• No results found

Orgaandonatiefolders gericht aan jongeren (argumentatieve patronen afgestemd op de doelgroep)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Orgaandonatiefolders gericht aan jongeren (argumentatieve patronen afgestemd op de doelgroep)"

Copied!
115
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Orgaandonatiefolders

gericht aan jongeren

Argumentatieve patronen afgestemd op de doelgroep

Masterscriptie Tekst en communicatie Universiteit van Amsterdam Zindzi Zevenbergen 10877452 8 juni 2015 Begeleider: mw. dr. E.T. Feteris Tweede lezer: dhr. prof. dr. G.J. Steen

(2)

Samenvatting

Om jongeren ervan te overtuigen orgaandonor te worden, geeft de overheid folders uit specifiek gericht aan deze doelgroep. In deze scriptie wordt aan de hand van de pragma-dialectiek bekeken hoe de schrijver bij de keuze voor de argumentatie in deze folders inspeelt op de doelgroep. Eerst wordt besproken welke invloed de institutionele context van de folders heeft op de keuze voor de argumentatie. Orgaandonatiefolders worden gekarakteriseerd als een argumentatief activiteitstype, waarin de overheid argumenten aandraagt om te anticiperen op een (mogelijk) meningsverschil met de jongeren. Dit verschil van mening komt tot stand doordat de overheid een verzoekend prescriptief standpunt presenteert. Door de bekijken aan welke geslaagdheidsvoorwaarden voor de taalhandeling verzoeken in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren moet voldoen om als succesvol beschouwd te worden, wordt vastgesteld welke twijfel of kritiek de schrijver kan verwachten. Het blijkt vooral van belang te laten zien dat er een goede reden is het verzoek in te willigen. Een institutionele voorwaarde is dat de schrijver daarbij gebruik maakt van positieve varianten van pragmatische argumentatie, waarin wordt gewezen op (on)wenselijke gevolgen van de aangemoedigde actie. Daarin wijst de schrijver in ieder geval op wenselijke gevolgen in het belang van de patiënten op de wachtlijst, maar ook op het eigenbelang van de jongeren. Een aanvullende manier om te anticiperen op die vorm van twijfel of kritiek is het gebruik van kentekenargumentatie. De verwachte twijfel of kritiek ten aanzien van de pragmatische argumentatie kunnen worden bepaald door te kijken naar de kritische vragen bij dat argumentatietype. In een vijftal analyses wordt de argumentatie in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren vervolgens verklaard op basis van de geslaagdheidsvoorwaarden en kritische vragen. Daaruit blijkt dat de schrijvers niet op alle kritische vragen reageren, maar daarin wel soortgelijke keuzes maken. Om rekening te houden met de doelgroep, kan de schrijver zich richten tot twee soorten lezers: jongeren die geen en jongeren die wel bezwaren hebben tegen orgaandonatie. Door het verzochte gedrag bovendien te noemen als kenmerk van de recent bereikte meerderjarigheid van de lezer, verkleint hij de

(3)

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 1 1. Inleiding ... 5 2. De institutionele context van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren ... 9 2.1 Overheidscommunicatie binnen het medische domein ... 10 2.2 Institutionele conventies van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren ... 13 2.3 Orgaandonatie als onderwerp van discussie ... 14 2.4 Jongeren als doelgroep van orgaandonatiefolders ... 16 2.5 Orgaandonatiefolders gericht aan jongeren als argumentatief activiteitstype ... 18 2.6 Institutionele beperkingen voor mogelijke argumentatieve patronen in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren ... 19 2.7 Conclusie ... 22 3. Een geslaagd verzoek in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren ... 24 3.1 De verzoekende aard van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren ... 25 3.2 Geslaagdheidsvoorwaarden voor de taalhandeling verzoeken in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren ... 27 3.3 Twijfel of kritiek ten aanzien van het verzoek in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren ... 31 3.4 Conclusie ... 32 4. Mogelijke argumentatieve patronen in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren ... 34 4.1 Prescriptieve standpunten in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren ... 35 4.2 Pragmatische argumentatie en kentekenargumentatie in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren ... 36

(4)

4.2.1 De rol van pragmatische argumentatieschema’s in orgaandonatie-folders gericht aan jongeren ... 38 4.2.2 Met de inhoud van pragmatische argumentatie inspelen op de doelgroep van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren ... 41 4.2.3 De rol van kentekenargumentatieschema’s in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren ... 44 4.2.4 Met de inhoud van kentekenargumentatie inspelen op de doelgroep van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren ... 47 4.3 Anticiperen op kritische vragen bij pragmatische argumentatie in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren ... 48 4.4 Conclusie ... 54 5. Argumentatieve patronen in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren uit 2006, 2008, 2011, 2013 en 2015 afgestemd op de doelgroep ... 59 5.1 Beschrijving van het materiaal ... 60 5.2 Argumentatief patroon in de folder Sta stil bij wat jij wil uit 2006 ... 61 5.2.1 Reconstructie van belangrijkste standpunten en hoofdargumenten .. 61 5.2.2 Specifieke argumentatieschema’s ... 63 5.2.3 Anticipatie op kritische vragen bij pragmatische argumentatie ... 65 5.2.4 De inhoud van de argumentatie afgestemd de doelgroep ... 67 5.3 Argumentatief patroon in de folder Donor, ja of nee. Wat kies jij? uit 2008 ... 68 5.3.1 Reconstructie van belangrijkste standpunten en hoofdargumenten .. 68 5.3.2 Specifieke argumentatieschema’s ... 70 5.3.3 Anticipatie op kritische vragen bij pragmatische argumentatie ... 72 5.3.4 De inhoud van de argumentatie afgestemd op de doelgroep ... 74 5.4 Argumentatief patroon in de folder Wil je donor worden? Ja. Nee. uit 2011 ... 75 5.4.1 Reconstructie belangrijkste standpunten en hoofdargumenten ... 75 5.4.2 Specifieke argumentatieschema’s ... 76 5.4.3 Anticipatie op kritische vragen bij pragmatische argumentatie ... 77 5.4.4 De inhoud van de argumentatie afgestemd op de doelgroep ... 79

(5)

5.5 Argumentatief patroon in de folder Bepaal zelf of je wel of geen donor wil zijn uit 2013 ... 80 5.5.1 Reconstructie van belangrijkste standpunten en hoofdargumenten .. 80 5.5.2 Specifieke argumentatieschema’s ... 82 5.5.3 Anticipatie op kritische vragen bij pragmatische argumentatie ... 84 5.5.4 De inhoud van de argumentatie afgestemd op de doelgroep ... 85 5.6 Argumentatief patroon in de folder Meer donoren uit 2015 ... 86 5.6.1 Reconstructie van belangrijkste standpunten en hoofdargumenten .. 86 5.6.2 Specifieke argumentatieschema’s ... 87 5.6.3 Anticipatie op kritische vragen bij pragmatische argumentatie ... 87 5.6.4 De inhoud van de argumentatie afgestemd op de doelgroep ... 88 5.7 Conclusie ... 88 6. Conclusie ... 91 Bibliografie ... 94 Bijlage ... 98 Bijlage A: folder Sta stil bij wat jij wil uit 2006 ... 98 Bijlage B: argumentatiestructuur Sta stil bij wat jij wil uit 2006 ... 100 Bijlage C: folder Donor, ja of nee. Wat kies jij? uit 2008 ... 102 Bijlage D: argumentatiestructuur Donor, ja of nee. Wat kies jij? uit 2008 ... 104 Bijlage E: folder Wil je donor worden? Ja. Nee. uit 2011 ... 106 Bijlage F: argumentatiestructuur Wil je donor worden? Ja. Nee. uit 2011 ... 108 Bijlage G: folder Bepaal zelf of je wel of geen donor wil zijn uit 2013 ... 110 Bijlage H: argumentatiestructuur Bepaal zelf of je wel of geen donor wil zijn uit 2013 ... 112 Bijlage I: folder Meer donoren uit 2015 ... 114

(6)

1.

Inleiding

De beslissing maken om wel of geen orgaandonor te worden gaan mensen liever uit de weg, omdat het onderwerp betrekking heeft op hun eigen dood. Voor jongeren staat dit onderwerp al helemaal ver weg, hun leven is tenslotte pas net begonnen. Bovendien hebben jongeren vaak moeite met keuzes maken die betrekking hebben op de lange termijn (De Groot, 2012). Toch blijkt dat jongeren over het algemeen positiever staan tegenover orgaandonatie dan volwassenen (NTS website, 2015). Jongeren vormen daarom een belangrijke, maar tegelijkertijd ook een lastige doelgroep voor orgaandonatievoorlichters. Onderdeel van deze voorlichting zijn orgaandonatiefolders, specifiek gericht aan jongeren. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stuurt ieder jaar zo’n folder naar alle jongeren die net achttien zijn geworden en nog niet staan ingeschreven in het Donorregister. Daarmee probeert de overheid de jongeren te overtuigen om donor te worden en zo het aantal orgaandonoren in Nederland te verhogen, om de bevolking langer gezond te kunnen houden. Onderstaand voorbeeld is afkomstig uit zo’n folder:

(1) Nu je volwassen bent, is het belangrijk dat je een keuze maakt. Als je donor wordt, vergroot je andermans kans op een lang en gelukkig leven. Ben jij al donor?

