• No results found

Wat is de motivatie van oud-leerlingen van het reguliere voortgezet onderwijs ten opzichte van oud-leerlingen van het tweetalig voortgezet onderwijs, die nu een

masteropleiding volgen, voor het leren van Engels als tweede taal tijdens hun studie?

Zoals in de methode is vermeld, is er om de motivatie van de masterstudenten te analyseren gekozen voor een verkorte versie van de Attitude/ Motivation Test Battery (Gardner, 2004) (Gardner & Macintyre, 1993). De verkorte versie bestaat uit een tiental stellingen waarbij vijf stellingen gericht zijn op de instrumentele motivatie van de masterstudenten en vijf stellingen op de integratieve motivatie. De stellingen zijn gerandomiseerd aangeboden, zodat de volgorde geen invloed heeft kunnen hebben op het invullen van de enquête. Bij het behandelen van de resultaten worden eerst alle stellingen samen bekeken, waarna het onderscheid wordt gemaakt voor integratieve en instrumentele motivatie.

In tabel 3 zijn de resultaten van alle stellingen weergegeven. De resultaten zijn in percentages weergegeven zodat de groepen goed te vergelijken zijn. Meteen valt op dat er over het algemeen veel positieve antwoorden zijn gegeven op de stellingen. Veel antwoorden vallen in de categorie ‘mee eens’. Alleen bij stelling 2 lijken het zwaartepunt in het midden te liggen. Stelling 1 en 4 hebben zelfs van beide participantengroepen alleen maar positieve antwoorden gekregen: de drie opties voor ‘oneens’ hebben allemaal 0%. Op het eerste gezicht lijken de verschillen tussen de twee participantengroepen niet groot. Om dit beter te kunnen analyseren is tabel 4 geconstrueerd.

Tabel 3

Resultaten enquête motivatie

Stelling Schooltype Helemaal mee eens Mee eens Een beetje mee eens Een beetje niet meer eens Niet mee eens Helemaal niet mee eens RVO 74% 23% 3% 0% 0% 0% 1 TTO 83% 17% 0% 0% 0% 0% RVO 0% 13% 26% 13% 35% 13% 2 TTO 6% 16% 28% 22% 22% 6% RVO 0% 17% 49% 17% 17% 0% 3 TTO 27% 17% 44% 6% 6% 0% RVO 29% 52% 19% 0% 0% 0% 4 TTO 56% 33% 11% 0% 0% 0% RVO 35% 42% 19% 0% 4% 0% 5 TTO 39% 33% 11% 17% 0% 0% RVO 10% 26% 49% 6% 6% 3% 6 TTO 6% 44% 44% 0% 6% 0% RVO 40% 40% 20% 0% 0% 0% 7 TTO 64% 24% 12% 0% 0% 0% RVO 42% 45% 10% 3% 0% 0% 8 TTO 50% 44% 6% 0% 0% 0% RVO 23% 52% 19% 0% 6% 0% 9 TTO 37% 56% 7% 0% 0% 0% RVO 33% 48% 19% 0% 0% 0% 10 TTO 28% 44% 22% 0% 6% 0%

In tabel 4 zijn de antwoorden van de masterstudenten hergecodeerd naar nummers. Daarbij geeft ‘helemaal niet mee eens’ een score van 0 en ‘helemaal mee eens’ een score van 5. Door dit te doen kan er een betere vergelijking gemaakt worden van de participantengroepen. In onderstaande tabel (4) zijn de gemiddelde resultaten per stelling, gerangschikt voor onderwijsachtergrond, weergegeven. Hierbij geldt: hoe hoger het gemiddelde, hoe meer de groep het eens is met de desbetreffende stelling.

