• No results found

Bij een bespreking van J.J. Oversteegens De Redelijke Natuur

In document Over Multatuli. Delen 24-25 · dbnl (pagina 72-78)

In Over Multatuli 23 reageerde J.J. Oversteegen op de bespreking die Eep Francken in de aflevering daarvoor aan zijn essay De Redelijke Natuur wijdde. ‘Ik ben literair te netjes opgevoed om niet te weten dat de grootste zonde die een auteur kan begaan is: kritisch antwoorden op een kritiek.’ Oversteegens reactie ademt echter wel heel veel goede opvoeding, als hij ook nog beweert dat ‘Francken zich niet met

dooddoeners van het kritiseren afmaakt’ en de Leidse doctorandus daarop bovendien nog dankt ‘voor zijn aandacht’. Oversteegens opvoeding bedekt de valsheid en het ijdele sarcasme in Franckens stuk met de mantel der liefde. Dat moge welopgevoed zijn: Francken had het niet verdiend.

Het is verleidelijk dit stuk te beginnen met een opsomming van de verdiensten van Eep Francken. Vooruit dan maar: Francken, wetenschappelijk medewerker Letteren in Leiden, heeft een reputatie in het Multatuli-genootschap. Hij is een harde werker, staat aan de basis van Over Multatuli, en is daar al 23 nummers lang redacteur van. Hij is niet alleen maar redacteur, hij leverde ook met enige regelmaat bijdragen aan

Over Multatuli. Zo schreef hij in nr. 2 een stuk over Multatuli's medewerking aan

de Opregte Haarlemsche Courant, publiceerde hij in nr. 6 een serie documenten betreffende de in veel opzichten interessante, ‘kromme, kreupele katechiseermeester’ uit Dageraadskringen H.H. Huisman, verdiepte hij zich in de correspondentie Cor Bruyn/Menno ter Braak (nr. 12), behandelde hij samen met H.H. Wiessner een Bredase Multatuli-voordracht en schreef hij een stuk over Multatuli's ‘vertelmasker’ in Max Havelaar. Verder verdiende Francken de aandacht van de Parijse

Multatuli-scolasticus W.F. Hermans met een gewaagd plan voor een Multatuli-editie. De Havelaar in vijf of zes verschillende edities, stelde Francken voor, elke editie in een goed openvallend, afzonderlijk boekdeel. Vergelijking van de verschillende drukken lukt dan zo goed omdat je ze opengeslagen naast en op elkaar op het bureau zou kunnen leggen. Een dwaas plan, alleen om commerciële redenen al volstrekt onrealiseerbaar, maar de Multatuli-literatuur was weer een lijvig stuk (Francken toont zich in zijn uitgebreidheid de eeuwige leerling) en een (terechte) politionele actie rijker. Ook wat betreft het

Multatuli-museum wist Francken een beleidsnota te produceren, even lijvig en even dwaas als zijn plan voor een Havelaar-editie: het zou de belendende panden in de Amsterdamse Korsjespoortsteeg moeten annexeren, teneinde uit te groeien tot een

Multatuli-studiecentrum dat in heel Europa zijn weerga niet kent. Een moderne, Europese gedachte.

Van Francken is de onvergetelijke zin: ‘Zolangzamerhand moet ik laten zien hoe ik zelf het vraagstuk zie’ (Over Multatuli 18). Tenslotte filosofeerde hij in een stuk (een reactie op Jeroen Brouwers' brievenboek Kroniek van een karakter, Over

Multatuli 21) over een eventueel eigen Keizerschap van Insulinde.

Dat zijn de niet bescheiden verdiensten van Eep Francken.

En hij schreef, tenslotte (Over Multatuli 22), een bespreking van J.J. Oversteegens baanbrekend Multatuli-essay De Redelijke Natuur.

Francken begon laatstgenoemde bespreking, net als ik in dit stuk, met een opsomming van de Multatuli-verdiensten van J.J. Oversteegen. De meeste aandacht wordt gewijd aan diens kampioenschap Multatuli-imiteren (met enkele apocriefe toevoegingen aan de Ideën) in Het Parool van 1950. Met alle goede bedoelingen die Francken nog lijkt te hebben, met zijn grote verdiensten ten aanzien van het Multatuli-genootschap, in alle oprechtheid: dit is een tendentieus overzicht.

