• No results found

Mogelijke argumentatieve patronen in orgaandonatie folders gericht aan jongeren

In het vorige hoofdstuk werd duidelijk welke twijfel of kritiek de schrijver van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren kan verwachten van de doelgroep ten aanzien van het donorverzoek. Hieruit bleek dat het voor de jongeren vooral belangrijk is om te weten of er een goede reden is het verzoek uit te voeren. Om het verzoek in de ogen van de doelgroep te laten slagen, kan de schrijver bovendien verwachten dat de jongeren zich afvragen of zij wel geschikt en in staat zijn het verzoek uit te voeren. Als de schrijver hen wil overtuigen het verzoek te accepteren, zal hij dus op deze vormen van twijfel of kritiek moeten anticiperen. In hoofdstuk 2 werd duidelijk dat de institutionele context vereist dat er in ieder geval pragmatische argumentatie moet worden ingezet om het verzoek te ondersteunen. Daarnaast speelt ook kentekenargumentatie een rol. Dit hoofdstuk gaat verder op in deze twee soorten argumentatie en de verschillende manieren waarop zij het verzoekende standpunt kunnen verdedigen. Door te bespreken welke kritische vragen bij pragmatische argumentatie door de institutionele beperkingen relevant zijn om op te anticiperen om de argumentatie aannemelijker maken in de ogen van de doelgroep, wordt in dit hoofdstuk helder welk argumentatief patroon verwacht kan worden in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren.

Om vast te kunnen stellen welke argumentatieve patronen verwacht kunnen worden in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren, worden de mogelijkheden van de schrijver voor het afstemmen van de argumentatie op de doelgroep besproken aan de hand van de verschillende onderdelen van een argumentatief patroon en de invloed daarop van de institutionele context. Daarom wordt in paragraaf 4.1 eerst aandacht besteed aan het specifieke type standpunt in de folders, namelijk een prescriptief standpunt. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op de rol van pragmatische argumentatie en kentekenargumentatie ter ondersteuning van het standpunt. Daarbij wordt bekeken hoe de schrijver deze twee vormen van argumentatie kan afstemmen op de kenmerken en voorkeuren van de doelgroep. Omdat pragmatische argumentatie een dominante rol speelt in dit type tekst, worden in paragraaf 4.3

de kritische vragen bij dit type argumentatie besproken. Daarin wordt duidelijk welke kritische vragen relevant zijn, gezien de institutionele beperkingen. De specifieke argumentatiestructuur van de folders wordt uiteindelijk gevormd door te anticiperen op deze kritische vragen. Zo kan in paragraaf 4.4 antwoord gegeven worden op de derde deelvraag: welke argumentatieve patronen kunnen in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren worden verwacht? 4.1 Prescriptieve standpunten in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren Het eerste deel van een argumentatief patroon wordt gevormd door specifieke typen standpunten. Zoals eerder duidelijk werd, komt het verschil van mening in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren tot stand doordat de overheid een standpunt presenteert en twijfel of kritiek verwacht ten aanzien van dat standpunt. Het standpunt in dit type folder is altijd verpakt in de vorm van een verzoekend en prescriptief standpunt, waarin de jongeren worden verzocht een bepaalde actie uit te voeren. Om het institutionele doel te bereiken – het aantal orgaandonoren verhogen – probeert de overheid jongeren ervan te overtuigen om donor te worden, maar ook om die keuze daadwerkelijk te laten vastleggen in het Donorregister. Alleen door die officiële inschrijving is de donorkeuze immers rechtsgeldig. Voor het prescriptieve standpunt in de folder betekent de eerder genoemde tweedeling dat de schrijver twee verschillende standpunten zal innemen: hij zal de jongeren verzoeken donor te worden en hij zal hen verzoeken die keuze te registreren. Met het donorverzoek richt hij zich tot de jongeren die mogelijk bezwaren hebben tegen het donorschap; met het

