• No results found

Bestandsbeschrijving en dendrometrische gegevens

In document Overzicht van de kaarten (pagina 53-69)

2. Algemene beschrijving

2.3.3. Bestandsbeschrijving en dendrometrische gegevens

De bestandskenmerken van het Vloethemveld en het Duvelsnest zijn al opgemeten en weergegeven in oudere beheerplannen. Govaere et al. (2006) beschrijven het domeinbos Vloethemveld (uitgebreid bosbeheerplan 2077-2027). VMW (1994) beschrijft in het Bosbeheerplan Ter Heide – Snellegem, dat geldig is tot 2021, de situatie van het Duvelsnest. De offerte voor het geïntegreerd beheerplan voorziet geen extra bosbouwkundige inventarisaties.

De gegevens hieronder zijn dus overgenomen van voorgaande opmetingen en beheerplannen.

De bestandsbeschrijving en dendrometrische gegevens zijn opgenomen als bijlage 4.

J Bestandskenmerken

In onderstaande tabellen en figuren worden de verschillende bestandskenmerken op niveau van het domeinbos Vloethemveld weergegeven. Een goede 50 procent van het bos bestaat uit loofbomen. Het bos is qua leeftijds-klassen van de bestanden relatief normaal samengesteld. Het Vloethemveld wordt als hooghout beheerd en een kleine 60 procent van het bos is stamsgewijs of groepsgewijs gemengd.

Bestandstype Oppervlakte (ha) Oppervlakte (%)

Bedrijfsvorm Oppervlakte (ha) Oppervlakte (%)

Hakhout 0,53 0

Hooghout 111,66 99

Niet van toepassing 1,00 1

Totaal 113,19 100

figuur 1: Oppervlakteverdeling (%) van Vloethemveld volgens bestandstype.

figuur 2: Oppervlakteverdeling (%) van Vloethemveld volgens leeftijdsklasse.

figuur 3: Oppervlakteverdeling (%) van Vloethemveld volgens sluitingsgraad.

figuur 4: Oppervlakteverdeling (%) van Vloethemveld volgens mengingsvorm.

figuur 5: Oppervlakteverdeling (%) van Vloethemveld volgens bedrijfsvorm.

J Boomsoortensamenstelling

Zaailingen

Tot de zaailingen worden alle exemplaren gerekend met een hoogte lager dan 2 meter. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het gemiddeld aantal zaailingen per ha, per boomsoort en per hoogteklasse, dat werd waargenomen in Vloethemveld. Globaal gezien werden weinig zaailingen aangetroffen in Vloethemveld (475 per ha). Het grootste aantal zaailingen werd aangetroffen van volgende boomsoorten: Gewone esdoorn (39%), berk (17%), Zomereik (12%), Wilde lijsterbes (9%), Amerikaanse eik (8%), Hulst (7%) en Tamme kastanje (2%).

Gemiddelde hoogte (cm) Boomsoort Stamtal (/ha)

0-49 Hulst 32

Zomereik 28

Berk 25

Amerikaanse vogelkers 11

50-99 Gewone esdoorn 53

Amerikaanse eik 38

Wilde lijsterbes 13

100-149 Tamme kastanje 27

berk 5

150-199 Gewone esdoorn 135

berk 48

Zomereik 31

Wilde lijsterbes 28

Totaal 475

Struiklaag

Tot de struiklaag behoren alle exemplaren met een hoogte hoger dan 2 meter en een omtrek kleiner dan 20 cm.

Een overzicht van alle boomsoorten die in de struiklaag werden geïnventariseerd, wordt gegeven in onderstaande tabel. Ook de struiklaag is beperkt aanwezig in dit domeinbos (gemiddeld 440 exemplaren per hectare). De meest voorkomende boomsoorten in de struiklaag zijn: Gewone esdoorn (37%), Hazelaar (25%), berk (22%) en Wilde lijsterbes (6%). Wat betreft de dode bomen in de struiklaag, zijn de meest voorkomende soorten: Gewone esdoorn (44%), Hazelaar (30%), Gewone vlier (19%) en berk (6%).

Gemiddelde hoogte (cm) Boomsoort Stamtal levend (/ha) Stamtal dood (/ha)

De boomlaag bestaat uit alle exemplaren met een omtrek groter dan 20 cm. Op basis van het gemiddeld be-standsgrondvlak zijn de meest voorkomende boomsoorten in de boomlaag: Zomereik (23%), Grove den (22%), Beuk (15%), Douglasspar (8%), lork (7%), Corsicaanse den (6%) en Amerikaanse eik (6%). Berk en Gewone esdoorn, dominant in kruid- en struiklaag, zijn slechts beperkt aanwezig in de boomlaag (elk 3% ongeveer). Op niveau van het bosdomein nemen de inheemse boomsoorten 66% van het gemiddeld bestandsgrondvlak in en de exoten 34%. Naar stamtal is de berk belangrijkst (17%), gevolgd door Grove den (16%), Zomereik (14%), Gewone esdoorn, lork en Beuk (elk 9%). Een volledig overzicht van alle voorkomende boomsoorten in de boomlaag wordt gegeven in onderstaande tabel.