(Wil je donor worden? Ja. Nee, NTS 2011)

In dit fragment komt het standpunt van de overheid impliciet naar voren, namelijk: ‘jij zou donor moeten worden’. Om jongeren ervan te overtuigen een keuze te maken over dit lastige onderwerp en daarbij te kiezen voor een zogenaamde positieve registratie, zal de schrijver van de folder de tekst moeten voorzien van argumenten. In fragment (1) doet de schrijver dat op twee verschillende manieren. Om te beginnen kiest hij ervoor om het belang van het maken van een keuze met betrekking tot orgaandonatie te beargumenteren door te wijzen op de volwassenheid van de jongeren. Daarnaast kiest hij ervoor om te wijzen op het wenselijke gevolg van donor worden, namelijk het vergroten van

(7)

andermans kans op een lang en gelukkig leven. Hoewel de boodschap van de folder ieder jaar hetzelfde is, maakt de schrijver toch telkens verschillende keuzes met betrekking tot de argumentatie. Het is belangrijk dat deze argumenten zo goed mogelijk aansluiten bij de doelgroep, omdat de doelgroep dan eerder het standpunt zal accepteren. In deze scriptie wordt onderzocht waarom schrijver van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren voor bepaalde argumenten kiest en hoe de keuze voor deze argumentatie verklaard kan worden als een aanpassing aan de doelgroep. De vraag die hierbij centraal staat is: hoe wordt in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren bij de keuze van de argumentatie ingespeeld op de doelgroep?

Orgaandonatiefolders nemen binnen de gezondheidsvoorlichting een bijzondere positie in. In schriftelijke gezondheidsvoorlichting worden over het algemeen adviezen gegeven die de gezondheid van de lezer kunnen verbeteren (Van Poppel, 2013). Orgaandonatiefolders gericht aan jongeren zet lezers juist aan een bepaald gedrag uit te voeren dat niet in hun eigenbelang is. Er zijn daarom overeenkomsten met bijvoorbeeld fondsenwervingsteksten. Hoewel het daar een financiële donatie betreft, is de functie van de tekst hetzelfde: de lezer vragen om een bepaalde donatie. Orgaandonatiefolders gericht aan jongeren hebben daarom niet zozeer een adviserend, maar meer een verzoekend karakter. De meerwaarde van dit onderzoek is dat dit type tekst voor het eerst wordt bekeken vanuit een argumentatief perspectief. Daarmee vormt het een aanvulling op ander argumentatietheoretisch onderzoek naar teksten binnen de gezondheidsvoorlichting, zoals dat van Van Poppel (2013) naar adviserende gezondheidsbrochures. Het antwoord op de centrale vraag vormt bovendien een advies voor tekstschrijvers van orgaandonatievoorlichting, omdat het hen inzicht geeft in de keuzes die ze kunnen maken om deze specifieke doelgroep van het standpunt in hun teksten te overtuigen.

Om een antwoord te kunnen formuleren op de centrale vraag, wordt in deze scriptie gebruik gemaakt van de pragma-dialectiek. Door orgaandonatie-folders gericht aan jongeren te bekijken vanuit een pragma-dialectisch perspectief, wordt namelijk een systematisch inzicht gegeven in de keuzes die de schrijver van de folder maakt om de lezer te overtuigen van een standpunt (Van Eemeren, 2010: 19). Deze argumentatieve mogelijkheden zijn echter per context

(8)

verschillend. De context bepaald namelijk voor een deel welke soorten argumentatie geschikt zijn en met welke kenmerken van de doelgroep de schrijver rekening kan houden. Het eerst daarom van belang in hoofdstuk 2 eerst aandacht te besteden aan deze zogenaamde institutionele context van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren en te bekijken welke invloed deze context heeft op de keuze voor de argumentatie. Daarmee wordt antwoord gegeven op de eerste deelvraag: wat is de invloed van de institutionele context van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren op de keuze voor de argumentatie?

In de pragma-dialectiek wordt verondersteld dat argumentatie altijd wordt ingezet als een reactie of anticipatie op een bepaalde vorm van twijfel of kritiek (Van Eemeren, 2010: 1). Mogelijke twijfel of kritiek van de jongeren ten aanzien van het donorverzoek kan worden vastgesteld door orgaandonatie-folders gericht aan jongeren te bekijken vanuit het perspectief van de taalhandelingstheorie. Door te kijken naar de taalhandeling verzoeken in de context van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren, kan worden bekeken aan welke voorwaarden voldaan moet zijn om te kunnen spreken van een geslaagd donorverzoek. Op basis van deze geslaagdheidsvoorwaarden kan worden vastgesteld welke twijfel of kritiek de schrijver kan verwachten van de jongeren. Daarmee wordt antwoord gegeven op de tweede deelvraag: welke twijfel of kritiek kan de schrijver van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren verwachten ten aanzien van het verzoek?

In hoofdstuk 4 kan vervolgens stapsgewijs in kaart worden gebracht welke mogelijkheden de schrijver heeft om te anticiperen op de mogelijke twijfel of kritiek van de jongeren ten aanzien van het donorverzoek en hoe hij de keuze voor deze argumentatie kan afstemmen op de doelgroep. Om daarna te kunnen bekijken welke twijfel of kritiek de schrijver kan verwachten ten aanzien van de geboden argumentatie, wordt gekeken naar de kritische vragen bij die argumentatie. Binnen de mogelijkheden van de institutionele context zal er in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren zo een bepaald argumentatief patroon ontstaan: een patroon dat bepaalde argumentatieve zetten ter verdediging van een specifiek type standpunt omvat, waarin specifieke soorten argumentatie worden ingezet en het anticiperen op de bijbehorende kritische

(9)

vragen leidt tot een specifieke argumentatiestructuur (Van Eemeren, 2012: 442). Hoofdstuk 4 geeft daarom antwoord op de derde deelvraag: welke argumen-tatieve patronen kunnen in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren worden verwacht?

Daarna wordt in hoofdstuk 5 een aantal orgaandonatiefolders gericht aan jongeren geanalyseerd, om te kunnen aantonen hoe dit argumentatieve patroon zich in de praktijk manifesteert en hoe de keuze voor de argumentatie binnen dit patroon verklaard kan worden als aanpassing aan de doelgroep. Op basis van de antwoorden op de drie deelvragen en de analyse wordt in hoofdstuk 6 een

(10)

2.

De institutionele context van orgaandonatiefolders gericht

aan jongeren

In de inleiding van deze scriptie kwam naar voren dat de schrijver van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren het verzoek om donor te worden kan ondersteunen door het bieden van argumentatie. Om te bepalen welke mogelijkheden de schrijver van de folders heeft om de keuze voor de argumentatie af te stemmen op de doelgroep jongeren, wordt in deze scriptie gebruik gemaakt van de pragma-dialectiek. In deze argumentatietheorie wordt verondersteld dat argumentatie altijd wordt ingezet als reactie of anticipatie op een (mogelijk) meningsverschil (Van Eemeren, 2010: 1). De schrijver van de orgaandonatiefolders presenteert dus argumentatie omdat hij verwacht dat de jongeren het donorverzoek niet direct zullen accepteren, waarmee hij anticipeert op mogelijke twijfel of kritiek ten aanzien van het verzoek1. De verschillende

argumentatieve zetten waarmee de schrijver de jongeren ervan probeert te overtuigen donor te worden, vormen samen een specifiek argumentatief

patroon: een patroon van specifieke typen standpunten, specifieke typen

argumentatieschema’s en specifieke argumentatiestructuren (Van Eemeren & Garssen (2014b: 6).

Volgens de uitgebreide pragma-dialectiek zijn de institutionele regels en conventies van de context waarin een discussie plaatsvindt, van invloed op de manier waarop het argumentatieve patroon zich manifesteert (Van Eemeren, 2010: 129). Deze institutionele context bepaalt welke argumentatieve zetten er zijn toegestaan en hoe deze kunnen worden uitgevoerd. Zo zijn bijvoorbeeld niet alle soorten argumentatie geschikt, om met de orgaandonatiefolders te bereiken dat het aantal orgaandonoren in Nederland wordt verhoogd. Om een poging te doen het donorverzoek bij de jongeren geaccepteerd te krijgen, moet de schrijver bij de keuze voor de argumentatie bovendien rekening houden met bepaalde kenmerken en voorkeuren van de doelgroep. Het is daarom van belang in dit hoofdstuk aandacht te besteden aan de institutionele context van

1 Als de schrijver verwacht dat een argument niet meteen aanvaard wordt, kan hij aanvullende

argumentatie bieden. Dit leidt tot een argumentatief patroon met een complexere argumentatiestructuur (Van Eemeren & Garssen, 2014: 49).

(11)

orgaandonatiefolders gericht aan jongeren, zodat in de volgende hoofdstukken kan worden bekeken wat de invloed is van die context op de keuze voor de verschillende zetten binnen het argumentatieve patroon.