registratieverzoek richt hij zich tot de jongeren die geen bezwaren hebben tegen

het donorschap. Daarbij moet worden opgemerkt dat de schrijver met het registratieverzoek niet per se aanstuurt op het vastleggen van een positieve registratie, daarvoor dient tenslotte het donorverzoek. Op deze manier wordt geprobeerd alle leden van de doelgroep tegelijkertijd aan te spreken. Het verband tussen de twee standpunten is dat het registratieverzoek de jongeren aanzet tot het maken van een keuze en dat het donorverzoek de jongeren aanzet tot de positieve keuze. Op deze manier houdt de schrijver rekening met het risico

van teveel aansturen op een specifieke keuze en geeft hij de lezer meer gevoel van keuzevrijheid.

Door te kiezen voor deze prescriptieve standpunten, voldoet de schrijver aan noodzakelijke voorwaarden om het verzoek te doen slagen. In het vorige hoofdstuk werden de identiteitsvoorwaarden van de taalhandeling verzoeken geformuleerd: ‘de uiting verwijst naar toekomstige handeling D’ en ‘het doen van de uiting geldt als een poging om J handeling D uit te laten voeren’, in het belang van patiënten en in het eigenbelang van de jongeren’. Aan deze voorwaarden kan alleen worden voldaan als de schrijver gebruik maakt van een prescriptief standpunt, waarin een bepaalde handeling wordt aangemoedigd. Voorbeelden van zulke standpunten zijn ‘Word nu donor’ en ‘Leg je keuze vast’. Aan de verschillende belangen die worden besproken in de laatstgenoemde identiteitsvoorwaarde, wordt in paragraaf 4.2.2 meer aandacht besteed. 4.2 Pragmatische argumentatie en kentekenargumentatie in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren Het tweede deel van het mogelijke argumentatieve patroon wordt gevormd door specifieke typen argumentatieschema’s. Ter verdediging van de prescriptieve standpunten brengt de schrijver van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren argumentatie naar voren, om een poging te doen mogelijke twijfel of kritiek ten aanzien van de standpunten weg te nemen. In de pragma-dialectiek worden er drie typen argumentatie onderscheiden: argumentatie gebaseerd op een kentekenrelatie, op een vergelijkingsrelatie en op een causaal verband. Deze typen argumentatie zijn elk op een andere manier gekoppeld aan het standpunt (Van Eemeren & Snoeck Henkemans, 2006: 79-84)8. Vaak wordt argumentatie

ingezet binnen een complexe argumentatiestructuur met meervoudige, nevenschikkende en onderschikkende argumenten. Zo anticipeert de schrijver 8 Ook de argumenten onderling kunnen op verschillende manier met elkaar verband houden. Enkelvoudige argumentatie bestaat uit een standpunt en één argument. Complexe argumentatie kan verschillende structuren bevatten. Bij meervoudige argumentatie worden meerdere onafhankelijke argumenten gegeven voor hetzelfde standpunt. Nevenschikkende argumentatie kent verschillende argumenten die samen één ondersteuning voor het standpunt vormen. Bij onderschikkende argumentatie worden argumenten ondersteund door subargumenten (Van Eemeren, Grootendorst & Snoeck Henkemans, 2010: 63).

op verschillende soorten mogelijke twijfel of kritiek tegelijkertijd, door meerdere argumenten aan te dragen voor één standpunt.