Boomsoort Stamtal (/ha) Grondvlak (%) Volume (m²/

ha)

(%) (m³/ha) (%)

Zomereik 61 14,5 5,5 22,6 62,2 25,5

Grove den 69 16,2 5,3 21,7 47,2 19,3

Beuk 37 8,7 3,6 14,8 39,5 16,2

Douglasspar 22 5,2 1,8 7,6 22,3 9,1

Lork 39 9,1 1,7 7,2 16,9 6,9

Corsicaanse den 19 4,5 1,5 6,3 15,2 6,2

Amerikaanse eik 23 5,5 1,4 5,9 13,7 5,6

Berk 70 16,6 0,8 3,4 5,0 2,0

Oostenrijkse den 11 2,6 0,7 3,1 5,9 2,4

Gewone esdoorn 39 9,2 0,7 2,8 5,3 2,2

Populier 3 0,6 0,5 1,9 5,5 2,2

Tamme kastanje 13 3,1 0,4 1,5 3,0 1,2

Fijnspar 4 0,9 0,2 0,8 1,8 0,7

Chamaecyparis (G) 1 0,2 0,0 0,2 0,4 0,1

Hazelaar 6 1,4 0,0 0,1 0,1 0,0

Wilde lijsterbes 5 1,2 0,0 0,1 0,1 0,0

Haagbeuk 1 0,2 0,0 0,1 0,1 0,0

Zwarte els 1 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0

Boswilg 0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0

Totaal 423 100,0 24,3 100,0 244,0 100,0

In onderstaande tabel wordt voor de verschillende bestanden de leeftijdsklasse, de hoofdboomsoort, het aandeel aan inheemse boomsoorten en de mengvorm weergegeven. Een gedetailleerde beschrijving van de boomsoor-tensamenstelling per bestand is terug te vinden in bijlage 4.

Een hoofdboomsoort wordt gedefinieerd als een boomsoort die minstens 20% van het bestandsgrondvlak inneemt.

Bij de mengvorm wordt enerzijds rekening gehouden met het aandeel inheemse boomsoorten in het bestands-grondvlak en anderzijds met het aantal waargenomen boomsoorten. Hierbij worden volgende definities gehanteerd:

 inheems: een bestand is inheems wanneer de inheemse boomsoorten minstens 90% van het bestandsgrond-vlak innemen,

 exoot: een bestand is exoot wanneer de exoten meer dan 70% van het bestandsgrondvlak innemen,

 inheems/exoot: 50% < aandeel inheemse boomsoorten in het bestandsgrondvlak < 90%,

 exoot/inheems: 50% < aandeel exoten in het bestandsgrondvlak < 70%,

 homogeen: een bestand is homogeen wanneer 1 boomsoort meer dan 80% van het bestandsgrondvlak inneemt,

 gemengd: een bestand is gemengd zodra er minstens 2 verschillende boomsoorten aanwezig zijn en 1 boomsoort 80% of minder van het bestandsgrondvlak inneemt, of 80% van het totale stamtal bij bestanden jonger dan 30 jaar.

