• No results found

5. Data en methodologie

5.2 Meting van governance

Voor iedere AEX-onderneming is corporate governance als volgt gemeten:

] ) ( ) ( [ )

(G score deel bepaling xweging deel bepaling index

Governance (10)

Naast een index (G) voor alle best practices zijn er ook vijf subindices samengesteld. De groepsindeling, die grotendeels overeenkomt met de indeling die Alves en Mendes (2004) gebruiken, maakt het mogelijk om te onderzoeken of een bepaalde groep bepalingen aandeelhouderswaarde creëert en een andere groep niet. De indeling is als volgt: rechten van aandeelhouders (G1); bestuurders (G2); de RvC en de diverse commissies (G3); interne regels en processen die het kader vormen voor corporate governance (G4); en openbare informatieverstrekking (G5).

36

De invulling van groepen 2 en 3 is gericht op de eisen die gesteld worden aan (contracten met) personen die functies in het bestuur, RvC of de commissie invullen. Bepalingen over de interne processen binnen en tussen deze organen zijn niet in deze groepen opgenomen, maar in een aparte groep (groep 4).

Paragraaf 5.2.1 bespreekt welke governance bepalingen in bovenstaande indices worden gebruikt en hoe deze ontleed worden in deelbepalingen; 5.2.2 gaat over hoe informatie over een (deel)bepaling omgezet is in een kwantitatieve score; paragraaf 5.2.3 bespreekt wat het relatieve belang (weging) van een (deel)bepaling is binnen het „governance framework‟;

5.2.1 (Deel)bepalingen

Het onderzoeksgebied beslaat alle best practice bepalingen uit de code Tabaksblat, behalve de bepaling die geldt voor de inhoud van het verslag van de externe accountant (V.4.3) en degene die gelden voor institutionele beleggers (IV.4.1 t/m IV.4.3). Deze zijn buiten beschouwing gelaten, omdat ze niet op de vennootschap zelf gericht zijn. De principes uit de code zijn kwalitatief van aard en daarom niet onderzocht. Ter aanvulling op de codebepalingen zitten er in het onderzoek vijf stellingen over beschermingsconstructies (B1 t/m B5 in appendix 1). Uit de bespreking in hoofdstuk 3 blijkt namelijk dat de code naar de mening van de auteur onvoldoende aandacht besteedt aan dit element van corporate governance. In appendix 1 zijn daarnaast drie bepalingen toegevoegd over het ontbreken van een

Auditcommissie, Remuneratiecommissie of Selectie- en benoemingscommissie als er

een

Raad van Commissarissen is die meer dan vier leden omvat.

Voor iedere best practice bepaling is de naleving van de letterlijke tekst uit de code Tabaksblat onderzocht, behalve voor bepaling II.1.4:

II.1.4 In het jaarverslag verklaart het bestuur dat de interne risicobeheersings- en controlesystemen adequaat en effectief zijn en geeft hij een duidelijke onderbouwing hiervan. Het bestuur rapporteert in het jaarverslag over de werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem in het verslagjaar. Het bestuur geeft daarbij tevens aan welke eventuele significante wijzigingen zijn aangebracht, welke eventuele belangrijke verbeteringen zijn gepland en dat één en ander met de Auditcommissie en de Raad van Commissarissen is besproken.

Vennootschappen en beleggers gaven aan behoefte te hebben aan een nadere invulling van deze bepaling. De Monitoring Commissie (2005:8) stelt daarom dat aan de bepaling is voldaan indien:

1. Ten aanzien van financiële verslaggeving risico‟s:

- wordt verklaard dat de risicobeheersings- en controlesystemen een redelijke mate van zekerheid geven dat de financiële verslaggeving geen onjuistheden van materieel belang bevat;

- wordt verklaard dat de risicobeheersings- en controlesystemen in het verslagjaar naar behoren hebben gewerkt;

- wordt verklaard dat er geen indicaties zijn dat de risicobeheersings- en controlesystemen in het lopende jaar niet naar behoren zullen werken;

- eventuele tekortkomingen die mogelijkerwijs materiële gevolgen kunnen hebben en in het verslagjaar respectievelijk het lopende jaar zijn geconstateerd worden gemeld, waarbij tevens aangebrachte of geplande verbeteringen worden aangegeven.

37

2. Ten aanzien van andere risico‟s (operationele/strategische risico‟s en wet- en regelgeving risico‟s):

- een beschrijving van de risicobeheersings- en controlesystemen op basis van de geïdentificeerde belangrijke risico‟s wordt gegeven;

- indien van toepassing, belangrijke tekortkomingen die in het verslagjaar zijn geconstateerd worden gemeld, waarbij tevens aangebrachte of geplande verbeteringen worden aangegeven.

Voor wat betreft de inhoud van een “redelijke mate van zekerheid” dient uitgegaan te worden van wat als zodanig geldt voor een zorgvuldig handelende bestuurder in de gegeven omstandigheden.

