• No results found

Mossen en korstmossen

In document Overzicht van de kaarten (pagina 197-200)

ZOMEN EN RUIGTEN

11. J3 Berken-Elzenbos met Geoorde wilg en Veenmos

2.3.5. Flora en funga

2.3.5.2. Mossen en korstmossen

In het (voormalige munitiedepot van) Vloethemveld werden 107 bladmossen, 36 levermossen en 36 lichenen of korstmossen aangetroffen (respectievelijk tabellen 2.24, 2.25 en 2.26). Duvelsnest en Vuile Moere werden nog niet expliciet op beide groepen onderzocht. Enkel de in de vegetatie-opnamen aangetroffen soorten zijn in de tabellen opgenomen.

De gegevens van het Vloethemveld zijn afkomstig van enkele waarnemingen van Philippe De Zuttere uit 1972 (cit.

In Stieperaere 2003), van de licentiaatsverhandeling van Zwaenepoel 1985 (uitsluitend terrestrische waarnemin-gen), de vegetatie-opnamen gemaakt voor dit beheerplan (Zwaenepoel 2008-2011) en vooral van drie excursies van de bryologische werkgroep naar het Vloethemveld in 1983, in 1999 en in 2011 (uitgebreide veldnota’s en determinaties blad- en levermossen André en Odette Sotiaux, veldnota’s Maurice Hoffmann met voornamelijk epifyten, verslag gepubliceerd als Stieperaere 2003, voorlopig verslag Herman Stieperaere & Dirk De Beer 2011), en de doctoraatsthesis op epifyten van Hoffmann 1993 (5 vegetatiekundige opnamen op Canadapopulier langs vrij gesloten, overschaduwde bosdreven).

Bij de blad- en levermossen vallen een aantal typische heide- en pioniersoorten van schrale milieus op. Er waren minstens vier soorten veenmossen aanwezig, waarvan nu zeker nog drie (Kussentjes-, Geoord en Gewoon veenmos). De veenmossen komen voornamelijk voor in de brandgangen van groep 6, maar ook in de nattere wilgenstruwelen en jonge, natte berkenbossen. In de Vuile Moere werden ook drie veenmossoorten aangetrof-fen, namelijk Gewoon, Kussentjes- en Glanzend veenmos (Sphagnum subnitens). De pioniermilieus voor hogere planten (Draadgentiaan-locatie, vijveroevers) zijn ook de interessantste voor pioniersoorten bladmossen en lever-mossen: Grof goudkorrelmos (Fossombronia foveolata), Stekelgoudkorrelmos (F. wondrackzekii), Echt vetmos

(Aneura pinguis), Lichtrandmos (Jungermannia gracillima), verschillende Draadmossoorten (Cephaloziella spp)., Gekroesde en Veenpellia (Pellia endiviifolia, Pellia neesiana), verschillende moerasvorkjes (Riccardia spp.), ver-schillende landvorkjes (Riccia spp.).

Het aquatische watervorkje (Riccia fluitans) werd eerst waargenomen (1984) in een inmiddels gedempt bospoeltje ten westen van groep 8. Het is in 2003 ook aangetroffen in de beschaduwde poel naast de ‘Bocca’, evenals in de krijgsgevangen-wasbakken.

Op de populieren zijn de levermossen Metzgeria furcata en Frullania dilatata vermeldenswaardig.

Een aantal meer kalkminnende soorten zijn hier nogal verrassend, maar komen voor op de eternieten daken of beton. Duinsterretje (Syntrichia ruralis) en Klein duinsterretje (Syntrichia calcicolens) zijn twee typische voorbeelden.

Stieperaere (2003) vergelijkt twee militaire domeinen, Vloethemveld en Houthulst, qua mossenvoorkomen en vergelijkt tevens de twee bemonsteringsperiodes (1983 en 1999).

Stieperaere vermeldt Violet trapmos (Lophozia capitata), Klein vleugelmos (Nardia geoscyphus), Echt vleugel-mos (Nardia scalaris), Broedkelkje (Gymnocolea inflata), Kroppluisjesmos (Dicranella cerviculata) als speciale soorten van de natte heide van het noordelijk deel, aangetroffen in 1983. Op de schutsdammen met Rode dophei werd, eveneens in 1983, Cederhoutmos (Lophozia bicrenata) en Gewoon smaltandmos (Ditrichum heteromallum) waargenomen. De greppelwanden leverden Klei-peermos (Pohlia melanodon), Rood knikmos (Bryum pallens), Scharlaken knolletjesknikmos (Bryum klinggraefii) en Bleek peermos (Pohlia wahlenbergii) op als speciaalste waarnemingen. Op een afgegraven terrein groeiden Klein rimpelmos (Atrichum tenellum), Gewoon broedknop-peermos (Pohlia annotina) en Kleine viltmuts (Pogonatum nanum). In het zuidelijke deel werden Oranjesteeltje (Bryoerythrophyllum recurvirostre) en Geplooid snavelmos (Eurhynchium striatum) op de betonnen waskuipen uit WO II waargenomen.