1 a 21-40 zE / inheems homogeen

2 a ongelijkjarig mE/Be/zE / inheems/exoot gemengd

3 a 61-80 Ps/zE 98 inheems gemengd

3 b 41-60 B 100 inheems homogeen

4 a ongelijkjarig zE 92 inheems gemengd

5 a 21-40 xPo 0 Exoot/inheems homogeen

5 y Nvt open ruimte Nvt Nvt nvt

6 a 41-60 B 100 Inheems homogeen

7 a 21-40 xPo 0 Exoot homogeen

8 a ongelijkjarig B/zE 78 inheems/exoot gemengd

9 a 81-100 zE 100 Inheems homogeen

10 a 81-100 zE/B 88 inheems/exoot gemengd

11 a 101-120 B/zE 65 inheems/exoot gemengd

12 a 81-100 zE 93 Inheems gemengd

12 b 81-100 B/aE/zE 69 inheems/exoot gemengd

13 a 81-100 aE/zE 54 inheems/exoot gemengd

13 b 41-60 Pc 0 Exoot homogeen

13 c 1-20 Be / Inheems gemengd

14 a 1-20 wE/mE / inheems/exoot gemengd

14 b 61-80 Ps 85 inheems/exoot gemengd

14 c 1-20 zE/mE / inheems/exoot gemengd

15 a 61-80 Ps 90 Inheems homogeen

15 b 1-20 Be / inheems/exoot gemengd

16 a 81-100 B/zE 76 inheems/exoot gemengd

17 a ongelijkjarig B/aE 67 inheems/exoot gemengd

17 b 81-100 B/gEd/zE 100 Inheems gemengd

18 a 1-20 Ps/Be / Inheems gemengd

19 a 61-80 Ps 100 Inheems homogeen

19 b 61-80 Ps 100 Inheems homogeen

19 c 61-80 Ps 100 Inheems homogeen

20 a 21-40 Be/aE 100 inheems/exoot gemengd

21 a 1-20 zE/Ha/tK / inheems/exoot gemengd

21 b 61-80 Ps 100 Inheems homogeen

21 c 41-60 Pc / Exoot homogeen

21 d 81-100 Ps/aE / inheems/exoot gemengd

22 a 61-80 Ps 100 Inheems homogeen

22 b 1-20 Be / inheems/exoot gemengd

22 c 1-20 Be/zE / Inheems gemengd

23 a 81-100 zE/gEd 98 Inheems gemengd

23 b 41-60 Do 2 Exoot homogeen

24 a ongelijkjarig zE 99 Inheems homogeen

25 a 21-40 zE 100 Inheems homogeen

25 b ongelijkjarig Ep/aE 0 Exoot gemengd

26 t Nvt Infrastructuur Nvt Nvt nvt

27 t Nvt Infrastructuur Nvt Nvt Nvt

Bestands-nummer

Leeftijds-klasse Hoofd-boomsoort Grondvlak

inheems (%) inheems/exoot Gemengd/

homogeen

28 a 81-100 Ps/zE 100 Inheems Gemengd

29 a 41-60 L 17 Exoot Homogeen

29 b 41-60 Ps 100 Inheems Homogeen

30 a 41-60 Pc 0 Exoot Homogeen

30 b 41-60 L 16 Exoot Homogeen

30 c 41-60 Do 0 Exoot Homogeen

30 d 1-20 Abies grandis / Exoot Homogeen

31 a 21-40 Do/L 10 Exoot Gemengd

32 a 41-60 Pa 0 Exoot Homogeen

33 a 41-60 Pc 0 Exoot Homogeen

34 a 41-60 Pc 0 Exoot Homogeen

34 b 41-60 Ps 100 Inheems Homogeen

35 a 41-60 L/Pc 0 Exoot Gemengd

35 b 1-20 ZE / Inheems Homogeen

36 a 41-60 Pc/Ps 37 exoot/inheems Gemengd

37 a 21-40 L 8 Exoot Homogeen

38 a 41-60 Pa/L 0 Exoot Gemengd

39 a 41-60 Do 0 Exoot Homogeen

39 b 21-40 Be 100 Inheems Homogeen

40 a 61-80 Ps 100 Inheems Gemengd

41 a 81-100 zE/B 94 Inheems Gemengd

42 a 41-60 Pc 0 Exoot Homogeen9

nvt = niet van toepassing,

/ = In deze bestanden zijn geen bomen met een omtrek groter dan 20 cm opgemeten waardoor het exacte aandeel inheemse boomsoorten in het gemiddeld bestandsgrondvlak niet gekend is. De mengvorm is

bepaald op basis van de boomsoorten die voorkomen in de kruid- en de struiklaag.

J Samenvatting:

Uit bovenstaande tabel kan afgeleid worden dat Vloethemveld momenteel bestaat uit 18% gemengde, inheemse bestanden en voor 24% uit homogene, inheemse bestanden. Nog eens 31% bestaat uit inheemse soorten met bijmenging van minder dan 50 procent exoten. Overeenkomstig de beheervisie van het ANB wordt op (lange) termijn gestreefd naar 80% gemengde, inheemse bestanden op basis van standplaatsgeschikte boomsoorten.

Bovenvermelde bestanden (samen 73% van oppervlakte) kunnen op enkele decennia omgevormd worden naar het gestelde doel.

Daarnaast komen 25% bestanden van exoten voor. In deze exotenbestanden moet 30% inheems loofhout worden ingebracht.

De mengvorm van de bestanden is ook voorgesteld op kaart 2.10.