In het onderzoek vervangt deze beschrijving bepaling II.1.4. De volgende zin uit de oorspronkelijke bepaling completeert de in dit onderzoek gebruikte tekst:

„Het bestuur geeft daarbij aan dat één en ander met de Auditcommissie en de Raad van Commissarissen is besproken‟.

Er ontstaat hierdoor een probleem bij het onderzoek over het boekjaar 2004. Bovenstaande toelichting was bij het opstellen van de jaarverslagen over 2004 niet beschikbaar en daarom hebben veel vennootschappen in hun verklaring geen onderscheid gemaakt naar soorten verslaggevingrisico‟s. Omwille van de vergelijkbaarheid kiest de auteur ervoor om daarom de verklaringen over het boekjaar 2005 ook te gebruiken voor de beoordeling van deze bepaling over het boekjaar 2004, behalve als er in het jaarverslag over het boekjaar 2004 duidelijke aanwijzingen staan voor een andere situatie.

Bepalingen die uit meerdere componenten bestaan, zijn ontleed in deelbepalingen. Achter het nummer van deze bepalingen is een letter opgenomen. Binnen één best practice bepaling zijn sommige deelbepalingen, afhankelijk van het antwoord op een voorgaande deelbepaling, niet van toepassing. Om de directe verbondenheid aan te geven krijgen deze deelbepalingen nog een extra letter. Bepaling II.1.4 kan bijvoorbeeld worden ontleed in de volgende deelbepalingen:

II.1.4.a Ten aanzien van financiële verslaggeving risico‟s wordt verklaard dat de risicobeheersings- en controlesystemen een redelijke mate van zekerheid geven dat de financiële verslaggeving geen onjuistheden van materieel belang bevat;

II.1.4.b Ten aanzien van financiële verslaggeving risico‟s wordt verklaard dat de risicobeheersings- en controlesystemen in het verslagjaar naar behoren hebben gewerkt;

II.1.4.c Ten aanzien van financiële verslaggeving risico‟s wordt verklaard dat er geen indicaties zijn dat de risicobeheersings- en controlesystemen in het lopende jaar niet naar behoren zullen werken;

II.1.4.d Ten aanzien van financiële verslaggeving risico‟s eventuele tekortkomingen die mogelijkerwijs materiële gevolgen kunnen hebben en in het verslagjaar respectievelijk het lopende jaar zijn geconstateerd worden gemeld;

II.1.4.da waarbij tevens aangebrachte of geplande verbeteringen worden aangegeven;

II.1.4.e Ten aanzien van operationele risico‟s een beschrijving van de risicobeheersings- en controlesystemen op basis van de geïdentificeerde belangrijke risico‟s wordt gegeven;

II.1.4.f Ten aanzien van strategische risico‟s een beschrijving van de risicobeheersings- en controlesystemen op basis van de geïdentificeerde belangrijke risico‟s wordt gegeven;

II.1.4.gTen aanzien van wet- en regelgeving risico‟s een beschrijving van de risicobeheersings- en controlesystemen op basis van de geïdentificeerde belangrijke risico‟s wordt gegeven;

II.1.4.efga Indien van toepassing: ten aanzien van andere risico‟s (operationele/strategische risico‟s en wet- en regelgeving risico‟s) belangrijke tekortkomingen die in het verslagjaar zijn geconstateerd worden gemeld;

II.1.4.efgaa waarbij tevens aangebrachte of geplande verbeteringen worden aangegeven;

II.1.4.i Het bestuur geeft daarbij aan dat één en ander met de Auditcommissie en de Raad van Commissarissen is besproken.

Deelbepalingen die voorschrijven dat in het jaarverslag de werking of aanwezigheid van een intern proces vermeld dient te worden, zijn verder uitgesplitst om onderscheid te kunnen maken tussen bepalingen gericht op externe informatievoorziening en bepalingen gericht op interne processen. Daardoor is het mogelijk om alle bepalingen in te delen in groepen.

38

Bepaling II.1.4.a is bijvoorbeeld uitgesplitst in de volgende twee deelbepalingen:

II.1.4.a Er is in het jaarverslag een verklaring aanwezig over de mate van zekerheid die de interne risicobeheersi ngs- en controlesystemen geven dat de financiële verslaggeving geen onjuistheden van materieel belang bevat;

II.1.4.aa er wordt ten aanzien van financiële verslaggeving risico‟s verklaard dat de risicobeheersings- en controlesystemen een redelijke mate van zekerheid geven dat de financiële verslaggeving geen onjuistheden van materieel belang bevat. Als er geen verklaring aanwezig is, dan is deze bepaling niet van toepassing;

De volledige groepsindeling per deelbepaling is opgenomen in appendix 1.

