• No results found

Brieven van Multatuli

In document Over Multatuli. Delen 24-25 · dbnl (pagina 136-139)

Brieven van Multatuli, gekozen door H. Brandt Corstius. Amsterdam, Querido, 1990. 244 p. Prijs f 39,90

Je zou de uitgave van de geschriften van Multatuli in Nederland in de laatste decennia kunnen vergelijken met een sinterklaasoptocht. Het belangrijkste in de stoet, de pièce

de résistance, is natuurlijk Sinterklaas zelf, dat wil zeggen de Volledige Werken en

de Brieven en Documenten die bij Van Oorschot verschijnen. Maar hoewel hij de belangrijkste is, wordt Sinterklaas zelf toch een beetje de loef afgestoken door de Postharmonie en andere blaasorkesten, de feestwagens, de snoep strooiende zwarte Pieten. Zo verschijnen er naast de Van Oorschot-uitgave tal van afzonderlijke Multatuli-uitgaven. Het pleit natuurlijk voor de springlevendheid van een auteur als er naast zijn verzamelde werken ook losse boeken van hem blijven verschijnen. Zo duiken er naast de Russische bibliotheek steeds weer andere vertalingen van ‘Anna Karenina’ en ‘Vaders en zonen’ op.

Alleen al in Querido's Salamanderreeks zijn sinds 1960 twaalf Multatuli-boeken verschenen. De laatste in de reeks zijn honderd brieven van Multatuli, gekozen en van spaarzaam commentaar voorzien door Hugo Brandt Corstius.

In zijn Voorwoord zegt Brandt Corstius, dat hij uit de ongeveer drieduizend brieven van Multatuli de ‘mooiste’ heeft uitgekozen. ‘Dus niet de brieven die voor Dekkers biografie van belang zijn, zelfs niet die voor zijn schrijverschap van belang zijn, en ook zeker niet die alleen van belang zijn voor een van de talrijke affaires, die een eeuw Multatulistudie overmatig hebben beziggehouden. Het ging mij om die brieven die ook zonder de biografische, polemische, literairhistorische of historische

achtergrond de moeite van het lezen - en hoe weinig moite kost het lezen van deze brieven van meer dan honderd jaar geleden! - waard zijn. Al zijn brieven zijn prachtig. Ik koos de prachtigste.’

Dat deed mij een beetje denken aan de Amsterdamse historicus Jan Romein, die zijn studenten een keer uitnodigde een lijst te maken van de tien grootste historici die ooit geleefd hadden. Toen die lijst eenmaal klaar was bleken, als ik me goed herinner, de grote historici keurig verdeeld over verschillende culturen: een Griek, een Romein, een mof, een Rus etc, terwijl je je natuurlijk zou kunnen voorstellen dat de wel opgenomen Rus minder ‘groot’ was dan een paar weggelaten Grieken en

Romeinen. Zo treft het dat de honderd brieven van deze bloemlezing vrij aardig over het leven van Multatuli verdeeld zijn en bij elkaar toch een goed beeld van dat leven geven. Soms is de keuze heel treffend. Zo heeft Brandt Corstius uit de hele

Lebak-affaire de beste en meest indrukwekkende brief genomen, de eerste brief aan Brest van Kempen. Een keurige, korte, zakelijke dienstbrief, waar zo te zien geen speld tussen de krijgen is, vrij van enige retoriek. Had ik op de plaats van Brest van Kempen gezeten, dan zou ik er haast ingetrapt zijn.

Het is inderdaad iedere keer weer treffend hoe gemakkelijk zich die brieven laten lezen. Ik had ze alle honderd al eens gezien, maar toch heb ik het boek zonder me een ogenblik te vervelen twee keer gelezen. Gedeeltelijk ligt dat aan Multatuli zelf, gedeeltelijk aan de bloemlezer, die een prachtige keuze gedaan heeft. De mooiste passage naar mijn smaak is deze (27 juli 1875 uit Wiesbaden): ‘Onze menagerie is vermeerderd met een schildpadje. Jammer dat de arme kerel aan een oog blind is. Overigens zijn we heel wel.’

Het valt overigens nog mee dat hij niet vertelt dat hij weet waarom die schildpad aan een oog blind is en wat hij daaraan zou kunnen doen als hij meer ‘loisir’ had.

Zo schrijft hij in januari 1846 aan Tine dat hij een brief van Van Heijst heeft gekregen. ‘Die arme jongen zit daar geheel alleen in de binnenlanden van Borneo. Ik hoop daaraan later iets te veranderen.’ Als hij dat schrijft is hij een heel klein Indisch ambtenaartje op wachtgeld. ‘Later’ is, krijg je de indruk: als hij Raad van Indië is geworden, of Gouverneur-generaal.