J Dendrometrische gegevens

Bosbestanden

Vloethemveld wordt gekenmerkt door een gemiddeld stamtal van 423/ha, een gemiddeld bestandsgrondvlak van 24,3 m²/ha en een gemiddeld bestandsvolume van 244 m³/ha. Ter vergelijking: in Vlaanderen bedraagt het

gemiddeld stamtal 758/ha voor een gemengd bos (664/ha en 916/ha voor respectievelijk loof- of naaldbos). Het gemiddelde bestandsvolume bedraagt er 204m³/ha voor een gemengd bos (211m³/ha, 240m³/ha voor loof- of naaldbos). Het gemiddelde bestandsgrondvlak tenslotte bedraagt in Vlaanderen 25m²/ha voor gemengd bos (22m²/ha of 30m²/ha voor loof- of naaldbos) (Waterinckx, M.; Roelandt, B., 2001). Het gemiddelde stamtal in Vloethemveld ligt dus lager dan in het gemiddelde Vlaamse bos, het gemiddelde bestandsvolume ligt beduidend hoger. Deze cijfers reflecteren o.a. het hoge aandeel dikke bomen en oude bestanden in delen van Vloethemveld.

Het staand dood hout heeft een gemiddeld stamtal van 35/ha, een gemiddeld bestandsgrondvlak van 0,7 m²/ha en een gemiddeld bestandsvolume van 6,0 m³/ha. Bij het berekenen van de bestandsparameters is de open ruimte (bestand 5y) en de infrastructuur (bestand 26t en 27t) buiten beschouwing gelaten.

Gemiddeld 423 24,3 244,0 35 0,7 6,0

J Dood hout

Staand dood hout

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de boomsoorten waarvan staand dood hout is opgemeten.

Op basis van het gemiddeld bestandsgrondvlak wordt het meeste staande dode hout in de boomlaag aangetrof-fen bij: Zomereik (51%), Amerikaanse eik (13%), Tamme kastanje (12%), berk (7%), Fijnspar (6%) en populier (6%)

Boomsoort Sortiment Stamtal

Amerikaanse eik > 120 cm 0 0,8 0,1 10,2 0,7 12,1

Fijnspar > 120 cm 0 0,5 0,0 5,8 0,6 9,4

Populier > 120 cm 0 0,5 0,0 5,8 0,5 7,7

Zomereik 60-199 cm 3 8,1 0,2 29,1 2,1 34,7

Zomereik 20-59 cm 6 16,8 0,1 10,2 0,4 6,9

Tamme kastanje 20-59 cm 12 33,4 0,1 11,6 0,3 5,5

Berk 20-59 cm 6 18,1 0,1 7,3 0,3 4,2

Lork 20-59 cm 1 2,8 0,0 1,5 0,1 2,2

Amerikaanse eik 20-59 cm 3 7,7 0,0 2,9 0,1 2,0

Beuk 20-59 cm 0 1,0 0,0 0,5 0,0 0,3

Boswilg 20-59 cm 1 3,5 0,0 1,5 0,0 0,3

Gewone esdoorn 20-59 cm 1 2,1 0,0 0,5 0,0 0,3

Hazelaar 20-59 cm 1 3,3 0,0 1,5 0,0 0,0

Totaal 35 100 0,7 100,0 6,0 100,0

Liggend dood hout

In verband met het liggend dood hout wordt in onderstaande tabel weergegeven in hoeveel bestanden liggend dood hout is aangetroffen.

Sortiment 20 -

> 100 stuks/ha 1 > 30 stuks/ha 0

Met 6,0 m³/ha staand dood hout komt er in het bos al 2,5% van het totale houtvolume voor onder de vorm van staand dood hout. Precieze cijfers over de hoeveelheid liggend dood hout in het volledige bos zijn niet voorhan-den, maar aan de hand van bovenstaande schattingen is duidelijk dat in veel bestanden voldoende dun (20 - 59 cm) dood hout aanwezig is, en dat vooral het dik (60 - 199 cm) en zeer dik (≥ 120 cm) liggend dood hout ontbreken.

J Biotoopkartering

In juli 2005 werd in het domeinbos Vloethemveld een bijkomende inventarisatie uitgevoerd door het IBW (Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, per 1 april 2006 INBO, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek). Deze inventarisatie richtte zich op bijzondere elementen die in een bos kunnen voorkomen, meer specifiek dikke bomen, bijzondere fauna- en flora-elementen en dood hout.

In een voorbereidende fase werd onderzocht in welke bestanden de meest waardevolle elementen de grootste kans van voorkomen hebben. Zo werden de open vegetaties overal, en de gemengde loofhoutbestanden meer intensief geïnventariseerd dan naaldhoutbestanden (Zie Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. en volgende).

