gemiddeld 2015 708 708 708 708
Macro economische index -3 21 43 43
Effect maatregelen -5 -17 -50 -118
BUIG aantallen begroting 2016 700 712 701 633
Verschil -173 -166 -138 -70
Onderstaande tabel laat de effecten van de aantallen zien in euro’s, met de vergelijking naar de cijfers opgenomen in de kaderbrief.
Tabel 3-2b: Lasten WWB Inkomensdeel (incl. alg. bijstand en excl. BBZ) exclusief effect gemeentefonds.
x € 1.000 2016 2017 2018 2019
BUIG Kaderbrief 2015 403 193 101 14
Terugboeking taakstelling sept. circ. 2014 767 1.139 1.427 1.428
Mutatie effect aantallen 94 206 396 598
Afloop crisis effect 0 0 0 -2.040
Totaal Kaderbrief 2016 1.264 1.538 1.924 0 Bijstelling verwachting BUIG 928 1.265 1.692 1.745
Inzet maatregelen -70 -238 -702 -1.665
Bedrijfsvoering 150 0 0 0
Totaal Begroting 2016 1.008 1.027 990 80
Mutatie BUIG 256 511 934 -80
3.03 Jeugdzorg
Onderstaande inkomsten zijn conform de in de kaderbrief opgenomen meicirculaire 2015 (15 AZ 148). De inkomsten zijn als integratie-uitkering onderdeel van de Algemene Uitkering, en vallen dus niet meer onder de doeluitkering Sociaal Deelfonds, wat is komen te vervallen. De integratie-uitkering wordt één op één doorvertaald op de betreffende budgetten.
Tabel 3-3: Besteding Jeugdzorg.
x € 1.000 2016 2017 2018 2019
Saldo Kaderbrief 0 0 0 0
Inkomsten:
- Rijksmiddelen 7.645 7.443 7.468 7.479
- Eigen bijdragen 0 0 0 0
Totaal inkomsten 7.645 7.443 7.468 7.479 Uitgaven:
- Kosten instellingen 5.516 5.314 5.338 5.350
- PGB 1.008 1.008 1.008 1.008
- Doeluitkeringen 524 519 519 519
- Innovatie 0 0 0 0
- Regionaal OndersteuningsBureau 76 74 75 75
- Lokale Toegangspoort 147 145 148 148
- Bedrijfsvoeringskosten Wijchen 230 225 228 229
- Stelpost 144 158 152 150
Totaal uitgaven 7.645 7.443 7.468 7.479
Saldo 0 0 0 0
3.04 WMO Nieuw
Onderstaande inkomsten zijn conform de in de kaderbrief opgenomen meicirculaire 2015 (15 AZ 148). De inkomsten zijn als integratie-uitkering onderdeel van de Algemene Uitkering, en vallen dus niet meer onder de doeluitkering Sociaal Deelfonds, wat is komen te vervallen. De integratie-uitkering wordt één op één doorvertaald op de betreffende budgetten.
Tabel 3-4: Verloop budgetten WMO Nieuw 2016-2019.
x € 1.000 2016 2017 2018 2019
Saldo Kaderbrief 0 0 0 0
Inkomsten:
- Rijksmiddelen 4.969 5.004 4.845 4.797
- Eigen bijdragen 185 185 185 185
Totaal inkomsten 5.153 5.189 5.030 4.982 Uitgaven:
- Kosten instellingen 2.306 2.342 2.183 2.135
- PGB 763 763 763 763
- Doeluitkeringen 1.545 1.545 1.545 1.545
- Innovatie 0 0 0 0
- Regionaal OndersteuningsBureau 52 52 50 50
- Lokale Toegangspoort 96 98 96 95
- Bedrijfsvoeringskosten Wijchen 149 151 148 147
- Stelpost 242 238 245 247
Totaal uitgaven 5.153 5.189 5.030 4.982
Saldo 0 0 0 0
Mutatie 0 0 0 0
3.05 WMO Bestaand
Bij de behandeling van de Begroting 2015 heeft de Raad vanaf de jaarschijf 2016 ingestemd met een taakstelling op de Hulp van het Huishouden van € 511k. In de Kaderbrief 2016 was de inschatting dat de taakstelling volledig gerealiseerd zou worden, waarbij het financieel effect pas effectief zou worden in de loop van 2016 (taakstelling 2016 50%). Inmiddels is een beslisnota (15 IZ 091) opgesteld die ter behandeling voorligt in de raad van 1 oktober. Door de voorziening HH voort te zetten als
maatwerkvoorziening, striktere indicatie, beroep te doen op eigen kracht, extra middelen meicirculaire, inzet budget thuisbegeleiding, extra inkomsten eigen bijdrage, inzet budget HHT is de inschatting dat het mogelijk is om de taakstelling volledig te realiseren vanaf 2016. Dit betekent een positieve bijstelling van de jaarschijf 2016 van € 255k.
