• No results found

Muiderslot en Olense Pot: twee Bilderdijk-fabels

Op 16 juli 1825 zoude publieke verkoop van het in verval geraakte Muiderslot plaats vinden. De commotie die na de bekendwording der sloopplannen was ontstaan, is in het recentste boek over het kasteel (2004) aldus verwoord:

Direct na het verschijnen van de vooraankondigingen in de Amsterdamsche en Haarlems[ch]e Couranten van 28 en 29 juni en 4 en 11 juli, regende het protesten aan het adres van de koning. Naast de strijdlustige poëzie van vooraanstaande literatoren als Bilderdijk en Van Lennep, werd Willem 1 overspoeld door rekesten van onder meer voorname ingezetenen van Amsterdam, Muiden, Naarden en Weesp.1.

We nemen het gebrekkige evenwicht in de tweede zin even voor lief, maar vragen ons wel af wat de bron van deze mededeling kan zijn. Die vinden we duidelijk in een artikel uit 1990:

Er verschijnen strijdlustige gedichten van de hand van Bilderdijk en Jacob van Lennep. Ruim honderd vooraanstaande ingezetenen van Amsterdam, zeventig idem uit Muiden, Naarden en Weesp, zenden requesten waarin om herroeping van dit besluit gevraagd wordt.2.

Jacob van Lennep (1802-1868) schreef inderdaad een gedicht ‘Op het Muiderslot, toen het met afbraak bedreigd werd’.3.

Van Bilderdijk evenwel is geen enkele uitspraak over het Muiderslot overgeleverd, dus ook geen strijdlustig gedicht over de afbraak ervan. Hoe kwam dat dan in de wereld?

Vrij snel na de sloopplannen was door de Tweede Klasse van het Koninklijk Instituut een Muiderslotcommissie in het leven geroepen, bestaande uit de leden Samuel Iperuszoon Wiselius (1769-1845), het hoofd der Amsterdamse politie met wie Bilderdijk op zeer vertrouwelijke voet correspondeerde, verder uit de

45

Jacobus Koning, Geschiedenis van het slot te Muiden en Hoofts leven op hetzelve (Amsterdam, Johannes van der Hey en Zoon, 1827). Titelpagina met vignet door J. Smies en P. Velijn. Privécollectie.

Loots (1764-1834), die in Bilderdijks brieven aan Wiselius er ongenadig van langs kreeg, en tenslotte uit de historicus, bibliograaf en collectioneur Jacobus Koning (1770-1832), van wiens bestaan Bilderdijk vagelijk op de hoogte was. Deze Koning nu publiceerde een Geschiedenis van het slot te Muiden en Hoofts leven op hetzelve (Amsterdam 1827), waarin we op p. 43 over het sloopbericht lezen:

Deze ongelukkige mare had zich noch naauwelijks in den omtrek verspreid, of een aantal der aanzienlijkste Ingezetenen van Amsterdam, Muiden, Weesp en Naarden vervoegde zich, met een gepast verzoekschrift, voor den troon van den besten der Monarchen, ter instandhouding van dit overoud Gedenkstuk van voorvaderlijken roem en grootheid.

Dat ‘gepast verzoekschrift’ klinkt alvast heel anders dan de ‘strijdlustige protesten’ van 1990 of 2004. Hoe het daar nu mee zit lezen we op p. 114-115 in een noot bij de nu volgende passage:

Op een' der schoorsteenen [versta: schouwen, schoorsteenmantels] op het slot leest men de volgende dichtregels, die wij alhier mededeelen, zonder evenwel voor de echtheid der daarbijgevoegde namen te durven instaan: wij geven ze slechts, zoo als ze daar gevonden worden.

Volgen drie teksten, respectievelijk van Bilderdijk, van Petronella Moens (1762-1843) en van een onbekende:

Gelukkig voor den wensch van alle brave lieden, Dat deze sloping nog voor eerst niet zal geschieden. Neen, Nederlanderen, dit Slot moet nooit vervallen, 't Verduur' nog lang den tijd en blijv' de vreugd van allen! Hier, waar de Drossaard zich verheugde

Met zijn geleerde vrienden-rei, Hier eert een achttal zuivre vrinden,

Die steeds in Neerlands bloei hun zielen-wellust vinden, Zijn nagedachtenis, en viert dien vrij en blij!