J Dood hout

Voor de bestanden, gelegen in het voorgestelde bosreservaat werden volumes dood hout berekend op basis van deze inventarisatie. De gerichte inventarisatie van het dood hout met diameter > 30 cm leverde volgende alge-mene resultaten op: er komt circa 70 m³ staand dood hout voor (zijnde circa 2,5 m³/ha) en circa 100 m³ liggend dood hout (zijnde circa 3,5 m³/ha). Uit vroeger onderzoek blijkt dat het totaal volume van de kleine sortimenten dood hout gemiddeld voor een aandeel zorgen van circa 2 m³/ha, waaruit we kunnen concluderen dat de totale hoeveelheid dood hout in het reservaatvoorstel kan geschat worden op circa 8 m³/ha, hetgeen naar Vlaamse normen vrij hoog is.

Dood hout concentreert zich vooral in die bestanden die voorgesteld zijn als bosreservaat. Het aandeel dood hout in de overige bestanden is vermoedelijk minimaal. Het betreft vooral zomereik (staand en liggend) en in mindere mate beuk (voornamelijk als staand dood hout aanwezig) en Amerikaanse eik. Bij de laatste exploitatiedoorgang (winter 2004-2005) werd veel Amerikaanse eik geëxploiteerd. Hierdoor vertonen de 8 bestanden plaatselijk een vrij open structuur met kleinschalige kapvlaktes.

J Dikke bomen

In het kader van de Biotoopkartering werden in de doorlopen bestanden alle dikke bomen (d > 80cm) gekarteerd.

In bijlage 4 zijn de resultaten per boomsoort en per diameterklasse voorgesteld. Zomereik en beuk bereiken de grootste dimensies.

In het voorstel tot bosreservaat komen frequent zware sortimenten voor. In totaal werden een 40-tal bomen met omtrekken >250 cm geteld. Twaalf bomen hebben zelfs een omtrek van meer dan 300 cm (twee Amerikaanse eiken, zeven zomereiken en drie beuken). De twee dikste eiken hebben omtrekken van 350 en 370 cm ! De dikste esdoorn en de dikste Tamme kastanje hebben respectievelijke omtrekken van 230 en 290 cm. Het voorkomen van deze monumentale bomen geven het reservaatvoorstel een bijzondere ecologische waarde.

J Open vegetaties en bijzondere soorten Zie verder

2.3.4. Beschrijving van de vegetatie 2.3.4.1. Vegetatiekarteringen

De oudste flora- en vegetatiebeschrijvingen binnen het studiegebied zijn 11 vegetatie-opnamen van Herman Stieperaere, gemaakt in het Duvelsnest in juli, september en oktober 1963. De opnamen zijn gemaakt op een moment dat het Duvelsnest al enigszins gedegradeerd was, want de waterwinning was op dat moment al vijf jaar werkzaam. Dat laat zich al enigszins zien in de hoge bedekkingen van Pitrus in bepaalde opnamen. Toch komen in de opnamen nog Veenpluis, Wateraardbei, Zwarte zegge, Ruw walstro, Egelboterbloem, Grote egels-kop, Snavelzegge en Dotterbloem voor. Verschillende van deze soorten (Snavelzegge, Wateraardbei) kwamen toen zelfs nog dominant in bepaalde opnames voor. Eigenaardig genoeg komt er geen Gevlekte orchis in de opnames voor terwijl Stieperaere later de site opnieuw bezoekt om te kijken hoe het daar met de orchideeën ge-steld is. Het is ook duidelijk dat Stieperaere zich met zijn opnamen op de graslanden geconcentreerd heeft, want de mooie moerasbossen met Pluimzegge, Elzenzegge, Zompzegge, Waterviolier, …zijn niet opgenomen. Ook de groeiplaats met Melkeppe die we in 2010 ontdekten was niet opgenomen. Op 5 juli 1969 bezoekt Stieperaere de orchideeëngroeiplaats voor het laatst en stelt er vast dat de Gevlekte orchissen (Dactylorhiza maculata ssp.

arduennensis volgens zijn toenmalige determinatie) zeer sterk achteruit gegaan zijn. Het is de laatste keer dat hij in zijn excursieverslagen melding maakt van het Duvelsnest. Tabel 2.1 toont de vegetatietabel van Stieperaere. De bedekkingspercentages zijn in procenten weergegeven. In de originele (handgeschreven) tabel komen verschil-lende niet gedetermineerde soorten voor. Deze zijn gewoon weggelaten.

