• No results found

5.3 Beleid hoogheemraadschap van Rijnland

6.1.2 Milieuzonering Wettelijk kader

Het doel van een milieueffectrapportage (m.e.r.) is om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming over deze plannen en besluiten. Het maken van een milieueffectrapport is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten, die activiteiten mogelijk maken welke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. In onderdeel C van de bijlagen bij het Besluit m.e.r. wordt aangegeven welke activiteiten altijd m.e.r.-plichtig zijn. Bij de activiteiten die in lijst D van die bijlage worden genoemd moet beoordeeld worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Uit deze m.e.r.-beoordeling kan de conclusie volgen dat er een m.e.r. moet worden opgesteld.

Onderzoek/ beoordeling

De in het plan opgenomen activiteiten overschrijden niet de voor deze categorie geldende drempelwaarde uit het Besluit-m.e.r. (in casu D 11.2, 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject'). Aangezien de geplande ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft (minder dan 2.000 woningen), dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden. Deze m.e.r.-beoordeling is opgenomen in Bijlage 1. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht bij de uitvoering van het plan. Daarom is voor het bestemmingsplan geen aanleiding om een m.e.r.-procedure te doorlopen.

Conclusie

Het bestemmingsplan is getoetst aan het Besluit-m.e.r. en er is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. Op basis hiervan hoeft geen milieu effect rapport te worden opgesteld.

6.1.2 Milieuzonering Wettelijk kader

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.

Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009).

De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bedoeld tot de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. De richtafstanden uit de VNG-publicatie voor de omgevingstypen bij verschillende hindercategorieën zijn in tabel 6.1 vermeld.

Tabel 6.1: Richtafstanden en omgevingstype.

Het plangebied wordt getransformeerd naar wonen. De omgeving is overwegend een woongebied met nog enkele (leegstaande) bedrijvan langs de Oude Rijn. Gesteld kan worden dat hier sprake is van een rustig woongebied Ten oosten van het plangebied aan de Wilhelminastraat 84 staat bedrijfsbebouwing waar bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan, alsmede een timmerfabriek. Deze activiteit valt eveneens onder milieucategorie 2, omdat het bruto-vloeroppervlak minder is dan 1.000 m², te weten circa 350 m². De naastgelegen woning op nummer 88 is echter al maatgevend voor dit bedrijf.

Dit bedrijf wordt dan ook niet beperkt door de woningbouw. Daarbij komt dat het bedrijf niet meer in werking is. Het pand wordt nagenoeg alleen voor hobbymatige opslag gebruikt. Bovendien is de eigenaar in overleg met de gemeente om hier eveneens een woningbouwontwikkeling mogelijk te maken. Er kan daarom vanuit worden gegaan dat er geen bedrijfsmatige activiteit (meer) plaatsvindt.

Milieuzonering vormt hierdoor geen belemmering. In de nabijheid van het plangebied zijn geen overige bedrijfsmatige activiteiten aanwezig, zodat er vanuit bedrijven en milieuzonering geen belemmering zijn.

Het woon- en leefklimaat in het plangebied kan dan ook voldoende worden gegarandeerd.

Conclusie

Met inachtneming van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat in deze situatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Verderop gelegen bedrijfsmatige activiteiten worden door deze woningbouwontwikkeling niet belemmerd. Resumerend geeft de planontwikkeling vanuit milieuzonering geen beperkingen voor aanwezige milieubelastende activiteiten.

6.1.3 Geluid

6.1.3.1 Wegverkeerslawaai Wettelijk kader

Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing te worden genomen, tenzij deze binnen een woonerf gelegen is of voor de weg een maximum rijsnelheid van 30 km/uur geldt. Deze wegen hebben een zone. Dit is een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden, voor zover sprake is van wonen. De grootte van de zones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de definitie van het gebied (buitenstedelijk of binnenstedelijk). Buitenstedelijk is het gebied dat buiten de bebouwde kom is gelegen en het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend langs een autosnelweg. Het overige gebied is binnenstedelijk.

Onderzoek/ beoordeling

In deze situatie is sprake van bestaande wegen en nieuwe woningen. De voorkeursgrenswaarde voor nieuwe woningen binnen gezoneerde wegen (wegen met een maximum snelheid van 50 km/ uur binnen een zone van 200 m) bedraagt (inclusief aftrek) 48 (dB) Lden met een maximale ontheffingswaarde van 63 (dB) Lden. Indien de berekende belasting genoemde waarde overschrijdt, dient in eerste instantie onderzocht te worden of maatregelen mogelijk zijn die de geluidsbelasting verlagen tot de voorkeursgrenswaarde of minder. Conform de Wet geluidhinder zijn wegen die zijn uitgevoerd als wegen met een maximum snelheid van 30 km/u niet gezoneerd. Geluidgevoelige objecten die langs een niet-gezoneerde weg zijn gelegen, behoeven niet in een akoestisch onderzoek betrokken te worden.

Alle wegen binnen een zone van 200 m van het plangebied zijn 30 km/u wegen, zodat een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai achterwege kan worden gelaten.

Niet gezoneerde wegen

Bij een nieuwe ontwikkeling dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), in het kader van een

goede ruimtelijke ordening, het akoestische klimaat inzichtelijk te worden gemaakt en te worden beoordeeld indien er sprake is van geluidgevoelige bestemmingen ter plaatse van of nabij de ruimtelijke ontwikkeling. Het akoestisch klimaat wordt bepaald door alle aanwezige geluidsbronnen samen. In dat kader dienen ook de niet gezoneerde wegen (30 km/uur wegen) bij de beoordeling te worden betrokken.