Zijn de Parool-lauweren dan werkelijk het meest prominent in Oversteegens Multatuli-prijzenkast?

Wie De Redelijke Natuur gelezen heeft beseft hier de pijnlijke onzin van. Het eerste wat opvalt in Oversteegens essay is een nieuwe invalshoek, een visie die, zoals het een goed essay betaamt, bestaande meningen en lezingen op de grondvesten doet schudden. Een goed essay berooft de lezer op zijn minst van een aantal zekerheden, opvattingen die hij tot dan toe voor waarheid hield. Aan de hand van een groot aantal poëticale uitspraken van Multatuli zelf laat Oversteegen in De

Redelijke Natuur zien dat het vaak gesmade ‘fragmentarische’ karakter van Multatuli's

werk juist voortvloeit uit diens opvatting van de wereld en van de schrijverstaak die wereld weer te geven zoals die zich aan de mens openbaart: in een schijnbare chaos. Onder de oppervlakte doet zich echter wel degelijk een structuur, een ordening voor. Dat is volgens Multatuli het geval met de wereld; Multatuli's literaire is daar een afspiegeling van. Sötemann liet dat zien in zijn structuuranalyse van Max Havelaar, Oversteegen toont aan dat het voor Multatuli's hele oeuvre geldt.

Natuurlijk schrijft Oversteegen om een aantal problemen heen. Een essayist is het uiteindelijk niet begonnen om de uiteindelijke waarheid te verkondigen, maar om de lezer in de richting van een waarheid te sturen. Franckens bespreking van Oversteegens essay is echter die van de kruidenier

die een stuk leest waarin wordt nagedacht over het wezen van warenkennis, van een postzegelverzamelaar die met zijn vergrootglas een foto van de man bekijkt die de brievenbus uitvond.

Lelijke inplant van de wenkbrauwen! Meeëters!

De Multatuli-studie is sinds de Tweede Wereldoorlog zijn subjectiviteit kwijt geraakt. Niet langer dient Multatuli voor vrijdenkers en andere maatschappijhervormers als middel in de strijd voor een rechtvaardiger samenleving, maar eindelijk wordt er eens naar onpartijdigheid gestreefd: de Volledige Werken zijn daar een uitvloeisel van. Die ontwikkeling heeft echter weer in een ander uiterste geresulteerd: een eindeloos gegoochel met dokumenten en dokumentjes, openbaarmaking van alle mogelijke parafernalia en de strijd daarover. Niet langer straatgevechten over ‘deugen’ of ‘niet deugen’, maar gedoe over de juiste letters, de juiste naam op de juiste plaats. Allemaal van ernstig belang voor de Multatuli-studie, maar Minnebrieven en (in nog sterkere mate) Millioenenstudiën bleven raadselachtige, voor velen zelfs onleesbare boeken. Multatuli bleef de schrijver van Woutertje Pieterse en Max Havelaar. Dáár had hij zichzelf nog in de hand, dáár wist hij een structuur vol te houden (beweerde iedereen plotseling na Sötemanns boek). Maar in het andere werk... Tsja, de

kruidenier-multatuliaan kon er natuurlijk verbluffende passage's in aanwijzen, maar als betekenis en samenhang ter sprake kwam, wist men niets anders dan maar weer mompelen over meeëters en inplant van wenkbrauwen op een al dan niet apocrief portret van Multatuli.

De Redelijke Natuur is een baanbrekend essay, misschien een van de belangrijkste

stukken die ooit over Multatuli's literaire werk zijn geschreven. Maar wat treft postzegel- en kruidenier-multatuliaan Francken vooral? ‘Het eerste wat opvalt is Oversteegens grote bewondering voor Multatuli’. Hier valt de filetalist bij het bekijken van een uiterst zeldzame luchtpostzegel uit 1870/'71 over een afgebroken tandje. Hier struikelt de kruidenier in een baal van de prachtigste indigo over één wit stofje.