Met pragmatische argumentatie, een subtype van causale argumentatie, wordt een bepaald gedrag aannemelijk gemaakt, door te wijzen op de wenselijke gevolgen van een aangemoedigde actie of de onwenselijke gevolgen van een afgeraden actie. Eerder in deze scriptie bleek al dat pragmatische argumentatie een geschikt type argumentatie is om het prescriptieve standpunt in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren te verdedigen. Argumentatie ter ondersteuning van een prescriptief standpunt moet namelijk verantwoorden waarom iets gedaan zou moeten worden. De schrijver moet in dit geval dus beargumenteren waarom de jongeren orgaandonor moeten worden en waarom ze hun donorkeuze zouden moeten lasten vastleggen in het Donorregister, door te wijzen op de wenselijke gevolgen die het uitvoeren van het verzoek met zich meebrengt. Door het gebruik van pragmatische argumentatie stelt de schrijver zich bovendien in staat te wijzen op de (on)wenselijke gevolgen voor de verschillende nevenpartijen die voor de jongeren belangrijk kunnen zijn. Het gebruik van pragmatische argumentatie waarin wordt gewezen op de gewenste effecten voor de patiënten kan worden beschouwd als een aanpassing aan de doelgroep, omdat de belangrijkste reden voor jongeren om organen te doneren is dat zij daar andere mensen mee helpen (Tabula Rasa, 2014). In de volgende paragrafen wordt hier verder op ingegaan. Naast pragmatische argumentatie speelt in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren ook kentekenargumentatie een rol. In argumentatie gebaseerd op een kentekenrelatie wordt het standpunt verdedigd door in de argumentatie te wijzen op een bepaald kenmerk, kenteken of symptoom van dat wat in het standpunt wordt beweerd (Van Eemeren, Grootendorst & Snoeck Henkemans, 2002: 96-98). Kentekenargumentatie kan worden verwacht als subargumentatie van pragmatische argumentatie, omdat dit type argumentatie geschikt is om pragmatische argumentatie te ondersteunen (Garssen, 1997). Daarnaast kan het ook op specifieke manieren het prescriptieve standpunt ondersteunen en daarmee anticiperen op voorbereidende voorwaarde (d); ‘er is een goede reden om handeling D uit te voeren, in het belang van patiënten en in het eigenbelang

van de jongeren’. Paragraaf 4.2.3 gaat preciezer in op deze manieren waarop kentekenargumentatie ingezet kan worden.

In de volgende paragrafen wordt meer aandacht besteed aan de manier waarop pragmatische argumentatie en kentekenargumentatie zich in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren verhouden tot het verzoekende prescriptieve standpunt. Daarbij wordt besproken hoe deze soorten argumentatie verband houden met de gespecificeerde geslaagdheids- voorwaarden en hoe ze het beste kunnen worden afgestemd op het publiek van de folder. Door in te gaan op het tweede onderdeel van een argumentatief patroon, de specifieke argumentatieschema’s in de folders, kan straks worden bepaald op welke kritische vragen de schrijver moet anticiperen.

4.2.1 De rol van pragmatische argumentatieschema’s in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren

Pragmatische argumentatie kan zich op verschillende manieren manifesteren. Van Poppel (2013: 67-68) noemt vier varianten van het pragmatische argumen- tatieschema, gebaseerd op Feteris (2002): Variant I 1 Doe (X). 1.1a Want (X) leidt tot (Y) . (1.1b) ((Y) is wenselijk.) (1.1a-1.1b’) (Als (X) leidt tot wenselijk gevolg (Y), dan zou je dat moeten doen.) Variant II 1 Doe niet (X). 1.1a Want (X) leidt tot (Y). (1.1b) ((Y) is onwenselijk.) (1.1a-1.1b’) (Als (X) leidt tot wenselijk gevolg (Y), dan zou je dat niet moeten doen.)

Variant III 1 Doe (X). 1.1a Want (X) leidt niet tot (Y). (1.1b) ((Y) is onwenselijk.) (1.1a-1.1b’) (Als (X) niet leidt tot onwenselijk gevolg (Y), dan zou je dat moeten doen.) Variant IV 1 Doe niet (X). 1.1a Want (X) leidt niet tot (Y). (1.1b) ((Y) is wenselijk.) (1.1a-1.1b’) (Als (X) niet leidt tot wenselijk gevolg (Y), dan zou je dat niet moeten doen.) Variant I en II zijn de basisvarianten van het pragmatische argumentatieschema, waarbij variant I de positieve variant is en variant II de negatieve variant. Variant I stelt dat een handeling wel moet worden uitgevoerd, omdat deze

