• No results found

Liberale democratisering en het principe van de rechtvaardige zaak

3.1 Morele gevolgen van democratische interventie

Het politieke proces na interventie maakt essentieel onderdeel uit van de

democratiseringsinterventie zelf. Dit betekent dat een externe macht zich niet alleen opwerpt om een einde te maken aan een onrechtvaardige politieke situatie in een land, maar zich ook in een bepaalde mate wenst te bemoeien met het staats(her-)vormingsproces. In deze

paragraaf zet ik uiteen welke morele gevolgen een liberale democratiseringsinterventie kan hebben, die de moraliteit van de handeling zouden kunnen bedreigen.

Ik onderscheid drie stadia van een democratische interventie, die een interveniërende macht echter niet allemaal hoeft te doorlopen. Het eerste stadium is dat waarin een

onrechtvaardige situatie wordt weggenomen, vaak met militaire middelen. Deze fase komt overeen met een algemene interventie om politieke of humanitaire redenen. Om de

ongewenste politieke situatie die vraagt om interventie ongedaan te maken zet een externe macht economische, politieke of militaire middelen in.

In het tweede stadium van democratiseringsinterventie mengt een interveniërende macht zich in de onderhandelingen die voorafgaan aan het proces van staats(her-)vorming. Dit stadium van wat P.H. Gulliver ‘prenegotiation’ noemt, ofwel het onderhandelen over hoe er onderhandeld gaat worden, is erg belangrijk (Du Toit 1995: 273; zie ook Gulliver 1979). Tijdens deze fase vindt vooronderhandeling plaats over wie de bevolking gaat

Hoofdstuk 3 Liberale democratisering en het principe van de rechtvaardige zaak vertegenwoordigen en in welke verhouding deze vertegenwoordigers tot elkaar komen te staan. Een goede volksvertegenwoordiging neemt een belangrijke positie in binnen een rechtvaardige liberale democratie. Daarom is het van belang dat de interventiemacht een rechtvaardige vooronderhandeling voor ogen heeft alvorens liberale democratisering tot een rechtvaardige zaak kan worden verklaard. Sommige politieke interventies - volgens de definitie van interventie die ik in mijn inleiding heb gegeven - beginnen pas hier, getuige de intensieve bemoeienis van de Europese Unie (EU) en andere actoren in voormalige Sovjet-staten.

Het doel van de vooronderhandeling moet zijn de uiteindelijke beslissingen met betrekking tot de staats(her-)inrichting te laten nemen op basis van gelijkheid en vrijheid. Zo kunnen de vooronderhandelingen op een zo rechtvaardig mogelijke manier verlopen. Bij het (her-)vormen van een staat wordt de oorspronkelijke positie waar Rawls over spreekt bijna waarheid. De ‘sluier van onwetendheid’ ontbreekt echter. Sterker nog, wanneer de interventie bedoeld was om een eind te maken aan een binnenlandse conflictsituatie, misgunnen de verschillende partijen in een samenleving elkaar mogelijk het licht in de ogen. Hoe beter alle partijen in de samenleving op deze grondslag in de onderhandelingen worden betrokken, des te rechtvaardiger zal het uiteindelijke staatssysteem kunnen worden.

Wanneer het besluit valt dat een staat op liberaal-democratische wijze zal worden ingericht breekt het derde stadium van interventie aan. Dit is de fase van daadwerkelijke staats(her-)vorming. Zoals uit het bovenstaande kan worden afgeleid maakt dit stadium van democratisering alleen onderdeel uit van de democratiseringsinterventie wanneer in het tweede stadium is besloten dat er een rol weggelegd is voor externen tijdens het proces van liberale democratisering.

Het doel van democratische interventie is ervoor te zorgen dat zich in een land een werkende en stabiele liberale democratie vormt. Idealiter is deze liberale democratie rechtvaardig ingericht volgens de principes die in hoofdstuk 1 zijn besproken. In dat

hoofdstuk heb ik geconcludeerd dat een goed functionerende liberale democratie een politiek systeem is met een hoge mate van rechtvaardigheid, omdat het de principes van vrijheid en gelijkheid op een stabiele wijze effectief maakt in de maatschappij. Zo maakt een liberaal-democratische staatsinrichting het meer dan andere politieke systemen mogelijk voor de burgers om tot een zo rechtvaardig mogelijke onderlinge modus vivendi te komen. Tenslotte

Hoofdstuk 3 Liberale democratisering en het principe van de rechtvaardige zaak stelt een liberale democratie zich ook naar buiten toe vredelievend op, wat bijdraagt aan haar rechtvaardigheid.

Omdat de bescherming van individuele rechten de basis vormt van elke vorm van politieke rechtvaardigheid, zijn de principes van soevereiniteit en non-interventie moreel voorwaardelijk. Dit betekent dat interventie kan worden gerechtvaardigd wanneer een staat niet voldoet aan de absolute minimale voorwaarden voor soevereiniteit, dus wanneer

mensenrechten, en dan vooral burger- en politieke rechten, ernstig worden bedreigd. Wanneer het leven van hele gemeenschappen wordt bedreigd is interventie zelfs noodzakelijk.