Natuurlijk bewondert Oversteegen Multatuli. Maar in tegenstelling tot diens

Multatuli en de kritiek (1970) en een aantal nawoorden bij de Salamander-edities,

heeft hem die bewondering in De Redelijke Natuur juist tot grote hoogte gevoerd. Hij heeft een leven lang met liefde Multatuli gelezen en is tot respectabel inzicht gekomen.

‘Banaliteiten’ en ‘tegenstrijdigheden’ in het werk van Multatuli, schrijft Francken, worden door Oversteegen ‘met de mantel der liefde bedekt’. Fout: het gaat hier niet om de mantel der liefde. Oversteegen flapt Multatuli's poëticale ‘banaliteiten’ en ‘tegenstrijdigheden’ onder de mantel

van de essayist, die weet wat hij achterwege laat, maar invalshoek en zijn visie laat prevaleren.

Merkwaardigerwijs verwijt Eep Francken bij zijn wel zeer schoorvoetende bespreking Oversteegen ‘voorzichtigheid’ in zijn beweringen. Om daaraan met een ruim kruideniershart onmiddellijk toe te voegen: ‘Maar toch krijgt zijn opvatting duidelijke contouren, en die zijn van zijn boekje het belangrijkste.’ Tsjongejonge, wat een lof! Zijn samenvattende waardering van De Redelijke Natuur is al even zuinig: ‘Oversteegen zet een accent op een verwaarloosde kant van Multatuli's schrijverschap.’

Mag het een onsje méér wezen kruidenier?

‘Tenslotte nog een kleinigheid’, schrijft Eep Francken aan het eind van zijn

bespreking. Hij gruttert dan wat over Oversteegens literatuurverwijzingen: deze heeft niet naar de Volledige Werken verwezen, maar naar eerdere Multatuli-edities. Dat is natuurlijk niet handig voor de lezer die alleen maar de naoorlogse ‘standaardeditie’ van Multatuli's werken in huis heeft. Francken roept echter verontwaardigd: ‘Wat een verwaarlozing van sinds 1951 glorieus verworven bezit!’ Is dat nu niet een beetje kinderachtig, Eep Francken? Bij zo'n belangrijk Multatuli-essay?

In De Redelijke Natuur zet J.J. Oversteegen niet slechts, zoals Eep Francken het noemt, ‘een accent op een verwaarloosde kant van Multatuli's schrijverschap’, hij biedt een coherente en inspirerende, nieuwe visie op diens totale oeuvre. Van de beroemde brief aan uitgever A.C. Kruseman uit 1853 tot de laatste letter die Multatuli schreef. Dat Eep Francken dat tot ‘accent’ wil reduceren is onjuist, maar tevens veelzeggend voor zijn belangstelling waar het Multatuli betreft: Meeëters en haar inplant!

Oversteegens essay verdient méér dan het vergrootglas van Eep Francken.

Naschrift van Eep Francken

Zijn meeëters en haaruitval moet ik A.J. natuurlijk gunnen (graag), maar uit wanbegrip voor mijn recensie geeft hij een valse voorstelling van zaken. Anders dan hij suggereert, heb ik Oversteegens boek serieus besproken. Boek en schrijver verdienen kritiek, en die probeerde ik te geven. Ze zijn te goed voor ongecontroleerde kouwe drukte.

Oproep

Omdat Multatuli en zijn gedachtengoed ons allen aan het hart gaan, wil ik de ‘Over Multatuli’-lezers oproepen mee te werken aan het verzamelen van kranten- en tijdschriftenartikelen over de schijver en zijn werk voor het knipselarchief van het Multatuli-museum.

Voor zowel de landelijke dagbladen, zoals De Volkskrant, de Telegraaf, het Parool en het NRC, als de regionale en plaatselijke kranten hebben we uw hulp nodig.

Verzamel en stuur ons de artikelen, of fotocopieën ervan, toe. Hoe meer materiaal wij ter beschikking hebben, hoe beter we uw eventuele vragen kunnen beantwoorden.

Bij voorbaat dank voor uw medewerking, namens het Multatuli-museum. De assistent-conservator

In document Over Multatuli. Delen 24-25 · dbnl (pagina 72-78)