De eerstgeciteerde, aan Bilderdijk toegeschreven, regels zijn van de inferieurste soort. Over Moens' verskunst waag ik het niet te oordelen. Ook uit haar leven en werk blijkt geen enkele relatie met het Muiderslot. Ik noem het zuiver toeval dat juist Jacobus Koning, maar pas op 23 juni 1829, een stukje proza tot Moens' vriendenalbum zou bijdragen.4.

Tot nader order kan ik, nog minder dan Koning deed, instaan voor Bilderdijks en Moens' auteurschap, en moet

46

Willy Vandersteen, Suske en Wiske. De Pottenproever (Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1994). Tekening uit strook 175 door Paul Geerts. Privécollectie.

ik de teksten houden voor een practical joke van het ‘achttal zuivre vrinden’.5.

Nog een fabel. Eerst een stukje ‘geschiedenis’, en wel in de versie van Klaas ter Laan:

Toen Keizer KarelVin Oolen een pot bier bestelde, bracht men hem die bij 't oor en kon hij hem niet aanvatten. Hij bestelde een pot met twee oren, maar de snuggere Oolenaar hield de pint nu bij beide oren vast. Er moest een pot met 3 oren gemaakt worden. Maar nu hield de waard de pot aan twee oren vast terwijl het derde oor naar hemzelf was toegekeerd; zodat de keizer de pot nog niet kon aanvatten.6.

Olen in de Kempen, ongeveer gelegen tussen Herenthals en Geel doch sedert 1939 van die plaatsen gescheiden door het Albertkanaal, heeft dit verhaal dankbaar aangegrepen om zich op de toeristenmarkt te profileren. De betreffende pot zou er nog altijd bewaard worden. In elk geval zijn er in de loop der tijd heel wat dichtregels op gemaakt. Ook door Bilderdijk? De Vlaamse dialectoloog Willem Pée leek dat te geloven:

Toen ik, nu jaren geleden, het materiaal voor mijn Antwerpse dialektatlas verzamelde, kwam ik - ik meen dat het in 1956 was - ook in Olen en daar het zeer warm was, ging ik op het dorpsplein mijn dorst lessen in een café waarvan het uithangbord luidde: ‘Hier de oude pot van Keizer Karel’. Van de praatgrage baas kwam ik vlug te weten dat Willem Bilderdijk in 1792 ook in die herberg zou hebben vertoefd en dat hij zelfs in het gastenboek het volgende vers had geschreven:

Moe van zwoegen en studeren Kwamen wij manieren leren In een dorp dat is gekend Van Prins, Keizer en Student. Meer dan in het grote Londen Hebben we alhier gevonden:

Een groot, maar oneerlijk minnaar der poëzie had, helaas, twee jaar voordien, het blad waarop deze verheven verzen stonden stiekum uitgescheurd en meegenomen.

De cafébaas kende ze gelukkig van buiten en had ze met zijn beste zondagsschrift in het gastenboek neergeschreven, ten nutte van kunstminnende toeristen.7.

Tot zover Willem Pée, wiens verdiensten niet op het terrein der Bilderdijk-kunde lagen. Anders J. Wesseling, gepromoveerd op Bilderdijk en Engeland en auteur van artikelen over Bilderdijk en Ossian en over Koenen en Bilderdijk.8.

Hij moet hebben geweten dat uit geen brief of archiefstuk, voorzover overgeleverd, blijkt dat Bilderdijk in 1792 te Olen geweest zou zijn. Zelfs het simpele en vaak gerechtvaardigde ‘we weten het niet, dus het zou kunnen’ moet hier, naar wat we van Bilderdijk in 1792 wel weten, ten sterkste van de hand worden gewezen. Niettemin ligt het voor de hand dat Wesseling dat gedicht wel eens wilde zien, toen hij er eenmaal van had gehoord. Twee jaar eerder dan Pée was hij gaan kijken en vanuit Terneuzen schreef hij er op 2 mei 1954 een briefkaart over aan zijn vriend, de eminente Bilderdijk-kenner Jan Bosch:

Op het schoolreisje naar Tongerlo heb ik kans gezien even langs Oolen te gaan en in het café met de pot van keizer Karel naar het gedichtje van Bilderdijk te speuren. Daar werd me echter meegedeeld dat bedoelde dichtregels enige maanden geleden spoorloos verdwenen waren!9.

De melding komt geheel overeen met die van Pées bezoek, twee jaar later. Maar hoe kan Wesseling van dat gedicht hebben gehoord? Kennelijk heeft hij die uiterst zeldzame in 1941 verschenen Oolensche bijdragen door E.H.J. Lauwerys, deken te Hoogstraten en geboren Olenaar, in handen gehad. Daarin is namelijk het boven geciteerde gedicht, ondertekend ‘W. Bilderdyck’, opgenomen.10.