In de Kaderbrief 2016 is er van uitgegaan dat evenals vorige jaren het budget WMO Bestaand een overschot laat zien van € 200k (woningaanpassingen en
vervoersvoorziening). Op basis van de maandrapportage t/m juni brengen we dit bedrag terug tot € 100k (woonvoorzieningen en WVG indicaties). Daarnaast speelt de inmiddels opgestarte aanbesteding van het regionale CVV systeem. De in de raad van oktober voorliggende beslisnota gaat uit van het huidige beschikbare budget (15 RZ 080).
Tabel 3-5: WMO bestaand budget.
x € 1.000 2016 2017 2018 2019
Budgetruimte kaderbrief -200 -200 -200 -200
Niet ingevulde taakstelling Hulp bij het
huishouden 255 0 0 0
Saldo kaderbrief 2016 7.913 7.119 7.130 7.091
Bijstelling budgetruimte kaderbrief 100 100 100 100
Invulling taakstelling Hulp bij het huishouden 15 IZ 091
-255 0 0 0
Saldo begroting 2016 7.758 7.219 7.230 7.191 Mutatie t.o.v. kaderbrief 155 -100 -100 -100 De mutatie leidt in 2016 tot een verbetering. Vanaf 2017 stellen we het perspectief
negatief bij.
3.06 MGR Werkbedrijf-Participatiewet
In onderstaande tabel wordt de begroting van het Werkbedrijf, inclusief geïntegreerde begroting voor de uitvoering van de WSW (BREED), afgezet tegen het gemeentelijk budget voor deze taken. Onderstaande cijfers zijn conform de voorgelegde begroting uit de nota 15 AZ 156.
Onder de inkomsten zijn in de tabel naast de rijksbijdragen op het gebied van participatie (WWB-Werkdeel) en de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW), ook de deelbudgetten uit Wet BUIG (loonkostensubsidie) en WMO Nieuw (doeluitkering Arbeidsmatige
dagbesteding) en inzet van de reserve regionaal Werkbedrijf opgenomen. De module arbeidsbemiddeling zit neutraal in de begroting van het Werkbedrijf. Het tekort wordt veroorzaakt door de integratie van BREED, al is het tekort lager dan in de Kaderbrief 2016.
Tabel 3-6: Werkbedrijf inclusief Breed.
x € 1.000 2016 2017 2018 2019
Saldo Kaderbrief (expl. bijdrage BREED) 396 462 523 523 Inkomsten:
Sociale Werkvoorziening (WSW) 5.365 4.932 4.531 4.235
Arbeidsbemiddeling (WWB-werk) 826 883 963 1014
Loonkostensubsidie (BUIG) 214 367 519 762
Arbeidsmatige dagbesteding (WMO nieuw) 460 460 460 460 Budget transitiekosten (reserve werkbedrijf) 50 0 0 0
Totaal inkomsten 6.915 6.642 6.473 6.471
Uitgaven:
Module 1 arbeidsbemiddeling 1.550 1.710 1.942 2.237 Module 2 Sociale werkvoorziening 5.476 5.043 4.642 4.345
Module 3 bestuurskosten 33 33 33 33
Totaal uitgaven 7.059 6.786 6.617 6.615
Saldo begroting 2016 144 144 144 144
Mutatie 252 318 379 379
De mutatie leidt in het gehele meerjarenperspectief tot een verbetering.
3.07 Bouwleges
In tabel 3-7 zijn de geprognosticeerde inkomsten bouwleges in beeld gebracht.