In dit hoofdstuk worden in paragraaf 2.1 orgaandonatiefolders gericht aan jongeren eerst gekarakteriseerd als een vorm van overheidscommunicatie binnen het medische domein, waarin wordt besproken welk institutioneel doel de overheid met het uitgeven van de folders probeert te bereiken. Daarna wordt in paragraaf 2.2 ingegaan op de institutionele conventies van dit type folder. In paragraaf 2.3 wordt vervolgens aandacht besteed aan orgaandonatie als onderwerp van discussie. Hierin wordt duidelijk waarom jongeren het donorverzoek waarschijnlijk niet direct zullen accepteren. De kenmerken van die jongeren als doelgroep van de folder worden vervolgens beschreven in paragraaf 2.4. Het definiëren van deze doelgroep is belangrijk, omdat een goed persuasief document is afgesteld op de eigenschappen van de lezer (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2009: 25). Op basis van deze informatie over de zender, de boodschap en de ontvanger van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren, kan dit type folder in paragraaf 2.5 worden gedefinieerd als een argumentatief activiteitstype. Dat maakt het mogelijk in paragraaf 2.6 te bespreken welke beperkingen de institutionele context van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren oplegt aan de keuze voor de argumentatie. In paragraaf 2.7 wordt ten slotte antwoord gegeven op de eerste deelvraag: wat is de invloed van de institutionele context van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren op de keuze voor de argumentatie?

2.1 Overheidscommunicatie binnen het medische domein

Orgaandonatiefolders gericht aan jongeren zijn een vorm van overheids-communicatie. Overheidscommunicatie is bedoeld om het gedrag, de attitude en de kennis van burgers over een bepaalde maatschappelijke kwestie te beïnvloeden. Dat is noodzakelijk om oplossingen te kunnen bieden voor problemen in de samenleving (Pol & Swankhuisen, 2013: 15). De context van orgaandonatievoorlichting binnen overheidscommunicatie kan worden omschreven als het medisch domein (Van Eemeren, 2010: 130). Het

(12)

institutionele doel van het medisch domein is het onder de aandacht brengen, voorkomen en oplossen van gezondheidsproblemen binnen de bevolking. Orgaandonatiefolders gericht aan jongeren zijn dus bedoeld om de attitude, de kennis en vooral het gedrag van jongeren te beïnvloeden, om zo een maatschappelijk gezondheidsprobleem, namelijk het overlijden van burgers door een tekort aan orgaandonoren, te kunnen verbeteren.

Kenmerkend voor overheidscommunicatie en daarom ook voor orgaandonatiefolders gericht aan jongeren, is de ongelijke machtsverhouding tussen de overheid en de burger. Om de positie van de burger te versterken bestaan er daarom interne en externe regels en wetten, die deze vorm van communicatie reguleren. Zo zijn er de Uitgangspunten Overheidscommunicatie (RVD, 2004), waarin wordt gesteld dat overheidscommunicatie toegankelijk, begrijpelijk en passend moet zijn. In orgaandonatiefolders gericht aan jongeren zullen dus bijvoorbeeld nooit ingewikkelde medische termen gebruikt worden. Bovendien moeten alle persuasieve boodschappen van de overheid en van non-profit organisaties voldoen aan de Nederlandse Reclame Code, waarin onder meer gesteld wordt dat deze berichten niet incorrect, misleidend, beangstigend of agressief mogen zijn (Stichting Reclame Code, 2011). Deze regels maken overheidscommunicatie sterk geïnstitutionaliseerd en hebben dus invloed op de mogelijkheden tot communicatie en argumentatie binnen de orgaandonatie-voorlichting.

Een probleem waar de overheid mee kampt bij het willen beïnvloeden van burgers, is dat ze niet te streng over wil komen. De burger wil zich namelijk vrij voelen en haar eigen keuzes maken (Tops & Zouridis, 2000). Om een poging te doen burgers te activeren, kan de overheid het beste direct wijzen op het eigenbelang van de burger (DPC, 2013: 10). Wanneer het eigenbelang van de burger in overheidscommunicatie met betrekking tot de volksgezondheid niet voorop staat, kan het aangemoedigde gedrag zelfs ingaan tegen de rechten of waarden, zoals privacy en keuzevrijheid, van de individuele burger (Buchanan, 2008: 16). Orgaandonatie komt bijvoorbeeld de gezondheid van de gehele bevolking ten goede, maar er zijn geen directe voordelen voor de gezondheid van de donor zelf. Als de overheid bij het werven van donoren te paternalistisch overkomt en niet op een of andere wijze het eigenbelang van de jongeren toont,

(13)

zullen zij dus minder snel geneigd zijn het verzoek te accepteren. De overheid moet dus rekening houden met het risico van een bepaalde mate van bemoeienis, met betrekking tot keuzes die de volksgezondheid beïnvloeden (Van Gent, 2000: 16-18) en het risico van het wijzen op bepaalde belangen.

Het specifieke institutionele doel van orgaandonatievoorlichting aan jongeren wordt helder bij het bespreken van de doelen van de organisaties die de folders uitgeven. Verantwoordelijk voor het beleid met betrekking tot orgaandonatie is het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze overheidsafdeling stelt zich ten doel iedereen zo lang mogelijk gezond te houden en zieken zo snel mogelijk beter te maken (VWS website, 2015). Het VWS wil burgers stimuleren orgaandonor te worden, omdat er mensen overlijden die te lang moeten wachten op een donororgaan. Om dat te bereiken is de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) aangesteld als orgaancentrum2. Deze

gezond-heidsorganisatie heeft als doel het aantal orgaandonoren in Nederland te verhogen (NTS website, 2015). Het specifieke institutionele doel van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren is dus het aantal orgaandonoren te verhogen, om zo burgers langer gezond te kunnen houden en zieken zo snel mogelijk beter te maken. Het werven van donoren gebeurt onder andere door middel van voorlichting, waardoor kennis over orgaandonatie en –transplantatie bij het algemene publiek en bij professionals in de medische wereld wordt vergroot. Hiervoor krijgt de NTS subsidie van het ministerie van VWS. De NTS maakt voor die voorlichting gebruik van bijvoorbeeld folders, websites en onderwijsmodules (NTS website, 2015). De orgaandonatiefolders die in dit onderzoek centraal staan, kunnen worden beschouwd als een manier van voorlichting aan een subgroep van het algemene publiek, namelijk jongeren.

Binnen de gezondheidsvoorlichting nemen orgaandonatiefolders een bijzondere positie in. Om het institutionele doel van het medische domein te bereiken worden bijvoorbeeld in gezondheidsbrochures adviezen gegeven, 2 Vanwege de nauwe samenwerking op het gebied van orgaandonatie, zullen in deze scriptie zowel het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als de Nederlandse Transplantatie Stichting worden beschouwd als institutie die de orgaandonatiefolders gericht aan jongeren uitgeeft. Onder instituties worden in dit geval alle sociaal en cultureel vastgestelde macro-contexten verstaan, waarin bepaalde formele of informele conventionele communicatieve handelingen zijn ontwikkeld (Van Eemeren, 2010: 129). Voor het gemak zal naar de institutie worden verwezen door te spreken van de overheid.

(14)

gericht op het voorkomen, het behandelen en het ontdekken van gezondheidsproblemen door het vertonen van een bepaald gedrag (Van Poppel, 2013: 22). Deze adviezen hebben over het algemeen betrekking op de gezondheid van de lezers zelf of de gezondheid van hun naasten, bijvoorbeeld in brochures waarin ouders geadviseerd worden over gezonde voeding voor hun kinderen. Het specifieke institutionele doel van orgaandonatiefolders, het verhogen van het aantal orgaandonoren, kan alleen bereikt worden door mensen ervan te overtuigen een handeling te verrichten die in het voordeel is van de gezondheid van een ander. In het licht van dit institutionele doel kan worden gesteld dat er in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren niet zozeer sprake is van een advies, maar van een verzoek. Orgaandonatiefolders onderscheiden zich dus van andere soorten gezondheidsvoorlichting, omdat de lezer van de folder ertoe wordt bewogen een bepaald gedrag uit te voeren dat geen enkele consequentie heeft voor de gezondheid van de lezers zelf, noch directe gevolgen voor de gezondheid van hun naasten. Sterker nog, het effect dat het donorschap mogelijk heeft op de gezondheid van een ander, zal de donor nooit meemaken. Aan het verschil tussen het geven van een advies en het doen van een verzoek wordt in hoofdstuk 3 meer aandacht besteed. 2.2 Institutionele conventies van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren De overheid zet orgaandonatiefolders in, om een poging te doen jongeren ervan te overtuigen donor te worden. Zo’n folder stuurt het VWS vanaf 2009 ieder voorjaar per post naar alle jongeren die in het jaar ervoor achttien zijn geworden. Er bestaan dus momenteel zeventien van dit type folders. Hoewel de boodschap van de folder hetzelfde blijft, is de inhoud en de presentatie van de folder ieder jaar anders. Dit type folder is alleen gemaakt voor deze jaarlijkse aanschrijving en wordt dus niet op andere manieren verspreid. De orgaandonatiefolders zijn bovendien alleen bedoeld voor jongeren die nog geen donorkeuze hebben vastgelegd en worden daarom alleen verstuurd naar alle jongeren die nog niet staan ingeschreven in het Donorregister.