Geloofde men in Olen zelf aan de betrouwbaarheid van die Bilderdijk-versie? Enige decennia geleden stelde een familielid van het café ‘De Pot van Keizer Karel’ een bloemlezing uit de gastenboeken samen. Op p. 134 schreef hij:

Ikzelf heb zijn tekst nog gezien, kort voordat hij door een weinig

scrupuleuze soeveniersjager werd gestolen. Gelukkig was de tekst al elders overgenomen, zodat wij hem kunnen weergeven:

Volgt de geciteerde tekst, maar - gek genoeg - met in de laatste regel ‘veel genot’, net als de versie-Pée, terwijl Lauwerys had geschreven: ‘zoet genot’. Het stuk gaat verder:

Wat zeg je? Is dat de echte tekst niet. Dan spijt het mij, maar ik kan U geen betere geven. Heeft Bilderdijk hem zo niet geschreven? Indien hij nu zou passeren zou hij zo ongeveer dichten.

47

Geraadpleegd op 29 april 2013

Men deinst in Olen niet voor een grapje terug, zoveel is wel duidelijk.11.

Direct na dit stukje vervolgt de bloemlezing met ‘Spass an der Freud’ uit 1953. De eerste van de vijf strofen:

Bilderdijk kwam hier En dronk 't schuimend bier. Hij was moe van studeren En wou wat anders leren. Daarom kwam hij naar Olenstad En vroeg bier van 't beste vat. Heerlijk smaakte 't fonklend nat Daarom dronk hij zich stapelzat.

Zelfs voor een serieuze Bilderdijk-Forscher is dit alles eerder ‘Freude an dem Spass’. Intussen heeft het naspeuren van deze fabel een nieuw probleem opgeleverd. Uit Bilderdijks gedicht ‘Geron’ (1825) citeer ik:

Maar zoude ik 't zelfbedrog van eigen hart ontgaan? [...] My-zelven niet op nieuw in ijdlen droom verliezen?12.

Hoe is het nu mogelijk dat googlen op ‘olen’ + ‘bilderdijk’ de volgende versregel oplevert:

Mij-zelven niet opnieuw in Olen droom verliezen?13.

Marinus van Hattum

Eindnoten:

1. Henk Boers, Yvonne Molenaar & Gerrold van der Stroom, Het Muiderslot. fameux ende in 't

ooghe leggende (Zwolle 2004) 82.

2. Thomas H. von der Dunk, ‘De redding van het Muiderslot. De plannen voor de bestemming van een middeleeuws kasteel tot Nederlands-Historisch Museum tijdens Koning Willem I’,

Jaarboek Amstelodamum 82. (1990) 138-168, 142.

3. J. van Lennep, Mengelpoëzij 1 (Poëtische werken 5) (Rotterdam 1861) 228-232.

4. Ans J. Veltman-van den Bos & Jan de Vet, Par Amitié. de vriendenrol van Petronella Moens (Nijmegen 2009) 311.

5. Dit eerste gedeelte verscheen onder de titel ‘Bilderdijk en Moens in het Muiderslot’ ook in

Moensiana 9 (december 2012) 5-6, een uitgave van de Stichting Petronella Moens.

6. K. ter Laan, Van Goor's folkloristisch woordenboek van Nederland en Vlaams België (Den Haag 1974) 271. Er zijn nog andere, licht afwijkende, versies.

44 (1951) 305-315, ‘Bedachtzame bewondering voor grillig genie. H.J. Koenen over Bilderdijk’,

Trouw 28.2.1953.

9. Collectie Bilderdijk-Museum, Amsterdam.

10. J. Lauwerys, Oolensche bijdragen 2 (Turnhout, Drukkerij J. Van Laer, 1941) 87. Waar Pée in de laatste regel schreef: ‘Waar men uit’, staat hier: ‘Waaruit men’.

11. Herman Van Hemeldonck, Erenotaris te Olen, dank ik voor zijn informatie van 18 maart 2013. 12. Navonkeling 2, 195; DW 12, 255.

13. Verwezen wordt naar J. van der Valk (ed.), Bilderdijk. Bloemlezing uit zijn gedichten (Rotterdam, Libertas, 1921) (Stereditie 14) 1, 67.

48