In 1999 werd alleen het noordelijke gedeelte bezocht. Langs een vijver werden Gekroesde pellia (Pellia endi-viifolia) en Grof draadmos (Cephaloziella hampeana) aangetroffen. Op de vlakke delen hogerop werd Oermos (Archidium alternifolium) waargenomen. Tegen het water groeiden Gewoon moerasvorkje (Riccardia chamae-dryfolia) en Hol moerasvorkje (Riccardia incurvata). Verder nam men er Bleek peermos (Pohlia wahlenbeergii), Veen-knikmos (Bryum pseudotriquetrum), Kleine viltmuts (Pogonatum nanum), Klein vleugelmos (Nardia geo-scyphus) en Dik landvorkje (Riccia beyrichiana) waar. Langs de brandgangen werden elzen en wilgen op epify-ten bekeken. Hier vielen Nerfbroedkorrelsterretje (Syntrichia papillosa), Knikkend palmpjesmos (Isothecium myo-suroides), Vliermos (Cryphaea heteromalla), Helmroestmos (Frullania dilatata), Schijfjesmos (Radula complanata) en Broedknop-haarmuts (Orthotrichum lyelii) op. Langs een brede en steile greppelwand vond Leen Durwael behalve Moerasbuidelmos (Calypogeia fissa) en Scheef buidelmos (Calypogeia arguta) ook het voor het Vlaams district uitzonderlijke Bosschoffelmos (Scapania nemorea). In een afwateringsgreppel onder afhangende Gewone dopheide stonden ook Grof goudkorrelmos (Fossombronia foveolata) en Fijn draadmos (Cephaloziella elachista).

Bij zijn vergelijking van Vloethemveld met Houthulst constateert Stieperaere (2003) dat er in Vloethemveld 126 soorten aangetroffen zijn in Vloethem versus 121 in Houthulst, een erg vergelijkbaar aantal dus. Er zijn aanzien-lijke verschillen tussen de twee excursies, wat vermoedelijk vooral aan toevalligheden te wijten is eerder dan aan essentiële verschillen. Wel essentieel lijkt de toename van epifyten in Vloethemveld, gevolg van de toege-nomen verstruweling en verbossing, gekoppeld aan de verlaagde SO2-vervuiling na 1990. In Vloethemveld zijn 24 typische heidesoorten aangetroffen, tegenover 21 in Houthulst. In beide terreinen is deze soortengroep sterk afgenomen tussen de eerste en de tweede excursie, gevolg van toenemende verstruweling. Stieperaere meldt on-dermeer het verdwijnen van Kussentjesveenmos (Sphagnum compactum) uit Vloethem in 1999, maar wij namen deze soort nog wel degelijk waar in de brandgangen van groep 6 in 2003.

Het artikel van Stieperaere (2003) is opgenomen als bijlage 5.

In hun voorlopig verslag van de excursie op 17 september 2011 vermelden Herman Stieperaere en Dirk De Beer volgend kort tekstverslag.

“In het totaal werden 73 soorten genoteerd. Het totale aantal soorten gevonden tijdens de VWBL-excursie be-draagt nu 135 soorten. Veel soorten van de vorige excursie (4 juni 1983 en 23 oktober 1999) werden nu niet teruggevonden. Bossoorten en epifyten ontbreken grotendeels in de lijst van 2011. Normaal want wij bekeken vrijwel alleen de grote vlakken waar geplagd werd. Een aantal levermossen genoteerd in 1983 vonden wij in 1999 niet terug Glanzend maanmos (Cephalozia connivens) (maar materiaal moet nagekeken worden), Broedkelkje (Gymnocolea inflata), Cederhoutmos (Lophozia bicrenata), Violet trapmos (Lophozia capitata), Echt vleugel-mos (Nardia scalaris) (maar Klein vleugelmos (Nardia geoschyphus) werd wel opnieuw gezien), Bronsmos (Pleurozoium schreberi) (!) en, ongetwijfeld in 1999 vergeten te noteren, Heideklauwtjesmos (Hypnum jutlan-dicum). Er werden toch nog interessante (lever)mossen bijgevonden: Fijn draadmos (Cephaloziella elachista), Grof korrelgoudmos (Fossombronia foveolata), Bosschoffelmos (Scapania nemorea) en Veen-knopjesmos (Aulacomnium palustre). Alle soorten in vetjes zijn in 2011 niet gezien. Broedkelkje is ook op het vliegveld van Ursel en in het militair domeine van Houthulst verdwenen. Er moet gericht gezocht worden naar Glanzend maan-mos en Bosschoffelmaan-mos, twee buiten de Kempen zeer zeldzame soorten. Hopelijk zijn deze niet weggeschraapt.”

Het volledige voorlopige verslag is opgenomen als bijlage 6.

Dik Landvorkje (Riccia beyrichiana) dook massaal op na de plagwerken van 2007-2008. Foto Arnout Zwaenepoel.

Grof goudkorrelmos (Fossombronia foveolata) verscheen massaal na de plagwerken in het voormalige munitiedepot Vloethem-veld, na de plagwerken van 2008. Foto Arnout Zwaenepoel.

Soredieus leermos (Peltigera didactyla) in perceel 66 van het voormalige munitiedepot Vloethemveld, juli 2008.

Foto Arnout Zwaenepoel.

In document Overzicht van de kaarten (pagina 197-200)