(15)

Wat de timing van het versturen van de folder interessant maakt, is dat jongeren in Nederland vanaf hun achttiende jaar volgens de wet volwassen zijn. Ze hebben een leeftijd bereikt waarbij allerlei nieuwe rechten en plichten komen kijken. Ze mogen dan bijvoorbeeld stemmen, zelfstandig autorijden, hebben recht op zorgtoeslag en zijn verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Het versturen van de folder op het moment dat de lezer net meerderjarig is geworden, kan beschouwd worden als een strategische keuze van de overheid.

Er is een aantal praktische conventies dat invloed heeft op de folder. Zo wordt de communicatie beperkt door de ruimte die de folder biedt. Over het algemeen bestaan folders uit niet meer dan twaalf in elkaar gevouwen bladzijden (Jansen, 2007: 213). Orgaandonatiefolders gericht aan jongeren variëren in lengte van twee bladzijden tot acht bladzijden (NTS, 2004 t/m 2015). Door de gelimiteerde ruimte heeft de tekst in de folder een beperkte omvang en zal de schrijver verwijzen naar een website waar meer informatie gevonden kan worden. Het feit dat een folder een geschreven tekst bevat, vereist bovendien dat de inhoud eenduidig is: er is voor de lezer geen directe mogelijkheid om te vragen wat de schrijver precies bedoelt.

Een ander kenmerk van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren is dat de samenstelling van de doelgroep heterogeen is. Zij verschillen bijvoorbeeld allen van achtergrond en van opleiding; hun enige gemeenschappelijke factor is het jaar waarin ze zijn geboren. Voorlichtingsfolders zijn meestal gemaakt om een grote groep mensen tegelijkertijd te bereiken, daarom moeten ze zo ontworpen zijn dat ze alle mensen aangespreken die tot de beoogde doelgroep behoren (Klaassen, 2004). Orgaandonatiefolders gericht aan jongeren zullen dus qua inhoud en vorm zo goed mogelijk worden afgestemd op alle leden van de doelgroep tegelijk.

2.3 Orgaandonatie als onderwerp van discussie

Orgaandonatie is een complex onderwerp. Aan de ene kant is het maatschappelijk belang van orgaandonatie groot: er overlijden jaarlijks zo’n 150 mensen in afwachting van een donororgaan, iedereen kan op de wachtlijst belanden, iedereen ouder dan twaalf jaar mag een besluit nemen over

(16)

orgaandonatie en iedere meerderjarige betaalt eraan mee. Aan de andere kant behandelt orgaandonatievoorlichting een thema waarover mensen liever niet nadenken: hun eigen dood. Ondanks jarenlange voorlichting schommelt het percentage Nederlanders dat zijn donorwens heeft laten vastleggen al jaren rond de 40 procent en laat naar schatting 20 procent van de jongeren naar aanleiding van de aanschrijving zijn donorkeuze vastleggen (Donorregister, 2015). Volgens Monoley en Walker (2002) is de drempel om de keuze te registreren groot, omdat de impuls om niet geconfronteerd te willen worden met je eigen dood botst met de intentie om goed te willen doen voor anderen.

Daarnaast is het onderwerp donorschap precair, omdat het dicht bij de morele waarden van de lezer komt. De vraag of orgaandonatie beschouwd moet worden als een gift of als een morele verplichting, kenmerkt de jarenlange discussie rondom het onderwerp. Ook het zelfbeschikkingsrecht, het recht om te beschikken over je eigen lichaam, speelt in de discussie een belangrijke rol. De Nederlandse overheid hanteert bij het registreren van donoren een ‘nee-tenzij’ systeem, waarin burgers geen donor zijn tenzij ze anders hebben aangegeven. De vraag is of burgers nog wel beschikken over hun eigen lichaam, als meer dan de helft van de bevolking geen keuze heeft geregistreerd. Mensen denken dus liever niet over na over orgaandonatie, omdat het een controversieel onderwerp is. Op basis hiervan kan de schrijver van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren er vanuit gaan dat de doelgroep het verzoek om donor te worden en die keuze te laten registreren niet zonder meer zal accepteren.

Orgaandonatie is ook ingewikkeld, omdat er veel partijen bij zijn betrokken. Zoals besproken is slechts één effect van het inwilligen van het donorverzoek relevant voor het bereiken van het institutionele doel, namelijk de kans dat meer patiënten op de wachtlijst een donororgaan ontvangen. Toch heeft het donorschap niet alleen consequenties voor de patiënten, maar ook voor anderen. Zo zijn er direct na het overlijden lichamelijke gevolgen voor de donor zelf, in de vorm van een operatie. Het donorschap heeft eventueel ook invloed op de nabestaanden. Zij regelen de uitvaart en kunnen het misschien moeilijk accepteren dat hun dierbare op een voor hen emotioneel moment geopereerd wordt. Daarnaast zijn er gevolgen voor de artsen in het ziekenhuis. Zij moeten na het overlijden van hun patiënt op verschillende manieren handelen, afhankelijk

(17)

van de donorkeuze3. Met deze verschillende belangen en mogelijke neven-effecten van het donorschap kan de schrijver in de orgaandonatiefolder gericht aan jongeren rekening houden4. 2.4 Jongeren als doelgroep van orgaandonatiefolders Jongeren vormen de doelgroep van de orgaandonatiefolders die centraal staan in deze scriptie5. Binnen de communicatiepraktijk vormen jongeren een bijzondere doelgroep, omdat ze tussen twee levensfasen in zitten en sterk op zoek zijn naar een eigen identiteit. Op geboden hulp en advies reageren jongeren vanaf zestien jaar vaak kritisch: ze zoeken alles zelf wel uit en bepalen zelf wat goed voor hen is (Prinsen & Terpstra, 2012: 18-19). Voorlichters hebben in dat opzicht aan jongeren als doelgroep een lastige taak.

Een aspect van de doelgroep van de orgaandonatiefolders gericht aan jongeren dat voor deze scriptie van belang is, is de afstand tussen de jongeren en het onderwerp van de folder. Over het algemeen worden jongeren heel erg gestuurd door wat er gebeurt in het hier en nu (Prinsen & Terpstra, 2012: 19). Prefrontale hersenfuncties (zoals plannen, keuzes maken en vooruitzien) ontwikkelen zich nog tot na het twintigste levensjaar, waardoor jongeren vooral moeite hebben met consequenties van hun gedrag op de lange termijn (De Groot, 2012). Eerder werd duidelijk dat een donor zelf nooit het effect van zijn donatie zal meemaken. Orgaandonor worden is daarom bij uitstek een type actie waar jongeren moeite mee zullen hebben. Jongeren zouden zich daarnaast kunnen afvragen waarom zij nu al een keuze moeten maken die betrekking heeft op hun dood: hun leven is pas net begonnen. Eerder bleek al dat mensen liever niet nadenken over orgaandonatie, omdat het onderwerp controversieel is. Er kan 3 Bij het inschrijven in het Donorregister zijn verschillende keuzes mogelijk: een positieve registratie (eventueel met uitsluiting van bepaalde organen); een negatieve registratie; de keuze overlaten aan nabestaanden; de keuze overlaten aan een specifiek persoon. 4 Het donorschap heeft ook effect op de institutie: voorlichting zou niet langer nodig zijn als er geen tekort aan orgaandonoren meer was. Er wordt echter verwacht dat deze belangen niet worden besproken in de folders, omdat de institutie een tussenpositie inneemt ten gunste van de patiënten. 5 Het begrip jongeren verwijst over het algemeen naar mensen die nog niet volwassen zijn: een groep met een lastig definieerbare leeftijdscategorie. In deze scriptie wordt met ‘jongeren’ verwezen naar lezers van de orgaandonatiefolders die worden onderzocht. Zij zijn in het jaar voor het ontvangen van de folder achttien geworden en dus maximaal negentien jaar oud.

(18)

daarom worden verwacht dat het voor jongeren, nog meer dan voor volwassenen, erg moeilijk is om een keuze te maken over het donorschap.

In de folders worden jongeren gevraagd om donor te worden, door zich te registreren in het Donorregister. Dat is namelijk de enige manier waarop een donorkeuze rechtsgeldig is en het institutionele doel kan worden bereikt dat er meer orgaandonoren komen6. De folder probeert jongeren er dus van te

overtuigen donor te worden, door die keuze ook daadwerkelijk te laten vastleggen in het Donorregister. Zoals gezegd staat 77 procent van de jongeren positief tegenover orgaandonatie (TNS NIPO, 2012) en wordt naar schatting toch slechts 20 procent van hen donor naar aanleiding van de aanschrijving (Donorregister, 2015). De doelgroep van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren kan daarom worden onderverdeeld in twee groepen: jongeren die geen bezwaren hebben tegen donor worden, maar voor wie de drempel tot dan toe te hoog was om de keuze vast te leggen en jongeren die wel bezwaren hebben tegen donor worden. De grootste reden voor jongeren om wel orgaandonor te worden, is dat zij het een mooi idee vinden dat zij na hun dood het leven van anderen kunnen redden (Tabula Rasa, 2014). Schrijvers van orgaandonatiefolders kunnen de argumentatie aanpassen aan de doelgroep, door rekening te houden met deze verdeling.