Tabel 3-7: Inkomsten bouwleges
x € 1.000 2016 2017 2018 2019
Kaderbrief 2016 589 664 552 578
Hiervan structureel 450 450 450 450
Hiervan incidenteel 139 214 102 128
Begroting 2016 589 664 552 578
Hiervan structureel 450 450 450 450
Hiervan incidenteel 139 214 102 128
Mutatie structureel 0 0 0 0
Mutatie incidenteel 0 0 0 0
Zoals aangegeven in de kaderbrief is het gezien het verloop van de inkomsten bouwleges wenselijk om over te gaan tot een kernformatie met een flexibele schil, die varieert afhankelijk van het aanbod.
In 2016 houden de geraamde kosten en legesinkomsten tegen het huidige tarief van 23 promille elkaar vrijwel in evenwicht. Er is geen sprake van overdekking van
legesopbrengsten. Er is echter geen ruimte meer voorhanden voor een tariefsverhoging in 2016.
In onderstaande tabel 3-8 zijn de legestarieven 2015 van diverse gemeenten als referentiekader weergegeven.
Tabel 3-8: Leges regiogemeenten per € 100k bouwkosten
x € 1 2015
Groesbeek (MUG) 2.300
Wijchen 2.300
Heumen 2.000
Ubbergen (MUG) 2.300
Nijmegen 2.400
Beuningen 2.600
3.08 Onderhoudsreserve vastgoed
In de Raadsvergadering van november 2013 is met de informatienota 13-AZ-290 aangegeven, dat de invulling van de taakstelling vastgoed wachtende is op uitkomsten van de nieuwe doorrekening van het meer jaren onderhoudsplan (MJOP), en de nog op te stellen nota Maatschappelijk Vastgoed, waarin een analyse gegeven wordt van nut en noodzaak van onze gebouwen, overdracht van scholen aan Kans & Kleur, overname MFA’s e.d.
Inmiddels is een nieuw meerjarenonderhoudsplan opgesteld en zijn we teruggegaan in onderhoudsniveau (op bouwkundige onderdelen), waarmee een groot deel van de originele taakstelling is ingevuld (resterende taakstelling bij de kaderbrief 2016 is
€ 170k, ten opzichte van de originele taakstelling van € 644k structureel). De laatste stap is de nota Maatschappelijk Vastgoed, waarin afgewogen wordt welke panden
benodigd zijn voor de gemeentelijke taken en welke panden verkocht kunnen worden. In onderstaande tabel zijn de structurele bedragen opgenomen zoals voorgesteld in de nota Maatschappelijk Vastgoed. Afwijkende besluitvorming heeft dan ook direct gevolgen voor het begrotingssaldo.
Met de incidentele verkoopopbrengsten als gevolg van het afstoten van panden wordt in deze nota vooralsnog geen rekening gehouden.
Tabel 3-9: Taakstelling reserve onderhoud.
x € 1.000 2016 2017 2018 2019
Taakstelling begroting 2015 199 311 278 278
Afstoten Brandweerkazerne -6 -6 -6 -6
Afstoten Blije Dries -8 -8 -8 -8
Verlaging onderhoudsniveau (1) -27 -139 -105 -105
Verhuizing gemeentekantoor naar Rabo
inclusief duurzaamheidspakket 1 0 -109 -109 -109
Kostenverhogende BTW (2) 120 120 120 120
Aanvulling ten laste van de Algemene
Dienst -278 0 0 0
Resterende taakstelling Kaderbrief 0 169 170 170
Uitzetting Zandloper (15 AZ 141) 7 7 7 7
Afstoten maatschappelijk vastgoed 0 -14 -28 -43
Nadeel op verhuur/OZB/Subsidies bij
verkoop 0 0 0 66
Aanpassing Oase PM
Oase ten laste van WMO Proof reserve PM
Overdracht MFA’s naar gemeente (3) 0 0 0 0
Personeel (4) PM PM PM PM
Aanvulling ten laste van Algemene
Dienst -7 -162 -149 -200
2) Voor een aantal gemeentelijke panden is de factor BTW niet compensabel of aftrekbaar bij de belastingdienst, hiervoor is in het verleden te weinig aandacht geweest.
3) Aanname is dat zowel het binnen- als buitenonderhoud van de MFA neutraal uitpakt.
De bijdrage van deelnemende partijen moet minimaal liggen op het niveau van de structurele onderhoudskosten van het deel van het gebouw dat overgedragen wordt.
4) Na vaststelling van het te behouden gebouwenareaal kan bepaald worden welke personele inzet benodigd is om het onderhoud uit te kunnen voeren.