gewenste effecten heeft; variant II stelt dat een handeling niet moet worden

uitgevoerd, omdat deze ongewenste effecten heeft. In de positieve variant III wordt een (sub)standpunt verdedigd, door te benadrukken dat de

aangemoedigde handeling geen ongewenste gevolgen heeft; in de negatieve

variant IV wordt het (sub)standpunt verdedigd, door in het argument te benadrukken dat de ontmoedigde handeling geen gewenste gevolgen heeft. De (on)wenselijkheid van het gevolg dat in het argument wordt genoemd, blijft door de schrijver vaak verzwegen. Het pragmatische argument wordt verbonden aan het standpunt door het uitgangspunt dat als de actie wel leidt tot bepaalde wenselijke gevolgen of juist niet leidt tot bepaalde onwenselijke gevolgen, de actie dan uitgevoerd zou moeten worden. Ook dit brugargument blijft vaak verzwegen en moet dus door de lezer zelf gereconstrueerd worden. Varianten III en IV hebben niet dezelfde status als de twee basisvarianten, omdat ze op zichzelf nooit een standpunt voldoende zouden kunnen ondersteunen. Enkel de afwezigheid van een gevolg kan tenslotte nooit een reden zijn voor het aanvaarden van een prescriptief standpunt, ongeacht of er sprake is van het

aanmoedigen of het ontmoedigen van gedrag. Varianten III en IV kunnen daarom alleen maar voorkomen als complementair nevenschikkende argumentatie naast andere (pragmatische) argumentatie (Van Poppel, 2013: 68-69).

In orgaandonatiefolders gericht aan jongeren is zoals eerder genoemd van het ontmoedigen van gedrag geen sprake. Het institutionele doel van het verhogen van het aantal orgaandonoren in Nederland kan alleen bereikt worden als de overheid de jongeren aanzet tot handelen en niet als ze hen aanmoedigt

niet te handelen. Er zal daarom alleen gebruik worden gemaakt van variant I en

variant III van de pragmatische argumentatieschema’s. Concrete voorbeelden van beide varianten ter ondersteuning van hetzelfde standpunt, afkomstig uit de folder Wil je donor worden? (NTS, 2011), zijn als volgt: (2) 1 Word donor (X). 1.1a Donor worden (X) vergroot andermans kans op een lang en gelukkig leven (Y). (1.1b) (Andermans kans op een lang en gelukkig leven vergroten (Y) is wenselijk.) (1.1a-1.1b’) (Als donor worden (X) leidt tot wenselijk gevolg dat andermans kans op een lang en gelukkig leven wordt vergroot (Y), dan zou je dat moeten doen.) 1.1c Donor worden (X) heeft geen gevolgen voor je uitvaart (Y). (1.1d) (Gevolgen voor je uitvaart (Y) zijn onwenselijk.) (1.1c-1.1d’) (Als donor worden (X) niet leidt tot onwenselijk gevolgen voor je uitvaart (Y), dan zou je dat moeten doen.)

In fragment (2) is goed te zien dat variant I en III complementair nevenschikkende argumentatie vormen ter ondersteuning van standpunt 1, ‘Word donor’. Variant III zou op zichzelf niet voldoende ondersteuning bieden voor het standpunt. De afwezigheid van een onwenselijk effect (argument 1.1c) is immers geen reden om het verzoek te aanvaarden. Argument 1.1c (‘Donor worden heeft geen gevolgen voor je uitvaart’) kan worden gezien als anticipatie op twijfel of argument 1.1a (‘Donor worden leidt tot het vergroten van andermans kans op een lang en gelukkig leven’) het standpunt wel voldoende

ondersteunt: de lezer accepteert misschien wel dat donor worden andermans kans op een lang en gelukkig leven vergroot, maar vraagt zich af of er geen ongewenste neveneffecten zijn.

