• No results found

Multatuli in Jakarta

In document Over Multatuli. Delen 24-25 · dbnl (pagina 147-150)

Studi Belanda di Indonesia/Nederlandse studiën in Indonesië. Ed. Kees

Groeneboer. Jakarta, Djambatan 1989. Prijs: f 25,-. Verspreiding voor Nederland: Vakgroep Nederlandkunde van de Rijksuniversiteit Leiden, postbus 9515, 2300 RA Leiden.

In november 1987 werd de culturele samenwerking tussen Indonesië en Nederland gevierd met een conferentie op de Letterenfaculteit van de Universiteit van Indonesië. Voor de gelegenheid werd een vliegtuig vol Nederlandse geleerden naar Jakarta gevlogen. Daar spraken zij samen met een aantal Indonesische collega's over taalkunde, zg. Nederlandse studiën, Nederlands-Indische schrijvers, over zichzelf en over Multatuli. Het honderdste sterfjaar van Multatuli was niet de aanleiding van het congres, maar er werd dankbaar gebruik van gemaakt.

De lezingen, 32 in totaal, zijn in 1989 te Jakarta uitgegeven als ‘Nederlandse studiën in Indonesië’. Ze zijn twee keer afgedrukt: in het Indonesisch en in het Nederlands.

Het is wat vreemd de lezingen nu (in 1990) te bespreken, die toch zo duidelijk in 1987 zijn gehouden. Verwachtingen zijn niet uitgekomen: de historisch-kritische editie van de Havelaar, door Sötemann voorzien in 1989, is er nog niet, evenmin als de Multatuli-biografie van Brandt Cortius, tijdens het congres door de auteur uitgebreid behandeld.

De stukken over Multatuli hebben vaak, meer dan de andere artikelen, een gelegenheidskarakter. Dat is een nadeel van zo'n bundeling: lezingen worden artikelen, en die zijn daar niet altijd tegen bestand. Sommige lezingen zijn duidelijk bedoeld voor mensen die geen specialisten zijn (terecht natuurlijk, op deze plaats bij deze gelegenheid); vooral de taalkundigen hebben hiervan geprofiteerd. Maar andere beschouwingen zijn weer heel gedetailleerd; je kunt je afvragen of het Indonesische publiek wakker gebleven is bij een lezing over Multatuli in het Duitse taalgebied. De bundel opent (na twee obligate ministeriële inleidingen) met zeven lezingen over Multatuli. De beste is misschien die van Hans van den Bergh. Het is een goede inleiding voor mensen die wel wat, maar niet alles van Multatuli weten; een prima reclametekst. Geen baanbrekend stuk, zeker niet voor wie in 1987 een van de talloze voordrachten van Van den Bergh heeft bijgewoond. Hij overdrijft als hij zegt dat Multatuli

zijn critici ‘nog steeds woedend’ maakt, maar een omstreden schrijver is natuurlijk interessanter dan een auteur, die algemeen bewonderd wordt. Al zijn er nog altijd mensen die niet van Multatuli houden en dat ook zeggen. Het is jammer dat

Multatulianen telkens weer op dezelfde citaten terugvallen, zoals de Ideeën over het kind Ameleia, hoe mooi en karakteristiek ze ook zijn.

Subagio Sastrowardoyo is in Indonesië een bekende letterkundige. Hij heeft diverse boeken geschreven, waaronder een korte geschiedenis van de Nederlands-Indische literatuur. Subagio's voordracht begint met een wat eigenaardige lijst van voor- en tegenstanders van Multatuli; waarom Saks wel, en Du Perron niet genoemd wordt, is niet duidelijk. Zijn beschouwing is het aardigst, waar hij Multatuli uit Indonesisch perspectief beziet (Subagio behoort tot de betrekkelijk kleine groep die dat kan; hoewel sinds 1972 een Indonesische vertaling van Max Havelaar te koop is, weten zijn landgenoten van Multatuli gewoonlijk niet meer dan wat op de scholen over hem gezegd wordt. Op zijn best kent men het verhaal van Saïdjah en Adinda, waarvan al eerder vertalingen in omloop waren. Tegenwoordig, zo mag men vrezen, zou de film van Fons Rademakers wel eens de belangrijkste bron van kennis kunnen zijn). Subagio acht Multatuli hoog als schrijver, maar niet als politiek denker. Hij verwijt Multatuli de namen van de Nederlanders te hebben veranderd, ook van de slechtsten onder hen, terwijl de regent onder zijn eigen naam optreedt, wat de nazaten van de regent nog altijd schijnt te schaden.