Bij de berekening van de actuele stand van de reserve is nu uitgegaan van de objectenlijst begroting 2015. Uitbreiding van gemeentelijk vastgoed is hierin niet
voorzien. Afdekking van de onderhoudskosten van uitbreiding dient dan ook in separate beslisnota’s voorzien te worden. Zie tevens lijst gewenste projecten (hoofdstuk 8).
3.09 Gemeentefonds
De opgenomen inkomsten uit het Gemeentefonds zijn ontleend aan de meicirculaire 2015. In deze circulaire is de 2e en laatste tranche van de herijking van de landelijke verdeling gemeentefonds verwerkt, met uitzondering van het cluster Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting. Onderzoek naar de verdeling van dit cluster loopt nog.
Naar verwachting worden de uitkomsten bekend gemaakt in de meicirculaire 2016. Na publicatie van de septembercirculaire 2015 herijken we ons meerjarenperspectief. De beslisnota van deze circulaire ligt ter besluitvorming voor aan de Raad in de
begrotingsvergadering van 6 november a.s.
In het voorliggende meerjarenperspectief zijn geen stelposten opgenomen met betrekking tot mogelijke Rijksbezuinigingen.
T.o.v. de kaderbrief is het effect van het aantal verwachte uitkeringsgerechtigden (Wet Buig) bijgesteld. Dit leidt tot een verslechtering gedurende het gehele
meerjarenperspectief.
3.10 Prijscompensatie
Voor het bepalen van de prijscompensatie hanteren we de laatst bekende ontwikkelingen in de circulaires van het gemeentefonds. Immers, de ontwikkelingen van de inkomsten en uitgaven moeten in evenwicht zijn. De afwijkingen in de meicirculaire 2015 t.o.v.
septembercirculaire 2014 zijn dermate gering dat we nu geen correctie toepassen. Bij de septembercirculaire 2015 actualiseren we de percentages.
Tabel 3-10a: Ontwikkeling reëel accres septembercirculaire 2014 (jaar op jaar).
2016 2017 2018 2019
Nominaal accres (inkomsten) 1,85% 0,96% 0,46% 1,63%
Loon- en prijsontwikkeling (uitgaven) 0,75% 0,50% 0,50% 0,50%
Reëel accres (saldo) 1,10% 0,46% -0,04% 1,13%
Tabel 3-10b: Ontwikkeling reëel accres septembercirculaire 2014 (cumulatief).
2016 2017 2018 2019
Nominaal accres (inkomsten) 1,85% 2,83% 3,30% 4,98%
Loon- en prijsontwikkeling (uitgaven) 0,75% 1,25% 1,76% 2,27%
Reëel accres (saldo) 1,10% 1,57% 1,52% 2,67%
Op basis van deze meicirculaire wordt zowel de inkomsten- als kostenkant gemuteerd.
Bij het opstellen van dit boekwerk zijn we voor het meerjarenperspectief uitgegaan van de in tabel 3-10c opgenomen percentages prijscompensatie.
Tabel 3-10c: Inzet cumulatieve prijscompensatie begroting 2016.
2016 2017 2018 2019
Subsidie 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
BRN 0,75% 1,25% 1,76% 2,27%
Contract 0,75% 1,25% 1,76% 2,27%
Overige 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
Wij zijn voorstander om bij de toekenning van de loon- en prijscompensatie van de begrotingen van de gemeenschappelijke regelingen niet alleen rekening te houden met vorenstaande compensatie, maar hierbij ook rekening te houden met kortingen van het Rijk. Gezien dat dit laatste gesteund dient te worden door een meerderheid van de bij een gemeenschappelijke regeling aangesloten deelnemers gaan we uit
voorzichtigheidsprincipe vooralsnog uit van het toekennen van de in tabel 3-10c opgenomen percentages bij het berekenen van de kosten van de gemeenschappelijke regelingen.