Tabel 2.1 Syntaxonomisch herschikte vegetatie-opnamen Duvelsnest Herman Stieperaere, 1963

Opnamenummer 1 2 3 4 11 5 6 7 8 9 10

Klasse der kleine zeggen (Parvocaricetea)

Hydrocotyle vulgaris Waternavel 5 10

Ranunculus flammula Egelboterbloem 1 15 1 5

Comarum palustre Wateraardbei 45 60

Agrostis canina Moerasstruisgras 7 1

Carex nigra Zwarte zegge 7 40

Eriophorum angustifolium Veenpluis 1 50

Klasse der matig vochtige, matig voedselrijke graslanden (Molinio-Arrhenatheretea)

Holcus lanatus Gestreepte witbol 25 20 10 45 10 30 50 10 75 25

Ranunculus acris Scherpe boterbloem 1 10 30 30 80

Rumex acetosa Veldzuring 1 1 1 1 1 1 1 1

Cerastium fontanum Gewone hoornbloem 1 1 1 1 1 1

Cardamine pratensis Pinksterbloem 2 4 10 1 1 1 1 1

Vicia cracca Vogelwikke 1

Stellaria graminea Grasmuur 7

Cirsium palustre Kale jonker 1 1

Equisetum palustre Lidrus 1 1 1 2 10 1 1 1

Galium uliginosum Ruw walstro 20 40 40 30 30 1

Taraxacum vulgare Gewone paardenbloem 1

Dactylis glomerata Gewone kropaar 10

Dotterverbond (Calthion)

Caltha palustris Dotterbloem 1

Lotus pedunculatus Moerasrolklaver 1

Lychnis flos-cuculi Echte koekoeksbloem 1 1 1 1 1 10 1 1

Overige soorten

Agrostis capillaris Gewoon struisgras 30 1 10

Agrostis stolonifera Fioringras 10 1 20

Alnus glutinosa Zwarte els 7 7 1 1

Alopecurus geniculatus Geknikte vossenstaart 1

Anthoxantum odoratum Gewoon reukgras 1 1 1 20

Calamagrostis canescens Hennegras 30 60 25 35 15 1

Carex riparia Oeverzegge 1 10 1

Glyceria fluitans Mannagras 2 15 1 1 30

Gnaphalium uliginosum %oerasstruisgras 1 1 2

Iris pseudacorus Gele lis 1

Juncus conglomeratus Biezenknoppen 35

Juncus effusus Pitrus 60 15 25 1 5

Lathyrus pratensis Veldlathyrus 1

Lycopus europaeus Wolfspoot 1

Lysimachia nummularia Penningkruid 1

Lysimachia vulgaris Grote wederik 1 1 1 1

Mentha aquatica Watermunt 1 5

Myosotis palustris Moerasvergeetmenietje 1 1 1 1

Phragmites australis Riet 1 1

Plantago lanceolata Smalle weegbree 1 6 2 1

Polygonum aviculare Varkensgras 1

Polygonum persicaria Perzikkruid 1

Ranunculus repens Kruipende boterbloem 60 75 60 75

Senecio sylvaticus Boskruiskruid 1

Sparganium erectum Grote egelskop 1

Trifolium repens Witte klaver 15 1 10 7 1

Typha latifolia Grote lisdodde 1

Veronica sepyllifolia Tijmereprijs 2 1 1

De eerste veldopname van de Biologische waarderingskaart met het Vloethemveld (12/8) dateert van 1978-1980.

Het militair domein werd waarschijnlijk niet bezocht, omdat op dat moment toegang verkrijgen tot het munitiedepot niet eenvoudig was. De tekstbeschrijving, die van 1986 dateert, is in ieder geval afgeleid uit de licentiaatsverhan-deling van Zwaenepoel (1985). Het hele militair domeingedeelte werd donkergroen ingekleurd, met uitzondering van een miniem deeltje naaldbos (Ppa) dat slechts lichtgroen aangeduid werd, en de inkomgebouwen die wit gelaten werden. De rest van het gebied is aangeduid als een complex van heide (Ce en Cg), heischraal grasland (Hn en Hmo), eiken-berkenbos (Qs), gebouwtjes (Un), struisgras-vegetatie (Ha)… De plassen zijn individueel aangeduid als Am of Ao. Ook enkele aangeplante bossen (Fs) zijn individueel aangeduid. De loofbossen buiten het munitiedepot (Qs, Fs) zijn eveneens donkergroen ingekleurd, de naaldhoutaanplanten met Beukendreven (Ppa, Pi, Ppm + Kbf) en de kapvlakten (Se) bleekgroen. Zelfs de naaldhoutaanplanten met nog wat heiderelicten (Pa\Cm) krijgen toch maar een bleekgroene inkleuring (Demarest 1982, herwerkt in 1985, uitgegeven in 1986).