Kenmerkend voor de omgeving van jongeren in het afgelopen decennium, is dat zij opgroeien in een digitaal informatietijdperk: zij hebben vaak veel mediakanalen tegelijk openstaan en vooral vanwege het internet is het aanbod aan informatie enorm (Nelis & Van Sark, 2010: 134). Als gevolg van deze ontwikkeling leiden sommige jongeren aan infobesitas: het verschijnsel dat iemand zo veel informatie ontvangt dat hij het niet meer kan verwerken (Morris, 2003 in Nelis & Sark, 2010: 210). Nelis en Van Sark (2010: 15) constateren infobesitas in Nederland vanaf 2010. Zij stellen dat jongerenvoorlichters in die duizelingwekkende stroom van informatie het beste overeind blijven met korte en krachtige boodschappen. Ook de overheid beschouwd kort en helder communiceren in het huidige digitale informatietijdperk als een uitgangspunt

6 Er is een manier die hier buiten beschouwing wordt gelaten: als iemand bij leven geen

donorkeuze vastlegde, kunnen nabestaanden na het overlijden alsnog voor hem of haar beslissen over het donorschap. In 70 procent van de gevallen geven zij echter geen toestemming (NTS

(19)

(DPC, 2013: 39). Meer informatie, nuancering en verdieping kan later worden aangeboden (Nelis & Van Sark, 2010: 134). Hiervoor kan de verwijzing naar een website dienen. Op basis hiervan kan in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren vanaf 2010 een vermindering van tekstomvang worden verwacht.

2.5 Orgaandonatiefolders gericht aan jongeren als argumentatief

activiteitstype

In orgaandonatiefolders gericht aan jongeren doet de overheid dus een poging jongeren aan te zetten tot een bepaald gedrag, dat de gezondheid van anderen op de lange termijn ten goede kan komen. Omdat jongeren moeite hebben met rekening houden met consequenties op de lange termijn en omdat orgaan-donatie een controversieel onderwerp is dat bovendien ver van de jongeren afstaat, zullen zij het donorverzoek echter niet direct accepteren. Er is daarom sprake van een (mogelijk) meningsverschil tussen de overheid en de jongeren over het donorverzoek. Om hen ervan te overtuigen toch het verzoek in te willigen, brengt de overheid argumentatie naar voren. Orgaandonatiefolders gericht aan jongeren kunnen daarom gedefinieerd worden als een argumentatief activiteitstype: een communicatieve handeling waarin argumentatie een essentiële rol speelt (Van Eemeren, 2012: 145). Dit activiteitstype wordt gekenmerkt door de specifieke institutionele context en verschilt daardoor van andere activiteitstypes.

In de pragma-dialectiek wordt aangenomen dat argumentatie altijd wordt ingezet als reactie of anticipatie op een verschil van mening (Van Eemeren, 2010: 1). Orgaandonatiefolders gericht aan jongeren kunnen daarom worden gezien als een meningsverschil, waarin de overheid argumentatie aanvoert om te anticiperen op eventuele twijfel of kritiek van de jongeren ten aanzien van het verzoek. Omdat er in een folder sprake is van een geschreven tekst, is directe interactie tussen de schrijver en de lezer niet mogelijk. De discussie tussen de schrijver en de lezer is daarom impliciet. Dat betekent dat de mogelijke twijfel of kritiek van de jongeren in de folder onuitgesproken blijft: de schrijver is tenslotte de enige partij die aan het woord is. Er is daarom voor de schrijver geen mogelijkheid om te reageren op deze eventuele twijfel of kritiek, waardoor hij

(20)

erop zal moeten anticiperen door het bieden van argumentatie. Door het verzoek te beargumenteren, probeert hij het verzoek aannemelijk te maken in de ogen van de doelgroep. Door orgaandonatiefolders gericht aan jongeren vanuit dit argumentatieve perspectief te bestuderen, is het mogelijk om in de volgende hoofdstukken te bekijken welke keuzes de schrijver maakt met betrekking tot de keuze voor de argumentatie, om binnen de mogelijkheden van de institutionele context de jongeren te overtuigen van het donorverzoek. 2.6 Institutionele beperkingen voor mogelijke argumentatieve patronen in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren

Zojuist werd duidelijk dat er in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren sprake is van een impliciet meningsverschil, omdat de overheid een standpunt naar voren brengt in de vorm van een verzoek en de overheid op dit standpunt twijfel of kritiek verwacht. Op basis van deze informatie kan worden bepaald wat de invloed van de institutionele context is op de mogelijkheden voor de schrijver om met de keuze voor de argumentatie in te spelen op de doelgroep. Het is echter eerst van belang uit te leggen hoe deze verschillende argumentatieve zetten zich kunnen manifesteren in een argumentatief patroon. Volgens Van Eemeren en Garssen (2014b): 6) bestaat een argumentatief patroon uit specifieke typen standpunten (1), specifieke argumentatieschema’s (2) en specifieke argumentatiestructuren (3).

Het eerste onderdeel van een argumentatief patroon bestaat uit specifieke typen standpunten. In argumentatieve activiteitstypes wordt de start van een (mogelijke) verschil van mening altijd gevormd door het al dan niet impliciet presenteren van een standpunt. Het type standpunt dat ter discussie staat, kan variëren van een descriptief of een evaluatief standpunt, tot een prescriptief standpunt. Zoals besproken is er in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren sprake van een verzoekend standpunt. Dit standpunt is prescriptief, omdat de overheid jongeren voorschrijft wat zij zouden moeten doen, namelijk donor worden. Alleen door de jongeren aan te zetten tot het verrichten van deze handeling kan het institutionele doel worden bereikt. De schrijver kan hierbij rekening houden met de eerder genoemde tweedeling binnen de doelgroep, door

(21)

zich te richten tot de jongeren die positief staan tegen orgaandonatie en die jongeren die daar negatief tegenover staan.

Het tweede onderdeel van een argumentatief patroon bestaat uit specifieke argumentatieschema’s. Door de invloed van de institutionele context, zal het specifiek type standpunt leiden tot specifieke soorten argumentatie ter verdediging van het standpunt (Van Eemeren & Garssen, 2014a: 33-34). Het specifieke verband tussen een standpunt en de argumentatie ter verdediging van dat standpunt, kan worden uitgedrukt in een bepaald argumentatieschema. Om het institutionele doel van een argumentatief activiteitstype te bereiken, zullen bepaalde argumentatieschema’s meer geschikt zijn dan anderen. Omdat er in orgaandonatiefolders sprake is van een prescriptief standpunt, moet de argumentatie ter ondersteuning van een prescriptief standpunt laten zien dat er een goede reden is om de handeling te verrichten. De overheid moet in het geval van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren dus beargumenteren waarom de jongeren donor zouden moeten worden. Het type argumentatie dat hierbij in ieder geval een dominante rol zal spelen, is pragmatische argumentatie (Schellens & De Jong, 2000: 291). In dit argumentatietype wordt gewezen op de wenselijke gevolgen van een aangemoedigde actie of de onwenselijke gevolgen van een afgeraden actie (Van Poppel, 2013: 12). Met het wijzen op (on)wenselijke gevolgen wordt een reden gegeven het prescriptieve standpunt te accepteren.

In orgaandonatiefolders gericht aan jongeren kan de schrijver het verzoek verdedigen door met pragmatische argumentatie te wijzen op de positieve gevolgen van het uitvoeren van het verzoek. Een aanvullende manier om een poging te doen twijfel of kritiek van de jongeren ten aanzien van het standpunt weg te nemen, is het gebruik van kentekenargumentatie. In argumentatie gebaseerd op een kentekenrelatie wordt het standpunt verdedigd door te wijzen op een bepaald kenmerk, kenteken of symptoom van hetgeen in het standpunt wordt beweerd (Van Eemeren, Grootendorst & Snoeck Henkemans, 2002: 96-98). Met dit type argumentatie kan de schrijver het donorverzoek verdedigen en inzichtelijker maken, door te wijzen op bepaalde kenmerken van het registratie of het donatieproces. Aan de rol van zowel pragmatische argumentatie als

(22)

kentekenargumentatie in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren wordt in hoofdstuk 4 meer aandacht besteed.