3.11 Formatiekosten inclusief overige personele kosten
Bij het opstellen van de Begroting 2016 gaan we uit van de huidige CAO, die loopt tot 1 januari 2016. Vanaf 2016 houden we in de begroting nog rekening met de nullijn. In 2017 wordt het “individueel keuzebudget” (IKB) ingevoerd. Hierbij geldt, dat diverse arbeidsvoorwaarden tegen elkaar uitgeruild kunnen worden. De impact daarvan kunnen we op dit moment nog niet inschatten, maar omdat hierbij het principe van de
loonsommenbenadering geldt, gaan we er vooralsnog vanuit, dat dit geen wezenlijke impact op de begroting zal hebben. Om te voldoen aan het toetsingskader van de provincie dient de in het gemeentefonds opgenomen percentage voor loonontwikkeling gelijk te zijn aan de toegepaste indexatie aan de kostenkant. Daarvoor nemen we een stelpost op. De berekening van de overige componenten van de formatiekosten hebben we t.o.v. de kaderbrief geactualiseerd naar de stand van 1 juli 2015. Indien nodig herijken we de formatiekosten bij de doorrekening van de septembercirculaire 2015.
Tabel 3-11: Inzet cumulatieve looncompensatie begroting 2016.
2016 2017 2018 2019
Loon periodiek 0,50% 0,50% 0,50% 0,50%
Loon CAO 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
Tabel 3-12: Structurele formatiekosten inclusief overige personele kosten.
x € 1.000 2016 2017 2018 2019
Kaderbrief 2016 15.108 15.099 15.101 15.098
Stelpost indexering (1,5 %) 208 430 646 867
Totaal Kaderbrief 2016 15.316 15.530 15.746 15.964
Begroting 2016 15.049 15.041 15.036 15.035
Stelpost indexering 207 421 633 854
Totaal begroting 2016 15.287 15.493 15.700 15.919
Mutatie 29 37 46 45
De mutatie laat een verbetering zien gedurende het gehele meerjarenperspectief, waarbij de doorberekende formatie is gelijk aan die van de kaderbrief. De mutatie is het gevolg van met name lagere premies en lagere kosten Babs-en.
3.12 Kapitaallasten
Bij het opstellen van de Begroting 2016 gaan we uit van een rentepercentage voor vervanging- en uitbreidingsinvesteringen van 4,00 procent.
Tabel 3-13: Kapitaallasten.
x € 1.000 2016 2017 2018 2019
Kaderbrief 2016 5.624 6.063 5.919 5.869
Begroting 2016 5.624 6.063 5.919 5.869
Mutatie 0 0 0 0
3.13 Renteresultaat
Door een lage rentestand en omvang eigen middelen waren we in staat om in de Kaderbrief 2016 de structurele inkomsten te verhogen met € 500k t.o.v. de Begroting 2015. We houden nu rekening met een langer laagblijvend rentepercentage voor kortlopende gelden, waarbij we wel uitgaan van een oplopend rentepercentage.
Tabel 3-14: Renteresultaat.
x € 1.000 2016 2017 2018 2019
Kaderbrief 2016 2.598 2.530 2.472 2.498
Waarvan structureel 2.184 2.184 2.184 2.184
Waarvan incidenteel 414 347 289 315
Begroting 2016 2.579 2.527 2.434 2.443
Waarvan structureel 2.225 2.239 2.203 2.184
Waarvan incidenteel 354 288 231 259
Mutatie
Waarvan structureel 41 55 19 0
Waarvan incidenteel -60 -59 -58 -56
Onderstaand renteperspectief laat een positief beeld zien ten opzichte van de Kaderbrief 2016.
3.14 Onroerend Zaak Belasting OZB
De basis voor de meerjarenraming OZB is het jaar 2015. In deze nota gaan we uit van het werkelijk verwachte bedrag in 2015 (basis maandrapportage juni). De opbrengsten OZB worden jaarlijks gecorrigeerd voor de verwachte prijscompensatie. We gaan nu uit van de percentages zoals genoemd in de septembercirculaire 2014. Onderstaande percentages worden bij de septembercirculaire 2015 opnieuw getoetst aan de dan gehanteerde percentages. Daarnaast is rekening gehouden met een structurele verhoging van 6,75 procent.
Tabel 3-15: Meerjarenperspectief inkomsten OZB.