Tabel 4

Resultaten enquête: hergecodeerd naar nummers

Stelling RVO Gemiddelde (SD) TTO Gemiddelde (SD) t-test significant 1 4.7 (0.53) 4.8 (0.38) t(47) = -0.87, p = 0.39 RVO = TTO 2 3.2 (1.13) 3.4 (0.86) t(47) = -0.92, p =0.36 RVO = TTO 3 4.2 (0.76) 4.5 (0.72) t(45) = -1.46, p = 0.15 RVO = TTO 4 1.9 (1.3) 2.4 (1.33) t(47) = -0.14, p = 0.17 RVO = TTO 5 2.6 (0.96) 3.5 (1.15) t(46) = -2.89, p = 0.006 RVO < TTO 6 4.3 (0.77) 4.4 (0.62) t(47) = -0.87, p = 0.39 RVO = TTO 7 4.1 (0.7) 4.4 (0.7) t(47) = -1.67, p = 0.10 RVO = TTO 8 3.8 (1.0) 4.3 (0.59) t(47) = -1.90, p = 0.06 RVO = TTO 9 4.1 (0.93) 3.9 (1.1) t(47) = 0.41, p = 0.69 RVO = TTO 10 4.1 (0.72) 3.9 (1.02) t(47) = 0.96, p = 0.34 RVO = TTO Na een eerste blik op tabel 4 lijken de resultaten nog steeds dichtbij elkaar te liggen, zoals werd vermoed bij de resultaten uit tabel 3. Zo liggen de gemiddeldes van stelling 1, 2 en 6 zelfs maar 0.1 punt uit elkaar. Stelling 5 valt op door het grote verschil in gemiddeldes: 2.6 en 3.5 punt voor respectievelijk het regulier voortgezet onderwijs en het tweetalig voortgezet onderwijs. Om statistisch te kunnen bekijken of de vermoedens die door de resultaten uit tabel 3 en 4 naar voren komen, te kunnen bewijzen is er voor iedere stelling een independent

samples t-test uitgevoerd.

Voor stelling 1 geeft de independent samples t-test: t(47) = -0.87, p = 0.39. Hierbij is p>0.05 dus het verschil tussen de twee participantengroepen is voor stelling 1 niet significant. Stelling 2 geeft: t(47) = -0.92, p =0.36. Hierbij is p>0.05 dus ook voor stelling twee zijn de verschillen tussen de participantengroepen niet significant. Voor stelling 3 geldt:

t(45) = -1.46, p = 0.15. Wederom is p>0.05 dus de resultaten van de participantengroepen

verschillen niet significant voor stelling 3. Stelling 4 geeft: t(47) = -0.139, p = 0.17. Voor stelling 4 is p>0.05 dus de verschillen zijn ook bij stelling 4 niet significant. De independent

samples t-test voor stelling 5 geeft: t(46) = -2.89, p = 0.006. Hierbij is p<0.05 dus de

masterstudenten met een achtergrond in het tweetalig voortgezet onderwijs zijn het significant meer eens met stelling 5 dan de participanten met een achtergrond in het regulier voortgezet onderwijs. Voor stelling 6 is ook een t-test uitgevoerd, daaruit blijkt: t(47) = -0.87, p = 0.39. Hierbij is p>0.05 dus de antwoorden van de verschillende participantengroepen verschillen niet significant van elkaar voor stelling 6. Stelling 7 geeft: t(47) = -1.67, p = 0.10. Hierbij is

p>0.05 dus zijn de verschillen voor stelling 7 niet significant. Het resultaat van de t-test voor

stelling 8 geeft: t(47) = -1.90, p = 0.06. Hierbij is wederom p>0.05 dus zijn de verschillen in resultaten voor stelling 8 niet significant. Voor stelling 9 geeft de t-test: t(47) = 0.41, p = 0.69. Hier is p>0.05 dus de verschillen tussen de twee participantengroepen zijn niet significant voor stelling 9. Tot slot geeft stelling 10: t(47) = 0.96, p = 0.34. Ook hier is p>0.05 en zijn er dus geen significante verschillen tussen de antwoorden van de participantengroepen voor stelling 10. Uit deze analyses is dus gebleken dat er alleen voor stelling 5 een significant verschil bestaat tussen de twee participantengroepen. Om de vergelijking volledig te maken, is er ook gekeken naar de verschillen tussen integratieve en instrumentele motivatie per participantengroep.