4.2.2 Met de inhoud van pragmatische argumentatie inspelen op de doelgroep van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren

Om te kunnen bepalen hoe het argumentatieve patroon zich verder kan uitbreiden op het hoofdniveau, is het belangrijk onderscheid te blijven maken tussen het standpunt waarin sprake is van een registratieverzoek en het standpunt waarin sprake is van een donorverzoek. Deze standpunten zullen namelijk elk op hun eigen manier ondersteund worden door pragmatische argumentatie. Met dit type argumentatie worden deze verzoeken ondersteund door te wijzen op de (on)wenselijke gevolgen van de acties. Zoals besproken in hoofdstuk 2, kunnen die gevolgen betrekking hebben op verschillende partijen, te weten: de patiënten, de jongeren zelf, de nabestaanden en de artsen. Hieronder zal besproken worden welke inhoudelijke keuzes verwacht kunnen worden binnen de pragmatische argumentatie, wanneer de schrijver met die argumentatie in wil spelen op de jongeren en de verzoeken zo aannemelijker wil maken in de ogen van die doelgroep.

Het registratieverzoek richt zich tot de jongeren die geen bezwaar hebben tegen het donorschap, maar voor wie de drempel om welke reden dan ook te hoog was om de keuze vast te leggen in het Donorregister. Met dit verzoek moedigt de overheid de jongeren aan hun keuze te registreren, maar daarbij moedigt ze niet een bepaalde keuze aan. Dat betekent dat de argumentatie die het registratieverzoek ondersteunt, ook de andere keuzes die er mogelijk zijn verdedigt, waaronder het het laten vastleggen geen donor te willen zijn. Daarmee houdt de schrijver rekening met het risico dat het willen aansturen op een bepaalde keuze met zich meebrengt: de jongeren zouden zich beperkt kunnen voelen in hun keuzevrijheid en het verzoek minder snel aanvaarden.

Een ander gevolg van het vrijblijvende karakter van het registratie- verzoek, is dat de schrijver niet kan wijzen op de wenselijke gevolgen voor de patiënten: die gevolgen zijn er namelijk alleen onder de voorwaarde dat de

jongeren kiezen voor een positieve registratie, in plaats van een negatieve. Voor de pragmatische argumentatie betekent dit dat er in de argumentatie niet gewezen zal worden op wenselijke gevolgen voor de patiënten, hoewel dit wel een vereiste is volgens voorbereidende voorwaarde (d) (‘er is een goede reden om handeling D uit te voeren, in het belang van patiënten en in het eigenbelang van de jongeren’). De verwachting is daarom dat de schrijver met dit standpunt zichzelf in staat stelt te wijzen op het eigenbelang van de jongeren en dit argument te presenteren als het belangrijkste argument ter ondersteuning van het standpunt. Als de verzochte actie namelijk (ook) in het belang is van de jongeren zelf, zullen zij eerder geneigd zijn het verzoek te accepteren (DPC, 2013: 10). Dit type pragmatische argumentatie kan ter ondersteuning van het registratieverzoek daarom beschouwd worden als het hoofdargument: in de ogen van de jongeren zal dit het belangrijkste argument zijn. Door op dit eigenbelang te wijzen refereert de schrijver aan het vervuld zijn van het laatste deel van voorbereidende voorwaarde (d): ‘er is een goede reden om handeling D uit te voeren, in het belang van de patiënten en in het eigenbelang van de

jongeren’. Een voorbeeld van zo’n pragmatisch argument, afkomstig uit de folder Donor, ja of nee. Wat kies jij? (2008) is als volgt: (3) (1) (Registreer je keuze (X).) 1.1a Dan (X) weet je zeker dat er na je overlijden precies gebeurt wat jij wilt (Y). (1.1b) (Zeker weten dat er na je overlijden precies gebeurt wat jij wilt is wenselijk.) (1.1a-1.1b’) (Als je keuze registreren (X) leidt tot zeker weten dat er na je overlijden precies gebeurt wat jij wilt (Y), dan zou je dat moeten doen.)