Het institutionele doel vereist dat de pragmatische argumentatie in ieder geval wijst op de consequenties voor de patiënten: als het aantal orgaandonoren wordt verhoogd en er meer donororganen beschikbaar komen voor de patiënten, kan daarmee het institutionele doel worden bereikt. Bovendien is dit de belangrijkste reden voor jongeren om donor te worden (Tabula Rasa, 2014). Op basis van paragraaf 2.1, waarin werd gesteld dat de overheid het beste ook kan wijzen op het eigenbelang van de doelgroep, kan worden verwacht dat in de pragmatische argumentatie ook wordt gewezen op de belangen van de jongeren zelf. Andere partijen waarin de argumenten betrekking zouden kunnen hebben, zijn nabestaanden en artsen. Een andere manier om met de keuze voor de argumentatie in te spelen op de doelgroep, is door de argumenten te baseren op uitganspunten die hij verwacht gemeen te hebben met de doelgroep. Zo kan hij bijvoorbeeld rekening houden met de moeite die jongeren hebben met consequenties op de lange termijn, door in de argumenten te wijzen op zaken die voor de jongeren dichterbij het hier en nu liggen. Ook kan hij verwachten dat jongeren waarde hechten aan hun zelfstandigheid en niet langer willen dat ouders keuzes voor hen maken. Door bovendien meerdere argumenten tegelijk te presenteren, houdt hij rekening met het feit dat het publiek heterogeen is.

Als de schrijver van de folder twijfel of kritiek verwacht ten aanzien van de geboden argumentatie, zal hij aanvullende argumentatie aanvoeren om die argumentatie te verdedigen. Dat betekent dat de schrijver van de folders zal moeten anticiperen op bepaalde kritische vragen die bij dat type argumentatie horen, als hij de jongeren ervan wil overtuigen het verzoek te accepteren. Als de schrijver rekening houdt met deze kritische vragen wordt, binnen de mogelijkheden van de institutionele context, het derde deel van een argumentatief patroon gevormd. Dit patroon omvat bepaalde argumentatieve zetten ter verdediging van een specifiek type standpunt, waarin specifieke argumentatieschema’s worden ingezet en het anticiperen op de bijbehorende kritische vragen leidt tot een specifieke argumentatiestructuur (Van Eemeren, 2012: 442). De argumentatiestructuren in orgaandonatiefolders vanaf 2010 kunnen invloed ondervinden van de behoefte dat jongerenvoorlichting kortere

(23)

en meer heldere boodschappen communiceert. Dit kan leiden tot minder uitgebreide structuren en minder anticipatie op kritische vragen. Welke kritische vragen relevant zijn in het specifieke argumentatieve activiteitstype, is afhankelijk van de invloed van de institutionele context. Hoofdstuk 4 gaat verder in op de rol van deze kritische vragen binnen orgaandonatiefolders gericht aan jongeren.

Nu het duidelijk is dat de institutionele context invloed heeft op het verwachte argumentatieve patroon in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren, is het mogelijk om in de volgende hoofdstukken te bekijken wat die invloed precies inhoudt. Om te bepalen hoe het de specifieke standpunten afgestemd kunnen worden op de doelgroep, wordt in hoofdstuk 3 eerst aan de hand van de taalhandelingstheorie bekeken aan welke voorwaarden het donorverzoek moet voldoen om te slagen in de ogen van de jongeren. Daarna kan in hoofdstuk 4 worden besproken op welke manieren pragmatische argumentatie en kentekenargumentatie het verzoek kan ondersteunen en hoe de schrijver kan inspelen op de doelgroep bij het anticiperen op de kritische vragen bij pragmatische argumentatie. Op basis daarvan kan een argumentatief patroon worden vastgesteld dat binnen de mogelijkheden van de institutionele context in de folders kan worden verwacht. 2.7 Conclusie

In dit hoofdstuk werd antwoord gegeven op de eerste deelvraag: wat is de invloed van de institutionele context van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren op de keuze voor de argumentatie?

In orgaandonatiefolders gericht aan jongeren doet de overheid met het uiten van een verzoek een poging jongeren aan te zetten tot een actie die de gezondheid van anderen op de lange termijn ten goede kan komen. Kenmerkend voor jongeren als doelgroep van de folder is dat orgaandonatie een onderwerp is dat ver van hen af staat en dat zij moeite hebben met rekening houden met consequenties op de lange termijn. De jongeren zullen het donorverzoek daarom niet direct accepteren, waardoor er in de folders sprake is van een impliciet meningsverschil tussen de overheid en de jongeren. Dit type folder kan daarom

(24)

worden gedefinieerd als een argumentatief activiteitstype, dat bijdraagt aan het bereiken van het specifieke institutionele doel: het verhogen van het aantal orgaandonoren in Nederland, om iedereen zo lang mogelijk gezond te houden en zieken zo snel mogelijk beter te maken.

Om in te spelen op de kenmerken van de doelgroep, zal de schrijver een poging moeten doen het onderwerp van de folder voor de jongeren concreter te maken en het meer te betrekken op het hier en nu. Bovendien moet hij zich richten op zowel de jongeren die geen bezwaren hebben tegen het donorschap, maar die toch nog geen keuze hebben vastgelegd in het Donorregister, als op de jongeren die wel bepaalde bezwaren hebben. Een institutionele voorwaarde is dat daarvoor in ieder geval pragmatische argumentatie wordt ingezet, waarin wordt gewezen op (on)wenselijke gevolgen van de actie. Als aanvullende argumentatie kan kentekenargumentatie worden ingezet. Vanwege het institutionele doel zal daarin ten minste worden gewezen het belang voor de patiënten en waarschijnlijk ook op het eigenbelang van de jongeren. De schrijver zal de verschillende zetten van het verwachte patroon zo goed mogelijk moeten laten aansluiten bij de jongeren, door de argumentatie te baseren op uitgangspunten die hij verwacht gemeen te hebben met de doelgroep.

(25)

3.

Een geslaagd verzoek in orgaandonatiefolders gericht aan

jongeren

In hoofdstuk 2 zijn orgaandonatiefolders gericht aan jongeren getypeerd als een argumentatief activiteitstype dat het doel heeft het donorverzoek geaccepteerd te krijgen bij de doelgroep. Om uit te kunnen leggen welke keuzes de schrijver kan maken met betrekking tot de argumentatie om deze acceptatie tot stand te bewerkstelligen, wordt in dit hoofdstuk besproken aan welke voorwaarden voldaan moet zijn om te kunnen spreken van een geslaagd verzoek in de ogen van de doelgroep. De schrijver kan met argumentatie namelijk anticiperen op twijfel of kritiek ten aanzien van het voldaan zijn aan deze zogenaamde

geslaagdheidsvoorwaarden. In het volgende hoofdstuk kan zo worden bekeken

welke soorten argumentatie worden ingezet om een poging te doen deze twijfel of kritiek weg te nemen.

Paragraaf 3.1 bespreekt om te beginnen kort de taalhandelingstheorie, het theoretische kader waarin de geslaagdheidsvoorwaarden een instrument vormen. Daarna wordt aandacht besteedt aan de verzoekende aard van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren, omdat dit type folder vanwege het verzoekende karakter een bijzondere positie inneemt binnen de gezondheidsvoorlichting. Bij de taalhandeling verzoeken horen bepaalde geslaagdheidsvoorwaarden: vereisten waaraan voldaan moet zijn om te kunnen spreken van een geslaagd verzoek. In paragraaf 3.2 wordt besproken welke geslaagdheidsvoorwaarden Searle (1969) formuleert voor de taalhandeling

verzoeken. Deze geslaagdheidsvoorwaarden worden vervolgens aangepast aan

de specifieke context van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren, om zo op een systematische manier te kunnen bepalen welke twijfel of kritiek in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren verwacht kan worden. In paragraaf 3.3 worden deze voorwaarden besproken vanuit het perspectief van de doelgroep. Zo kan tot slot in paragraaf 3.4 antwoord gegeven worden op de tweede deelvraag: welke twijfel of kritiek kan de schrijver van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren verwachten ten aanzien van het verzoek?

(26)

3.1 De verzoekende aard van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren

De taalhandelingstheorie is ontwikkeld door Austin (1962), Searle (1969) en Grice (1975). Volgens Searle (1969) kunnen bijna alle taaluitingen onderverdeeld worden in vijf type taalhandelingen: beweerders, uitdrukkers, stuurders, binders en verklaarders. In deze scriptie staat de sturende taalhandeling centraal: hierbij is het de intentie van de zender van een boodschap om de ontvanger te bewegen iets te doen of juist ergens vanaf te zien. Voorbeelden van dit type taalhandeling zijn adviseren, verzoeken en bevelen. Ieder type taalhandeling heeft eigen geslaagdheidsvoorwaarden, waaraan voldaan moet zijn om de taalhandeling te laten slagen. Deze geslaagdheids-voorwaarden zijn contextafhankelijk en kunnen voor iedere context gespecificeerd worden. Zoals duidelijk werd in hoofdstuk 2, is er bij orgaandonatiefolders gericht aan jongeren sprake van de sturende taalhandeling

verzoeken.