4.1.1 Vergelijking integratieve en instrumentele motivatie

Om de verschillen tussen de groepen voor de verschillende soorten motivatie te kunnen beschrijven, zijn er verschillende statistische testen uitgevoerd. Eerst zijn de stellingen voor integratieve motivatie (stelling: 1, 4, 5, 7 en 9) samengenomen, alsmede de stellingen voor instrumentele motivatie (stelling: 2, 3, 6, 8 en 10). In tabel 5 zijn de resultaten van de beschrijvende statistiek hiervan weergegeven.

Tabel 5

Resultaten motivatie integratief en instrumenteel

Motivatie type RVO (N = 31) Gemiddelde (SD)

TTO (N = 18) Gemiddelde (SD) Integratief 3.49 (0.50) 3.84 (0.62) Instrumenteel 3.91 (0.59) 4.12 (0.61)

Het gemiddelde resultaat van de stellingen die betrekking hebben op integratieve motivatie voor de participanten met een achtergrond in het reguliere voortgezet onderwijs is 3.49 (SD = 0.50) en voor de participanten met een achtergrond in het tweetalig voortgezet onderwijs is dat 3.84 (SD = 0.62). Het gemiddelde resultaat voor de stellingen die betrekking hebben op instrumentele motivatie voor participanten met een achtergrond in het reguliere voortgezet onderwijs is 3.91 (SD = 0.59) en voor participanten met een achtergrond in het tweetalig voortgezet onderwijs is 4.12 (SD = 0.61).

Met een repeated measures ANOVA zijn er verschillende vergelijkingen gemaakt. Als eerste is er gekeken of, ongeacht de onderwijsachtergrond, de masterstudenten meer integratief of meer instrumenteel gemotiveerd zijn. Deze ANOVA laat zien dat: F(1, 47) = 15.40, p<0.001. Hierbij is p<0.05. Hieruit kan worden opgemaakt dat er een significant verschil bestaat tussen de verschillende soorten motivatie, als de onderwijsachtergrond niet in overweging genomen wordt. De masterstudenten zijn significant meer instrumenteel gemotiveerd dan integratief gemotiveerd. Het gemiddelde verschil is MD = 0.35 (SD = 0.09) met p<0.001. Er is ook gekeken naar de interactie tussen onderwijsachtergrond en motivatie. Deze interactie was niet significant. Uit de ANOVA volgt: F(1, 47) = 0.75, p = 0.39. Hierbij is p>0.05 dus kan er gezegd worden dat er geen significant verschil lijkt te bestaan voor motivatie in interactie met de onderwijsachtergrond. Dit betekent dat het verschil tussen instrumentele en integratieve motivatie ongeveer hetzelfde is voor de twee groepen.

Opgesomd zijn masterstudenten met een achtergrond in het reguliere voortgezet onderwijs en masterstudenten met een achtergrond in het tweetalig voortgezet onderwijs ongeveer hetzelfde gemotiveerd. Op alle stellingen afzonderlijk, behalve stelling 5, zijn geen significante verschillen gevonden tussen de participantengroepen. Als de stellingen gegroepeerd worden voor de twee soorten motivatie, integratief en instrumenteel, blijkt dat alle studenten bij elkaar meer instrumenteel gemotiveerd zijn dan integratief. Echter, als er gekeken wordt of de participantengroepen met een verschil in onderwijsachtergrond ook een significant verschil vertonen in de verschillende soorten motivatie, blijkt dat niet het geval te zijn.

4.2 Wat is de kwaliteit van geschreven Engels van oud-leerlingen van het reguliere