Tijdens de gehele interventie kan een externe macht verschillende rollen aannemen. In volgorde van toenemende inmenging zijn er de adviserende, beïnvloedende, dwingende en regelopleggende rol. Deze rollen zijn interventiemethoden die zijn te herleiden tot de verschillende manieren die Wrong onderscheidt voor het uitoefenen van gezag. Wrong onderscheidt namelijk vier vormen van macht: geweld, manipulatie, overtuigingskracht en gezag, terwijl gezag weer gebaseerd kan zijn op dwang, beloning, legitimiteit op basis van gedeelde normen en waarden, competenties of persoonlijkheid (Tromp 1993: 157-168). In elk van de rollen die hij kan spelen doet de interveniërende macht een zeker gezag gelden. Deze uitoefening van gezag impliceert dat er een zeker niveauverschil is tussen de interveniërende macht en de bevolking van de geïntervenieerde staat. Dit brengt het risico met zich mee dat de vrijheid en gelijkheid van de bevolking mogelijk wordt beperkt. Aan de hand van concrete voorbeelden van interventies en op basis van de rechten van staten, zoals ik die eerder heb uiteengezet, probeer ik te laten zien in hoeverre de interveniërende macht de genoemde rollen mag aannemen.

Het is mogelijk dat de partij die zich bemoeit met het democratiseringsproces optreedt als adviseur door zich met overtuigingskracht en met gezag op basis van legitimiteit en competenties te mengen in het politieke proces van staats(her-)vorming. Dit gebeurt

bijvoorbeeld in Oost-Europa sinds de val van de Berlijnse muur. Vele staten en internationale organisaties proberen op basis van hun kennis en ervaringen de transitie van communistische naar liberaal-democratische staat te ondersteunen. Direct na een interventie is advies alleen waarschijnlijk onvoldoende om een goede basis neer te leggen voor overleg. Het besef dat voortzetting van een eventueel conflict voor alle partijen verlies betekent zou wel gunstig kunnen zijn tijdens de vooronderhandelingsfase (Du Toit 1995: 273-275; zie ook Lijphart 1977 en Lijphart 1985: 130).

Hoofdstuk 3 Liberale democratisering en het principe van de rechtvaardige zaak Een externe macht kan ook extra middelen inzetten om de verschillende politieke processen te beïnvloeden met behulp van overtuigingskracht en gezag door middel van een beloningssysteem. Zo bestaat er de mogelijkheid om de onderhandelingen van een land actief te ondersteunen, zoals de Verenigde Naties (VN) hebben gedaan na de interventie van de Verenigde Staten (VS) in Afghanistan in 2001. De VN hebben er in december van dat jaar op toegezien dat vertegenwoordigers van verschillende groepen in de Afghaanse samenleving samen tot een besluit zouden komen met betrekking tot de herinrichting van de staat (VN Veiligheidsraad (2001) Resolutie 1378). Ook wordt het verloop van verkiezingen vaak door onafhankelijke waarnemers in de gaten gehouden, bijvoorbeeld door de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

Een andere mogelijkheid tot beïnvloeding is dat een externe macht zijn invloed aanwendt om eigen initiatieven doorgang te laten vinden. Ook hier laat de interveniërende macht zijn gezag gelden middels een beloningssysteem. Vaak gaat in Oost-Europa de inmenging van externen veel verder dan het geven van advies en bestaat er een sterke lobby voor initiatieven waar zij zelf mee aan komen zetten. Zo hebben de NAVO en de EU

uitgebreide programma’s waaraan staten in de overgang naar een liberale democratie kunnen deelnemen. Middels deze programma’s proberen deze internationale organisaties het politieke proces binnen staten te manipuleren.

Een meer dwingende rol speelde de VS in Irak, waar zij sterke, dwingende voorwaarden stelde aan de volkomen herstructurering van het land. Het gezag wordt afgedwongen door een dreiging met geweld (Walzer 2006 [1977] xii-xviii). De vierde mogelijkheid is dat een interveniërende actor regelopleggend handelt en in feite de staat overneemt. Een voorbeeld hiervan is de politieke situatie in Duitsland, kort na de Tweede Wereldoorlog. De verschillende grootmachten die Duitsland regeerden oefenden hun gezag uit op basis van legitimiteit (die het Duitse volk destijds tijdelijk verloren had) en dwang.

Tijdens de gehele interventie is er een verschil in gezag tussen de bevolking van een staat en de interveniërende macht. Er bestaat daarom het gevaar dat de bevolking van de geïntervenieerde staat niet vrij en gelijk staat tegenover de interveniërende macht. Het grootste risico is dat de inwoners van een staat uiteindelijk minder autonomie hebben dan rechtvaardig zou zijn. Aan de andere kant is het doel van de democratisering dat de bevolking komt tot stabiele onderlinge verhoudingen op basis van vrijheid en gelijkheid. Behalve een tijdelijke onvrijheid zijn er externe effecten in de vorm van politieke, economische en fysieke

Hoofdstuk 3 Liberale democratisering en het principe van de rechtvaardige zaak risico’s. De situatie die na interventie achterblijft, moet in moreel opzicht zoveel

rechtvaardiger zijn dan de beginsituatie dat liberale democratisering al deze risico’s waard is. Welke morele gevolgen brengt een liberale democratiseringsinterventie teweeg, die de moraliteit van de handeling zouden kunnen bedreigen? In de verschillende stadia van

interventie kan een externe macht verschillende rollen aannemen. Een te milde opstelling van de interventiemacht kan tot gevolg hebben dat de situatie in een land er na interventie niet werkelijk rechtvaardiger op wordt. Aan de andere kant kan het gezag dat een interveniërende macht uitoefent door een adviserende, beïnvloedende, dwingende en regelopleggende rol te spelen de vrijheid en gelijkheid van de bevolking van de geïntervenieerde staat mogelijk beperken. Ook externe effecten kunnen een dergelijke beperking teweeg brengen. Naarmate de eigen bevolking minder en een andere macht meer politieke invloed heeft in de

staatshervorming wordt het lastiger de interventie te rechtvaardigen op basis van de principes van vrijheid, gelijkheid en stabiliteit.