Wanneer de schrijver bij zijn lezer een bepaald gedrag wil aanmoedigen of juist ontmoedigen om het institutionele doel te bereiken, is dus altijd sprake van een sturende taalhandeling. De taalhandeling verzoeken is het prototype van de stuurders, maar de aard van voorlichtingsteksten die betrekking hebben op de volksgezondheid is meestal adviserend (Van Poppel, 2013: 49). Volgens het Van Dale woordenboek (2005) is de definitie van het werkwoord ‘adviseren’ ‘[iemand] (goede) raad geven’; het werkwoord ‘verzoeken’ betekent ‘[iemand] vragen iets te willen doen of laten, of te willen geven of toestaan’. De functie van de folder die in dit onderzoek centraal staat kan goed worden beschouwd als ‘iemand vragen orgaandonatie te willen toestaan’, overeenkomend met de definitie van ‘verzoeken’. Het verschil tussen de werkwoorden ligt dus in het feit dat er bij het uiten van een verzoek in hogere mate door de zender van de ontvanger een handeling terug wordt verwacht. Searle (1969: 67) bevestigt dit verschil, door te stellen dat bij het geven van een advies minder sterk wordt geprobeerd om iemand ergens toe te bewegen dan bij een verzoek. Adviseren kan volgens Searle beter worden uitgelegd als iemand vertellen wat het beste voor hem is. De taalhandeling verzoeken heeft dus een sturender karakter dan

(27)

In deze scriptie wordt de sturende taalhandeling in orgaandonatiefolders gecategoriseerd als een verzoek, omdat dit beter aansluit bij het doel van folder. Deze keuze vereist toelichting, omdat orgaandonatiefolders nooit eerder zijn besproken in het licht van de taalhandelingstheorie. Om te beginnen hebben de folders kenmerken van fondsenwervingsteksten. Hierin doet de schrijver, net als in orgaandonatiefolders, een poging de lezer te overtuigen tot het doen van een donatie. Eerder is de taalhandeling in dit type tekst door onder meer Van Doggenaar (2009) gedefinieerd als een verzoek. Dat de gevolgen van het uitvoeren van een verzoek over het algemeen in het belang zijn van een ander, in tegenstelling tot de voordelen van het uitvoeren van een advies, bevestigen Hoeken, Hornikx en Hustinx (2012). Zij stellen dat in fondsenwervingsteksten argumentatie wordt aangevoerd om mensen te overtuigen een bepaalde handeling te verrichten die (deels) tegen het eigenbelang ingaat. Het verschil tussen de twee typen tekst is duidelijk: er is in fondsenwervingsteksten sprake van een financiële donatie, in plaats van donatie van organen.

Vanwege het overeenkomstige institutionele doel kunnen orgaandonatiefolders ook vergeleken worden met gezondheidsbrochures. Van Poppel (2013: 45) stelt dat er in gezondheidsbrochures sprake is van de taalhandeling adviseren. Door de lezer aan te raden een bepaald gedrag uit te voeren of na te laten, doet de schrijver van de brochure een poging gezondheidsproblemen onder de bevolking op te lossen (Van Poppel, 2013: 22). Het verschil met orgaandonatiefolders is dat de voordelige gevolgen van het uitvoeren van het advies in gezondheidsbrochures in het belang zijn van de geadviseerde (Van Poppel, 2013: 51). De schrijver van orgaandonatiefolders laat wel zien dat het inwilligen van het donorverzoek ook voordelige consequenties heeft voor de jongeren zelf, bijvoorbeeld met de uiting ‘Laat je keuze registreren, dan weet je zeker dat er na je overlijden precies gebeurt wat jij wilt’ (NTS, 2008), maar die consequenties zullen ook optreden als zij laten vastleggen geen donor te willen zijn. Het effect van het opvolgen van het donorverzoek dat relevant is voor het bereiken van het institutionele doel is in het belang van een ander, zoals al bleek in hoofdstuk 2. Toch kan wel worden verwacht dat de schrijver rekening houdt met de consequenties in het eigenbelang van de lezer, omdat de doelgroep het verzoek dan eerder zal accepteren. Om deze redenen kan de taalhandeling in

(28)

orgaandonatiefolders gericht aan jongeren beter worden gekarakteriseerd als een verzoek dan als een advies.

Het standpunt in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren staat nooit direct gepresenteerd in de vorm van een verzoek. Een directe vorm van een verzoek zou zijn: ‘Wij verzoeken je om donor te worden’. In plaats daarvan kiest de schrijver vaak voor een impliciete of indirecte presentatie. Een voorbeeld van zo’n indirecte presentatie is de retorische vraag ‘Ben jij al donor?’. Deze vraag is retorisch, omdat de lezer de folder niet zou ontvangen als hij al donor was. In het licht van het institutionele doel kan de vraag gereconstrueerd worden als een verzoekend standpunt waarin de overheid jongeren vraagt een bepaalde handeling te verrichten: toestemming geven om organen te doneren. 3.2 Geslaagdheidsvoorwaarden voor de taalhandeling verzoeken in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren Als de schrijver van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren zijn verzoek wil beargumenteren, moet hij weten onder welke omstandigheden de taalhandeling door de jongeren als succesvol beschouwd wordt. De geslaagdheids-voorwaarden zijn hiervoor een geschikt instrument. Als deze voorwaarden zijn vervuld, is de taalhandeling in de ogen van de doelgroep geslaagd. In geschreven teksten is er voor de lezer echter geen mogelijkheid om te laten weten dat de voorwaarden zijn vervuld, omdat er geen interactie met de schrijver mogelijk is. De schrijver kan daarop anticiperen door argumenten aan te voeren en zo laten zien dat de voorwaarden daadwerkelijk zijn vervuld. Hiermee anticipeert de schrijver op twijfel over een correcte uitvoering van de taalhandeling. In deze paragraaf wordt eerst besproken welke geslaagdheidsvoorwaarden Searle (1969) formuleert bij de taalhandeling verzoeken. Vervolgens worden deze voorwaarden gespecificeerd op basis van de context van de orgaandonatie-folders gericht aan jongeren.

Searle (1969) onderscheidt vier soorten geslaagdheidsvoorwaarden: de essentiële voorwaarde, de propositionele inhoudsvoorwaarde, de oprechtheids-voorwaarde en de voorbereidende voorwaarden. De essentiële essentiële voorwaarde, de propositionele inhoudsvoorwaarde, de oprechtheids-voorwaarde en de propositionele inhoudsvoorwaarde vormen samen de

(29)

identiteits-voorwaarden: die garanderen dat de taalhandeling opgevat moet worden als een poging tot het doen van een verzoek. Als aan de identiteitsvoorwaarden niet wordt voldaan, zal de ontvanger van het verzoek het niet identificeren als een verzoek. De voorbereidende voorwaarde en de verantwoordelijkheids-voorwaarden vormen samen de correctheidsvoorwaarden: die bepalen of het verzoek geslaagd is in de ogen van de ontvanger. Searle (1996: 80-81) geeft de volgende geslaagdheidsvoorwaarden voor de taalhandeling verzoeken (waarbij S staat voor spreker, L voor luisteraar en H voor handeling): Identiteitsvoorwaarden 1. Propositionele inhoudsvoorwaarde: de uiting verwijst naar toekomstige H door L. 2. Essentiële voorwaarde: het doen van de uiting geldt als een poging om L H te laten verrichten. Correctheidsvoorwaarden 3. Oprechtheidsvoorwaarde: S wil echt dat L de verzochte H uitvoert. 4. Voorbereidende voorwaarden: a. de elementen die geassocieerd worden met het uitvoeren van H bestaan echt (tijd, plaats objecten); b. L is in staat H te verrichten. S gelooft dat L in staat is H te verrichten; c. het ligt niet voor de hand dat L H zou verrichten zonder het verzoek; d. er is een goede reden H te verrichten.

Deze geslaagdheidsvoorwaarden betreffen het uiten van een verzoek in iedere context. In hoeverre de taalhandeling geslaagd is, verschilt per domein en is afhankelijk van de verschillende kenmerken van de communicatie in die bepaalde context (Van Poppel, 2013: 52). Een verzoek is dus niet altijd hetzelfde. Het is daarom van belang de geslaagdheidsvoorwaarden voor het uiten van een verzoek in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren te specificeren, zodat duidelijk wordt aan welke voorwaarden het verzoek moet voldoen om te slagen in die specifieke context.

(30)

Om te beginnen kunnen de variabelen S, L en H worden aangepast. Searle (1969) verwijst hiermee naar de spreker, de luisteraar en de handeling. Omdat in folders sprake is van een geschreven tekst, vereisen deze termen aanpassing. Allereerst is S geen spreker, maar een schrijver. Het is van belang op te merken dat deze persoon schrijft in opdracht van de Nederlandse Transplantatie Stichting, die op haar beurt weer schrijft in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De term schrijver verwijst dus naar de institutie van de folder. Er wordt daarom voorgesteld om S te vervangen door O, van overheid. Ten tweede is er geen sprake van een luisteraar, maar van een lezer. De L van lezer zal altijd verwijzen naar de jongeren, dus de L kan worden aangepast naar de variabele J. Tot slot kan de H vervangen worden door D, waarbij D refereert aan het verzochte gedrag donatie toestaan7.