Ook het Duvelsnest is grotendeels donkergroen ingekleurd, met als verantwoording de vegetatie-eenheden Qs (zuur eikenbos), Vm (elzenbroek) en Hc° (slecht ontwikkeld Dottergrasland). De populierenbosjes (Lm) en weiden (Hp + Kb) zijn slechts lichtgroen ingekleurd. Opvallend is dat er op dat moment nog helemaal geen water bij de karteringseenheden voorkomt. De waterwinning is nog volop actief. De Vuile Moere is bij de eerste BWK-kartering lichtgroen ingekleurd, met als verantwoording naaldhoutbestanden en beukendreven (Ppm + Kbf). Er is geen sprake van het heiderestantje of van de heischrale graslandrelicten.

In 1984 karteerde Arnout Zwaenepoel het munitiedepot Vloethemveld met 280 vegetatie-opnamen, in het kader van zijn licentiaatsverhandeling. Vooral de kruidachtige vegetaties kregen hierbij veel aandacht. De opnames kre-gen een klassieke vegetatiekundige verwerking met het programma Twinspan, met een syntaxonomische inter-pretatie nadien. Volgende vegetatietypes of nauw hiermee verwante vegetatietypes werden hierbij onderscheiden:

 Associatie Van Veelstengelige waterbies (Eleocharitetum multicaulis) (habitat 3130)

 Pilvaren-associatie. (Pilularietum globuliferae) (habitat 3130)

 Oeverkruid-verbond (Littorellion uniflorae) (habitat 3130)

 Dopheide-associatie (Ericetum tetralicis) (habitat 4010)

 Pitrus-associatie (Juncetum effusi)

 Grondster-associatie (Spergulario-Illecebretum) (habitat 3130)

 Draadgentiaan-associatie (Cicendietum filiformis) (habitat 3130)

 Associatie van Moeraswolfsklauw en Bruine snavelbies (Lycopodio-Rhynchosporetum alba-fuscae) (habitat 4010)

 Dwergbiezen-verbond (Nanocyperion flavescentis) (habitat 3130)

 Associatie van Borstelbies en Moerasmuur (Isolepido-Stellarietum) (habitat 3130)

 Veldrus-associatie (Crepido-Juncetum acutiflori) (habitat 6410)

 Associatie van Tengere rus (Juncetum tenuis) (habitat 3130)

 Zilverschoonverbond (Lolio-Potentillion)

 Wilgenroosjes-associatie (Epilobio-Senecionetum sylvatici)

 Moerasspirea-verbond (Filipendulion ulmariae)

 Glanshaver-verbond (Arrhenatherion elatioris)

 Associatie van Vroege haver en Zandzegge (Airio-Caricetum arenariae) (habitat 2330)

 Borstelgrasverbond (Nardo-Galion) (habitat 6230*)

 Associatie van Liggend walstro en Schapengras (Galio hercynici-Festucetum ovinae) (habitat 6230*)

 Associatie van Liggende vleugeltjesbloem en Heidekartelblad (Gentiano pneumonanthes-Nardetum) (habitat 6230*)

 Struikheide-Kruipbrem-associatie (Genisto pilosae-Callunetum) (habitat 4030)

 Eiken-Berkenbos (Querco roboris-Betuletum) (bediscussieerbaar habitat 9120)

 Watervorkjes-associatie (Riccietum fluitantis)

 Waterlelie-verbond (Nymphaeion)

 Associatie van Waterviolier (Hottonietum palustris)

 Holpijp-sociatie

 Snavelzegge-sociatie

 Egelskop-Vlotgras-associatie (Sparganio-Glycerietum fluitantis)

In Zwaenepoel, A. & Hermy, M. (1987). Cicendia filiformis en andere Nanocyperion-soorten in het Vloethemveld (Zedelgem, Snellegem, België): een pleidooi voor biotoopbescherming en beheer. Bull. Soc. Roy. Bot. Belg. 120:

153-161 kreeg de Draadgentiaan-associatie van het Vloethemveld meer aandacht. De vegetatie-opnamen wer-den eer vergeleken met een dataset van internationale opnames van dezelfde associatie.

In 1994 werd het Bosbeheerplan Ter Heide – Snellegem opgemaakt. De vegetatiebeschrijving is uiterst sum-mier. De tekstuele bestandsbeschrijving van de waterwinning gebeurt in vier lijntjes: “De waterwinning S3 staat voor een groot gedeelte onder water. Daarnaast treffen we er enerzijds gemengd loofhout bestaande uit populier (Populus sp.), zomereik, beuk, es (Fraxinus excelsior) en berk, en anderzijds een gemengd bestand van lork (Larix sp.) met ondergroei van loofbomen aan.”