In fragment (3) is te zien dat de schrijver standpunt 1 (‘Registreer je keuze’) ondersteunt door in de pragmatische argumentatie te wijzen op de wenselijke gevolgen in het eigenbelang van de jongeren. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de positieve variant I van de pragmatische argumentatieschema’s: in de argumentatie wordt het standpunt verdedigd door erop te wijzen dat het

uitvoeren van de handeling wel leidt tot wenselijke gevolgen. De wenselijkheid blijft in dit fragment onuitgesproken, omdat de schrijver het als vanzelfsprekend beschouwt dat het wenselijk is om zeker te weten dat er na het overlijden precies gebeurt wat je wilt.

Naast de gevolgen van het registreren in het eigenbelang van de jongeren, zijn er nog twee partijen betrokken bij deze handeling: de nabestaanden en de artsen. Wanneer iemand die zijn donorkeuze niet heeft geregistreerd overlijdt onder omstandigheden die orgaantransplantatie medisch geschikt maken, dan zijn de artsen in het ziekenhuis verplicht om aan de nabestaanden alsnog te vragen of zij instemmen met orgaandonatie. Als de jongeren hun donorkeuze dus laten vastleggen, ongeacht welke keuze dat is, zullen zij die vraag aan de nabestaanden daarmee voorkomen. Op basis hiervan kan worden verwacht dat de pragmatische argumentatie ter ondersteuning van het standpunt waarin de jongeren wordt verzocht hun keuze te registreren, zal wijzen op de gevolgen voor nabestaanden en artsen.

Met het donorverzoek richt de schrijver zich tot het deel van de doelgroep dat nog wel bepaalde bezwaren heeft tegen het donorschap. De gevolgen van het uitvoeren van dit verzoek die relevant zijn voor het bereiken van het institutionele doel, zijn zoals gezegd de consequenties in het belang van de patiënten. Er kan daarom worden verwacht dat de schrijver bij het ondersteunen van dit standpunt in de pragmatische argumentatie in ieder geval wijst op de wenselijke gevolgen voor deze partij. Het pragmatische argument met consequenties voor de patiënten vormt het hoofdargument van dit specifieke type standpunt. Een schematisch voorbeeld van zo’n pragmatisch argument, afkomstig uit de folder Wil je donor worden? Ja. Nee. (2011) is als volgt: (4) (1) (Word donor (X).) 1.1a Als je donor wordt (X), vergroot je andermans kans op een lang en gelukkig leven (Y). (1.1b) (Andermans kans op een lang en gelukkig leven vergroten (Y) is wenselijk.) (1.1a-1.1b’) (Als donor worden (X) andermans kans op een lang en gelukkig leven vergroot (Y), dan zou je dat moeten doen.)

In fragment (4) verdedigt de schrijver het donorverzoek, door in de argumentatie te wijzen op het vergroten van andermans kans op een lang en gelukkig leven als wenselijk gevolg van het uitvoeren van het verzoek. Ook hier heeft het pragmatische argumentatieschema de vorm van de positieve variant I. Door te wijzen op de wenselijke gevolgen van donor worden, anticipeert de schrijver op twijfel aan het voldaan zijn van voorbereidende voorwaarde (d): ‘er is een goede reden om handeling D uit te voeren, in het belang van de patiënten en in het eigenbelang van de jongeren’. Dit pragmatische argument verwijst bovendien naar het element in die voorwaarde dat betrekking heeft op het belang van de patiënten. In fragment (4) laat schrijver de wenselijkheid van het gevolg onuitgesproken. Hij verwacht dit uitgangspunt gemeen te hebben met de doelgroep, omdat de wenselijk van het vergroten van andermans kans op een lang en gelukkig leven voor zich spreekt.

Naast de consequenties die betrekking hebben op de patiënten, kunnen er