De mutatie leidt in het gehele meerjarenperspectief tot een verbetering.
x € 1.000 index
% 2016 2017 2018 2019
Basis 6.927 6.927 6.927 6.927
Herijking basis 65 65 65 65
Generieke verhoging 6,75% 468 468 468 468
Bijgestelde Basis 7.460 7.460 7.460 7.460
Index 2016 0,75% 56 56 56 56
Index 2017 0,50% 37 37 37
Index 2018 0,50% 37 37
Index 2019 0,50% 37
Totaal Begroting 2016 7.516 7.553 7.590 7.627
Kaderbrief 2016 6.979 7.014 7.049 7.084
Mutatie 537 539 541 543
3.15 Tarieven en leges
In tabel 3-16 treft u het verloop aan van de geraamde opbrengsten van de producten, die voornamelijk de lastendruk bepalen.
Tabel 3-16: opbrengsten (x. € 1.000).
I II III III - I III -II
Reinigingsheffing vast 2.060 2.094 2.094 101,7 100,0
Reinigingsheffing vast
voorziening 1.121 1.142 1.142 101,9 100,0
Reinigingsheffing variabel -440 0 -552 125,5
Reinigingsheffing eenmalig -29 0 0 0,0
Totaal 13.310 13.929 13.920 104,6 99,9
1) Bij het vaststellen van de OZB-tarieven is het uitgangspunt de geraamde inkomsten. De tarieven worden naar beneden of naar boven bijgesteld om de stijging of daling van de WOZ-waarden van woningen/niet woningen ongedaan te maken.
2) De compensatie vervalt in de jaarschijf 2017 van het meerjarenperspectief.
Reinigingsheffing
In de beslisnota 12 AZ 226 hebben we toegezegd een evaluatie uit te voeren met betrekking tot uitgangspunten afvalstoffenheffing na 2 jaar na implementatie van het DIFTAR-systeem. De verwachting was dat we na 2 jaar een redelijk stabiel beeld zouden hebben van het aanbiedgedrag van onze burgers via de diverse afzetkanalen. Echter niets is minder waar, de wereld van afvalverwerking is constant in beweging. In 2015 hebben we regionaal aandacht besteed aan de inzameling van kleding en in de tweede helft van 2015 zal de aandacht gericht zijn op het verder scheiden van het restafval, door het separaat inzamelen van blik en drankenkartons. Wij verwachten als gevolg daarvan een verdere verlaging van de aanbiedfrequentie van het restafval.
Derhalve willen we vooralsnog de systematiek van de huidige grondslagen van de tarieven in stand houden, totdat we een stabiel beeld hebben van de afvalstromen in onze gemeente. Dit betekent dat het toerekenen van kosten naar vaste en variabele heffing gehandhaafd blijft evenals het uitgangspunt van 100% kostendekkendheid. De verwachte prijsindexeringen van onze leveranciers, en de ontwikkelingen van het areaal
De tarieven in dit hoofdstuk wijken af van de gepresenteerde tarieven in paragraaf 3 van de programmabegroting. Dit wordt veroorzaakt door de voorstellen in dit boekwerk.
Tegemoetkoming afvalstoffenheffing van € 25.
In het jaar 2014 heeft de gemeente Wijchen een bedrag overgehouden op de
afvalstoffenheffing. Dit overschot is gestort in de egalisatiereserve afvalstoffenheffing.
Volgens de geldende richtlijnen worden deze middelen in de eerst volgende begroting teruggegeven aan de burger. Voorstel is om per aanslag afvalstoffenheffing in 2016 wederom een eenmalige tegemoetkoming toe te kennen van € 25.
Rioolrecht
De rioolheffing wordt geheven ter dekking van de kosten van de riolering. De Raad heeft besloten om de rioolheffing kostendekkend te maken, inclusief de BTW-component. Deze kostendekkendheid wordt bereikt via een ingroeipad. Volgens de huidige planning zal dit in 2017 het geval zijn. De evaluatie van de heffingsgrondslag, zal gelijktijdig worden uitgevoerd met het opstellen van het nieuwe verbreed GRP, vooralsnog voorzien in het jaar 2017 ten behoeve van de tarieven 2018.
De rioolheffing wordt geheven ter dekking van de kosten van de riolering. De Raad heeft besloten om de rioolheffing kostendekkend te maken, inclusief de BTW-component. Deze kostendekkendheid wordt bereikt via een ingroeipad. Volgens de huidige planning zal dit in 2017 het geval zijn. De evaluatie van de heffingsgrondslag, zal gelijktijdig worden uitgevoerd met het opstellen van het nieuwe verbreed GRP, vooralsnog voorzien in het jaar 2017 ten behoeve van de tarieven 2018.