Hugo Brandt Corstius spreekt als biograaf van Multatuli. ‘Mijn standpunt is dat de Nederlandse schrijver Multatuli niet tot de Indisch-Nederlandse letterkunde gerekend kan worden’, zegt hij. Brandt Corstius meent ‘dat de Lebak affaire alleen van belang is omdat het een persoon tot schrijver, tot groot schrijver, maakte’. De biografie van Multatuli bewijst dat zijn belangstelling voor Indonesië niet de drijfkracht van zijn schrijversleven was, aldus Brandt Corstius. ‘Helaas: zijn biografie bestaat niet. Ik wil die biografie schrijven, en zo mijn punt bewijzen.’ Er is wel wat in te brengen tegen de beweringen van de biograaf. Hij vergeet dat Douwes Dekker al vòòr de Lebak-zaak brieven schreef, die als een aankondiging van zijn

schrijverschap gelezen kunnen worden. En wat is eigenlijk de ‘Indisch-Nederlandse letterkunde’? In deel 18 van de Volledige Werken staan slechts twee brieven waarin Multatuli het over Indië heeft, meent Brandt Corstius, terwijl in die jaren juist de tweede Atjeh-oorlog aan de gang is: Multatuli was kennelijk niet wezenlijk in Indië geïnteresseerd. Maar dat klopt niet: bijvoorbeeld op blz. 336, twee bladzijden na een brief die Brandt Corstius wel aanhaalt, schrijft Multatuli: ‘'t roert in Indie vreeselyk, en dàt is de hoofdreden van m'n vervloekte préoccupatie.’

De tweede Indonesische letterkundige die zich over Multatuli gebogen heeft, is Dick Hartoko. Zich baserend op een interview met Rob Nieuwenhuys (De Mythe van

Lebak had hij nog niet kunnen lezen) stelt Hartoko vast ‘dat er tussen de feiten in

Lebak en het geschrift uit Brussel een tamelijk brede en diepe kloof gaapt’. Maar dat is geen veroordeling van Multatuli: ‘Wat echter waarschijnlijk niet voor 100% waar was in Lebak, was zeker waar omtrent vele andere gebieden.’ Nu was Multatuli niet de enige die misstanden in Nederlands-Indië aan de kaak stelde. Je had

bijvoorbeeld ook A.M. Courier dit Dubekart, die hetzelfde deed, maar minder goed schreef, zodat hij vergeten is. Een argument voor de mening van Brandt Corstius, dat de zaak van Lebak op zichzelf niet zo belangrijk was.

De laatste lezing over Multatuli is van Kees Snoek. Hij inventariseerde de recensies op de boeken van Du Perron over Multatuli, die helemaal niet zo negatief waren, hoewel Du Perron bij de meeste critici niet goed lag. Een helder overzicht waaruit bovendien blijkt dat de discussie rond ‘de mythe van Lebak’ ook in de jaren dertig al woedde.

Veel minder interessant zijn de lezingen van A.L. Sötemann en Marcel Janssens. Sötemann vat zijn eigen proefschrift nog maar eens samen en Janssens zelfs dat van een ander: de dissertatie van Vanrusselt over Multatuli en Duitsland.

De rest van Nederlandse Studiën in Indonesië gaat niet over Multatuli. Kousbroek houdt een pleidooi voor Tjalie Robinson, Leo Vroman vertelt over zichzelf en natuurlijk over zijn vrouw. Heel boeiend zijn sommige taalkundige artikelen, zoals dat van J.W. de Vries over de restanten van het Nederlands in het Indonesisch.

Geen onaardig boek, kortom, voor wie geïnteresseerd is in meer dan Multatuli alleen, en zich aan drukfouten niet te zeer stoort.

In document Over Multatuli. Delen 24-25 · dbnl (pagina 147-150)