Er kunnen ook inhoudelijke aanpassingen worden gemaakt aan de geslaagdheidsvoorwaarden. Een kenmerk van het VWS en de NTS is dat zij donoren werven om een bepaalde maatschappelijke gezondheidsprobleem te verbeteren. Daarom wordt voorgesteld de volgende voorwaarde toe te voegen aan de oprechtheidsvoorwaarden: ‘de schrijver wil een bepaald maatschappelijk gezondheidsprobleem verbeteren’. Verder kan voorbereidende voorwaarde (a), zoals geformuleerd door Searle (1969), bondiger worden geformuleerd: ‘de lezer is in staat om donor te worden’. Dat de schrijver gelooft dat de lezer donor kan worden en dat de lezer daadwerkelijk in staat is donor te worden, komt ongeveer op hetzelfde neer. Aan deze voorwaarde kan daarnaast worden toegevoegd dat de jongeren het verzoek niet zullen accepteren als zij daarvoor niet geschikt zijn. Dit heeft te maken met het feit dat kinderen jonger dan twaalf jaar nog geen donor mogen worden en daarom nog niet kunnen worden. Er wordt voorgesteld om deze voorwaarde te herformuleren: ‘de lezer is geschikt en in staat om donor te worden’. Verder kan op basis van paragraaf 3.1 het element van eigenbelang aan de essentiële voorwaarde en voorbereidende voorwaarde (d) worden toegevoegd: ‘de handeling is in het belang van de patiënten en in het eigenbelang van de jongeren’. Met patiënten wordt hier verwezen naar mensen die een donororgaan nodig hebben. De aangepaste

7 De variabele wordt op deze manier geformuleerd, omdat de handeling donatie toestaan zowel

verwijst naar het overtuigd raken van het feit dat donor worden wenselijk is, als het vastleggen van die keuze in het Donorregister.

(31)

geslaagdheidsvoorwaarden voor de taalhandeling verzoeken in orgaandonatie-folders gericht aan jongeren ziet er als volgt uit: Identiteitsvoorwaarden 1. Propositionele inhoudsvoorwaarde: de uiting verwijst naar toekomstige handeling D. 2. Essentiële voorwaarde: het doen van de uiting geldt als een poging om J handeling D te laten uitvoeren, in het belang van patiënten en in het eigenbelang van de jongeren. Correctheidsvoorwaarden 3. Oprechtheidsvoorwaarden a. O wil echt dat J handeling D uitvoert; b. O wil een bepaald maatschappelijk gezondheidsprobleem verbeteren. 4. Voorbereidende voorwaarden: a. de elementen die geassocieerd worden met D bestaan echt (tijd, plaats objecten); b. J is geschikt en in staat handeling D uit te voeren; c. het ligt niet voor de hand dat J handeling D uitvoert zonder het verzoek; d. er is een goede reden om handeling D uit te voeren, in het belang van patiënten en in het eigenbelang van de jongeren; e. O is in de positie het verzoek te uiten.

Voorbereidende voorwaarde (e) is toegevoegd door Van Doggenaar (2009) bij de geslaagdheidsvoorwaarden in fondsenwervingsteksten, omdat niet elk soort verzoek door iedere willekeurige taalgebruiker geuit kan worden (Van Dijk, 1980 in Van Doggenaar, 2009: 25). Voor de context die in deze scriptie centraal staat, geldt inderdaad dat schrijver in de positie moet zijn om het donorverzoek te uiten: als dit type verzoek van een willekeurige vreemde komt, zal de lezer het nooit accepteren.

(32)

3.3 Twijfel of kritiek ten aanzien van het verzoek in orgaandonatie-folders gericht aan jongeren

Nu de geslaagdheidsvoorwaarden voor de taalhandeling verzoeken zijn gespecificeerd voor de context van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren, is het mogelijk te bepalen welke twijfel of kritiek verwacht kan worden van de doelgroep ten aanzien van het verzoek. De identiteitsvoorwaarden zullen in de praktijk niet snel ter discussie staan. Als deze voorwaarden niet zijn vervuld in de ogen van de lezer, is er immers geen sprake van een verzoek en komen de oprechtheidsvoorwaarden en de voorbereidende voorwaarden automatisch te vervallen. Om deze reden wordt bij het vaststellen van de mogelijke twijfel of kritiek alleen gekeken naar de correctheidsvoorwaarden.

Mogelijke twijfel aan het vervuld zijn van de correctheidsvoorwaarden kan worden toegelicht door het te bespreken in het perspectief van de institutionele context. Oprechtheidsvoorwaarde (a) ‘O wil echt dat J handeling D uitvoert’ heeft betrekking op de verantwoordelijkheid van de schrijver. De schrijver anticipeert impliciet op deze twijfel, doordat de folder afkomstig is van het ministerie van VWS. Deze overheidsafdeling is herkenbaar voor de lezer en wordt over het algemeen beschouwd als een autoriteit op het gebied van gezondheid. Het verzoek zal daarom niet snel onoprecht overkomen. Op dezelfde wijze wordt ook impliciet verwezen naar oprechtheidsvoorwaarde (b) ‘O wil een bepaald maatschappelijk gezondheidsprobleem verbeteren’ en voorbereidende voorwaarde (e) ‘O is in de positie het verzoek te uiten’. Door de herkenbaarheid van het VWS als gezondheidsautoriteit zal de lezer niet snel in twijfel trekken of de schrijver van de folder daadwerkelijk een bepaalde maatschappelijke gezondheidssituatie wil verbeteren en of de schrijver wel in staat is het betreffende verzoek te doen.

Op twijfel aan het vervuld zijn van voorbereidende voorwaarde (b) ‘J is geschikt en in staat handeling D uit te voeren’ anticipeert de schrijver in ieder geval. De verzochte handeling, donor worden, moet gemakkelijk uit te voeren zijn. Als het de jongeren teveel moeite kost om het verzoek in te willigen, zal het institutionele doel namelijk minder snel worden bereikt. De schrijver zal refereren aan het voldaan zijn van deze voorwaarde, door te verwijzen naar de

(33)

verschillende manieren waarop de jongeren hun donorkeuze kunnen laten vastleggen. Dat kan online met een DigiD of via het donorformulier dat bij de folder is gevoegd. Op een bezwaar als ‘teveel moeite’ wordt vaak ook nog geanticipeerd door de persoonlijke gegevens van de jongeren voor te drukken op het formulier en te vermelden dat een postzegel bij het terugsturen niet nodig is. In hoofdstuk 2 werd duidelijk dat jongeren zich zouden kunnen afvragen of het donorverzoek voor hen wel relevant is, omdat zij nog jong zijn en nog lang niet aan het einde van hun leven. De schrijver kan daarom refereren aan het element van geschiktheid in de voorbereidende voorwaarde (b), door te benoemen dat iedereen vanaf twaalf jaar zich mag inschrijven in het Donorregister.

Voorbereidende voorwaarde (d) ‘er is een goede reden om handeling D uit te voeren, in het belang van patiënten en in het eigenbelang van de jongeren’ heeft betrekking op het belang van het verzoek en is voor dit onderzoek het meest interessant. De jongeren worden gevraagd een bepaalde handeling te verrichten. Voor hen is het daarom vooral belangrijk te weten of er een goede reden is om de handeling uit te voeren. Op welke manieren de schrijver van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren argumentatie kan inzetten om te anticiperen op die twijfel, komt in het volgende hoofdstuk aan bod.

3.4 Conclusie

In dit hoofdstuk werd antwoord gegeven op de tweede deelvraag: welke twijfel of kritiek kan de schrijver van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren verwachten ten aanzien van het verzoek?

Om die vraag te beantwoorden zijn de geslaagdheidsvoorwaarden voor de taalhandeling verzoeken in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren besproken. Door te bekijken aan welke voorwaarden de taalhandeling moet voldoen om te kunnen spreken van een geslaagd verzoek, is vastgesteld welke twijfel of kritiek ten aanzien van het verzoek van jongeren wordt verwacht. Gebaseerd op de gespecificeerde correctheidsvoorwaarden voor de taalhande-ling verzoeken in orgaandonatiefolders gericht aan jongeren, kan worden geconcludeerd dat de schrijver van orgaandonatiefolders gericht aan jongeren van de doelgroep de volgende punten van twijfel of kritiek kan verwachten:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit het onderhavige onderzoek blijkt echter dat jongeren met SLI problemen vertonen met enkele vaardigheden die op vrij jonge leeftijd worden verworven door

We hebben vier bijeenkomsten die zuiver door het district worden georganiseerd, maar daarbijk komt nog vier a vijf keer, een DANS. Wad zijn jouw verwachtingen voor de

De stelling dat de (parlementaire) jour­ nalisten grote invloed op "het gebeuren" in het parlement hebben zou ik in zoverre voor mijn rekening willen nemen

Uit tabel 2 blijkt dat een zeer groot d< van de variantie van de afhankelijke variat len - bezorgdheid over kernbewapening wordt verklaard door vier predictoren, n melijk

By situating the assertiveness discourse in the China threat literature, it becomes apparent that describing China’s actions as assertive is as much a political tool as

A minor success is achieved concerning the meaning Mood Swings tries to communicate; given the fact that 25% of the participants mentioned words linked to emotion in relation to

Previous research emphasises the coincidence of the importance attached both by students and employers to generic competences (González & Wagenaar, 2008), and in our study

Therefore, the main objectives of this study were to determine the effect of an aerobic and anaerobic fatiguing test (AFT) and a tournament on salivary cortisol and