De meest hemeltergende passage (Dekkers brieven vervelen mij nooit: ik blijf mij ergeren) vond ik in de brief van 3 maart 1874 aan zijn uitgever Funke. Jarenlang had Dekker er op gehamerd, dat men hem in Lebak onrecht had aangedaan en dat daarom zijn vrouw en kinderen nu gebrek leden. Men kwam er al gauw achter dat geld geven aan Dekker geen goed middel was om aan dat gebrek lijden van Tine en de kinderen een eind te maken, want Dekker was een van de grootste geld over de bank smijters uit de Nederlandse geschiedenis. Enkele welwillende lieden kwamen toen op de gedachte om Tine rechtstreeks geld te geven. Dat maakte Dekker razend, vooral als dat geld afkomstig was van mensen die het misschien niet in alles met hem eens waren. ‘Ik had al of niet aanspraken. Zo ja, men had ze moeten laten gelden. Zo neen, dan hadden ook m'n vrouw en kinderen niet het minste recht op sympathie.’

Dat is wel het toppunt: Of Multatuli had gelijk, en dan moest men hem eerherstel geven en zoveel geld dat zijn vrouw en kinderen niet verhongerden, of hij had ongelijk, en dan was er geen enkele reden meer om zijn vrouw en kinderen te helpen!

Een vraag die de Multatuli-lezer zich af en toe kan stellen is: hoe is het mogelijk dat iemand die zo goed schrijft zo onnozele en bekrompen denkbeelden kan hebben over literatuur. Hij had het bijvoorbeeld niet op Goethe's ‘Werther’, omdat Lotte zich in dat boek onwelvoeglijk gedraagt: ze haalt Werther aan, maar als het er op aankomt stoot ze hem terug. Zo kun je bezwaren tegen Shakespeare hebben omdat Macbeth zijn gast en weldoener eerst keurig ontvangt en vervolgens vermoordt.

Brandt Corstius heeft zijn commentaar erg kort gehouden, er terecht van uitgaand dat je deze brieven gemakkelijk kunt lezen zonder iets van de in die brieven ter sprake gebrachte zaken en personen te weten. Achterin geeft hij een lijst van in het boek voorkomende personen en een lijst van voor de huidige lezer niet direct begrijpelijke woorden. In dat commentaar is hij soms wat apodictisch. Zo schroomt hij niet de aanvallen van Van Vloten op Multatuli ‘infaam’ te noemen. Het is alweer een jaar of twintig geleden dat ik Van Vlotens ‘Onkruid onder de tarwe’ las en het een heel redelijk boek vond. Hoezo ‘infaam’?

Bij de lijst van ‘vreemde woorden’ heeft de samensteller alleen ‘die verklaringen die de lezer absoluut nodig heeft en die hij zelf niet gemakkelijk kan vinden of juist raden’ opgenomen. Toch vond ik een aantal woorden in die lijst die ik erg gemakkelijk kon raden of opzoeken, zoals amende honorable, au courant, cause célèbre, simple comme bonjour, terwijl woorden waarvan ik de betekenis niet kende in de lijst ontbraken, zoals asujettissement, statieus, mon fait.

Bij twee keer lezen heb ik maar drie drukfouten gevonden: op p. 211 staat by in plaats van gy, en in de woordelijst moeten Leistung en Zettelchen met een hoofdletter. In het Duitse citaat in brief 89 staan twee taalfouten. In de woordenlijst staat in datzelfde citaat weer een andere taalfout, - een voorbeeld, om een andere Brandt Corstius te citeren, van hoe je een hardnekkige strijd tegen een fout kunt leveren en die strijd tenslotte toch nog kunt verliezen.

Multatuli was gek op etymologie, en heeft op dit gebied de nodige onzin beweerd. In zijn lijst van vreemde woorden geeft Brandt Corstius als betekenis van het Franse

fleurettes ‘flirtende opmerkingen’. Ik dacht meteen: zou het Engelse woord flirt niet

een verbastering zijn van het Franse fleurette? Noch Webster, noch de Shorter Oxford Dictionary geven deze afleiding, en de Petit Robert noemt hem zelfs ‘improbable’, maar ik geloof er in. Multatuli zou het met me eens zijn geweest.

In document Over Multatuli. Delen 24-25 · dbnl (pagina 136-139)