Aangetoond dient te worden dat als gevolg van de gecumuleerde geluidbelasting geen sprake is van onaanvaardbare negatieve effecten op het woon- en leefklimaat. Een wettelijk grenswaarde is hierbij niet aan de orde. Om inzicht te krijgen in de hoogte van de geluidsbelasting afkomstig van 30 km/uur wegen, is deze vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Cauberg Huygen te Rotterdam (rapport van 4 juli 2019, referentie 05542-51396-02 Bijlage 2). Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde alleen van de voorgevels van de woningen aan de Wilhelminastraat wordt overschreden. Hiermee is sprake van een beperkte overschrijding van de voorkeursgrenswaarde (48 dB). Als hier sprake was geweest van een weg met zone zou een hogere waarde van 53 dB aangevraagd moeten worden. Omdat de benodigde hogere waarde niet meer dan 53 dB bedraagt zou de gemeente geen aanvullende voorwaarden met betrekking tot geluidluwe gevels en buitenruimten gesteld hebben vanwege de tot 5 dB beperkte overschrijding. De situatie is hiermee acceptabel.

Conclusie

Het plangebied ligt buiten gezoneerde wegen, omdat binnen 200 m van het plangebied alleen wegen liggen met een maximale snelheid van 30 km/ uur. Uit onderzoek blijkt dat er alleen een beperkte overschrijding is tot 5 dB voor woningen aan de Wilhelminastraat. De situatie is hiermee acceptabel. Er hoeft voor de nieuwbouwwoningen ten aanzien van het wegverkeer geen hogere waarden te worden vastgesteld.

6.1.3.2 Spoorweglawaai Wettelijk kader

Op 1 juli 2012 is regeling voor hoofdspoorwegen gewijzigd. Middels de vaststelling van geluidproductieplafonds (gpp’s) is een grens voor de maximale optredende geluidniveaus voor langs Rijksinfrastructuur vastgelegd. De bij vaststelling gehanteerde gegevens zijn vastgelegd in het bronregister. Voor de beoordeling van een plan blijft de Wgh van toepassing maar dient gebruik te worden gemaakt van de brongegevens uit het register.

Onderzoek/ beoordeling

De spoorlijn Utrecht - Leiden is een hoofdspoorweg waar een geluidproductieplafond van toepassing is.

De zonebreedte bedraagt op grond van artikel 1.4a van het Bgh 300 m. Het plangebied ligt buiten deze zone (op minimaal 315 m), zodat een akoestisch onderzoek spoorweglawaai achterwege kan blijven.

Conclusie

Het plangebied ligt buiten gezoneerde spoorwegen. Spoorweglawaai vormt daarmee geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

6.1.3.3 Industrielawaai

Wettelijk kader Industrielawaai

Industrielawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van industrielawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe een industrieterrein te zoneren, indien het bestemmingsplan de vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers (conform artikel 2.4, Inrichtingen en Vergunningenbesluit) toestaat (artikel 40 Wgh). Dat betekent dat de maximale geluiduitstraling van het industrieterrein wordt vastgelegd middels het opnemen van een 50 dB(A)-contour voorkeursgrenswaarde in het bestemmingsplan voor realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone voor industrielawaai.

Onderzoek/ beoordeling

Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een industrieterrein. Voor de woningbouw is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het plangebied ligt niet in de zone van een gezoneerd industrieterrein. Industrielawaai vormt daarmee geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

6.1.3.4 Cumulatieve geluidbelasting Wet geluidhinder Wettelijk kader

Bij wijziging of vaststelling van een bestemmingsplan binnen zones van meerdere geluidsbronnen dient, op grond van het gestelde in artikel 110f van de Wgh, onderzoek te worden gedaan naar de cumulatieve geluidsbelasting vanwege de verschillende geluidsbronnen. De berekening van de cumulatieve geluidsbelasting staat in hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. De gecumuleerde geluidsbelasting moet worden bepaald wanneer er sprake is van blootstelling aan meerdere gezoneerde geluidsbronnen en/of lawaaisoorten waarvan de afzonderlijke geluidsbelasting de voor de betreffende bron geldende voorkeursgrenswaarde overschrijdt.

Woon- en leefklimaat

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is inzicht vereist in de geluidsbelasting van de verschillende geluidsbronnen samen, ter plaatse van de te ontwikkelen woningen. Het geluidsniveau van alle geluidsbronnen samen geeft een indicatie voor de te verwachten geluidhinder. De cumulatieve geluidsbelasting is bepaald volgens de methode “Miedema”. De te verwachten hinder als cumulatieve geluidbelasting is gekwantificeerd volgens tabel 6.2.

Voor het plangebied is de de Atlas van de Omgevingsdienst Midden-Holland gehanteerd, omdat er voor Bodegraven geen Milieukwaliteitsmaat volgens de methode Miedema voorhanden is (figuur 11). Voor het plangebied is railverkeer niet relevant; alleen wegverkeer telt mee in de cumulatie. Op basis hiervan is de wegverkeer contour 48-53 dB. Na overleg met de Omgevingsdienst Midden-Holland is hierbij 5 dB opgeteld (Miedema is zonder 5dB aftrek). In dat geval is de geluidsbelasting 53-58 dB, wat volgens de Miedema methode 'matig' is. Deze uitgangspunten komen overeen met de berekeningen van het akoestisch onderzoek van Cauberg Huygen (Bijlage 2), waaruit blijkt dat de optredende geluidbelasting (zonder aftrek) vanwege alle wegen gezamenlijk maximaal 58 dB bedraagt op de voorgevels (zuid) van

het project. Binnen de bebouwde kom is dit passend.

Figuur 11: Overzicht Atlas Geluid van Omgevingsdienst Midden-Holland binnen het plangebied.

Plangebied lichtblauw gearceerd in de contour van 48-53 dB.

6.1.4 Bodem