In 2006 werd een bosbeheerplan opgemaakt voor het Domeinbos Vloethemveld (Govaere et al. 2006). Daar werd wél een uitgebreide vegetatiebespreking aan gekoppeld die we hieronder integraal weergeven.

J Inleiding

De actuele bosvegetatie werd in kaart gebracht met behulp van 50 beschikbare bosvegetatieopnamen, gemaakt in de periode eind september – begin augustus 2002.

Elk van deze opnamen is goed gelokaliseerd door een routebeschrijving opgemaakt met kompas en lintmeter star-tend vanaf goed herkenbare repairpunten. Dit maakte het mogelijk deze punten in GIS nauwkeurig te lokaliseren.

Elke vegetatieopname werd vegetatiekundig op naam gebracht met behulp van de Tropres-identificatiespectra (Roelandt, 2003). In een tropres-sterdiagram wordt de verwantschap van een opname met elk van de 32 bosty-pen uit de gewestelijke bosinventarisatie getoond. Dergelijke diagrammen zijn handige hulpmiddelen om in één oogopslag de ware identiteit van de opname te onthullen.

Alle opnamen die tot één vegetatietype gerekend worden, werden samengevoegd tot een lokale vegetatietypo-logie. Met behulp van een mF/mRxmN ecogram kan dan de standplaats van deze vegetatietypen gevisualiseerd worden. Gemiddelde Tropres-identificatiespectra per lokaal bostype tonen de verwantschap van elk bostype met de Vlaamse bostypen.

Deze typologie samen met de ruimtelijke situering van de proefvlakken werden gebruikt om een vegetatiekaart van de actuele bosvegetaties mee op te stellen.

Zoals de meeste bossen in de Vlaamse zandstreek zijn de actuele vegetaties hoofdzakelijk rompgemeenschap-pen die hier in het Vloethemveld vooral tot het Eiken-Beukenbos (Fago-Quercetum, habitat 9120) kunnen ge-rekend worden. We vinden er hoofdzakelijk een rompgemeenschap welke gedomineerd wordt door Gewone braam. Op enkele plekken neemt Adelaarsvaren deze dominantie over en dan hebben we te maken met het “ Adelaarsvarenrijk Wintereiken-Beukenbos “. Onder beuk vinden we door de lichtarmoede en ruwe humus een quasi leeg bos. In de “vegetatie van Nederland” wordt dit soort bosvegetatie tot een aparte associatie gere-kend: het Bochtige smele-Beukenbos (Deschampsio-Fagetum). We noemen het hier, wegens het ontbreken van de Bochtige smele en de lage bedekking aan andere soorten , het “lege beukenbos”. Ook de combinatie van Amerikaanse eik en Tamme kastanje kan een vergelijkbaar “uitdovend” effect hebben op de vegetatie. Ook daar is de kruidlaag bijna onbestaande. In één bestand vinden we veel Pijpestrootje en Riet gemengd met de Eiken-Beukenbossoorten. Deze natte variant kunnen we onder het vochtige Eiken-Beukenbos plaatsen.

Nog een ander bestand bestaat uit een relatief recente populierenaanplanting op een voormalige weide. Deze vertoont nog maar weinig verwantschap met bosvegetaties, en meer met graslandvegetaties. Het wordt als Populieren-beemd gecatalogeerd.

Quercion (Verbond van Eiken-Beukenbossen op Voedselarme bodem, habitat 9120) Eiken-Beukenbos (Fago-Quercetum)

1 rompgemeenschap “ Bramenrijk Eiken-Beukenbos “ (FQrub)

2 rompgemeenschap “ Adelaarsvarenrijk Wintereiken-Beukenbos “ (FQpter) 3 derivaatgemeenschap met Amerikaanse eik en Tamme kastanje (FQcast)

4 rompgemeenschap het “lege” Beukenbos (FQ°)

5 vochtige Eiken-Beukenbos Jonge aanplantingen (FQmol)

6 Populieren-beemd (Pop)

Synoptische tabel

Een soortenlijst van de kruidlaag werd opgemaakt vertrekkende vanuit de 50 opnamen die gebruikt werden voor het opstellen van de lokale typologie. Bij elke soort wordt voor elk lokaal bostype de presentie P (%) en de

Een soortenlijst van de kruidlaag werd opgemaakt vertrekkende vanuit de 50 opnamen die gebruikt werden voor het opstellen van de lokale typologie. Bij elke soort wordt voor elk lokaal bostype de presentie P (%) en de

In document Overzicht van de kaarten (pagina 53-69)