5.2.2 Score op (deel)bepalingen

Alvorens de scores op (deel)bepalingen vast te stellen, presenteert tabel 22 een aantal keuzes dat leidend is in het onderzoek. Deze tabel is deels ontleend aan Akkermans et al (2007, p.17). Als informatie over de naleving van codebepalingen niet controleerbaar is, zoals de naleving van bepalingen over interne processen, is vertrouwd op het daarover gerapporteerde in het jaarverslag en op de website. De auteur veronderstelt daarmee dat deze bepalingen zijn nageleefd, tenzij expliciet anders is aangegeven.

Tabel 22 Onderzoekskeuzes

De vindplaats van de informatie

Hoewel in de code bij een aantal bepalingen expliciet naar een bepaald document wordt verwezen (bijvoorbeeld, II.2.9 inzake het remuneratierapport), wordt in dit onderzoek ruimer te werk gegaan en wordt gekeken naar informatie die „vindbaar is in publieke bronnen‟. Dit komt neer op informatie die traceerbaar is op de website van de vennootschap. Deze werkwijze brengt „de geest van de code‟ beter tot uitdrukking. Als de auteur bij het lezen van de jaarverslagen de indruk krijgt dat niet alles over de afwijkingen van de code is opgegeven, dan verricht hij aanvullend onderzoek. De curriculum vitae van een aantal commissarissen is bijvoorbeeld opgezocht om te achterhalen of er een financieel expert aanwezig was in de raad, omdat hierover niets in het jaarverslag vermeld was

Als een onderneming is overgenomen, dan is de website soms niet meer beschikbaar. In dergelijke gevallen zijn de

jaarverslagen via een zoekmachine nog beschikbaar en wordt gepoogd de notulen van aandeelhoudersvergaderingen, statuten, diverse verslagen en reglementen via dezelfde weg te verzamelen. De auteur schat in dat deze werkwijze ervoor zorgt dat de indexscores van deze ondernemingen niet wezenlijk afwijken van die van ondernemingen waarvan de website nog

beschikbaar is.

Voor bepaling I.2 en de deelbepalingen behorend bij best practice II.1.2, de bepaling over publicatie van de doelstellingen, strategie en randvoorwaarden in het jaarverslag, is gebruik gemaakt van de beoordeling van de Vereniging van Effectenbezitters. Zij publiceert op haar site of een onderneming in januari 2007 wel of niet voldeed aan deze (deel)bepalingen. De auteur bepaalt vervolgens of er een wezenlijk verschil aanwezig is tussen deze gegevens en de gegevens van andere jaren.

Beleid versus feitelijkheid

Een aantal bepalingen kan, gezien de bewoordingen, zowel geverifieerd worden op basis van een feitelijke gebeurtenis als op basis van een beleidslijn die de vennootschap zegt te hanteren. Dit onderzoek richt zich op feitelijkheid. Vennootschappen die aangeven dat het mogelijk is dat de toekomstige voorzitter van de remuneratiecommissie eveneens voorzitter is van de Raad van Commissarissen (bepaling III..5.11), maar waarbij dit momenteel niet het geval is, voldoen aan bepaling III.5.11. Dit komt de vergelijkbaarheid ten goede, omdat veel ondernemingen zich niet publiekelijk uitspreken over toekomstig beleid op dit gebied.

De verificatieperiode

Voor de verificatie van de bepalingen van de code wordt uitgegaan van gebeurtenissen die zich in het betreffende boekjaar (2004, 2005, 2006 of 2007) hebben voorgedaan. Voor bepalingen over aandeelhoudersvergaderingen levert dit een situatie op waarin voor een bepaald boekjaar data worden gebruikt van de vergadering die handelt over het voorgaande boekjaar. Als er in het betreffende boekjaar voor een bepaling geen gebeurtenis heeft plaatsgevonden, dan wordt gekeken naar de laatste gebeurtenis mits deze na de inwerktreding van de code op 1-1-2004 plaatsvond. Dit impliceert bijvoorbeeld dat de verificatie

39

van bepaling II.2.11 (inzake onverwijlde publicatie van het contract met een nieuwe of herbenoemde bestuurder) voor de dataverzameling over boekjaar 2005 betrekking heeft op in het boekjaar 2005 (her)benoemde bestuurders. Als er in dat boekjaar geen bestuurders zijn (her)benoemd, dan wordt gekeken naar de laatste benoeming mits deze na 1-1-2004 tot stand is gekomen. Voor verplichte publicaties op de website is verondersteld dat de in mei 2008 op de website beschikbare informatie ook tijdens de jaren 2004-2006 op de site beschikbaar was, tenzij uit openbare informatie het tegendeel blijkt. Deels gebaseerd op de onderzoekskeuzes van Akkermans e.a. (2007, p.17).

Om de score voor een (deel van een) best practice te bepalen is gebruik gemaakt van het in tabel 23 gepresenteerde overzicht van Akkermans et al (2007). Een (deel)bepaling die niet is nageleefd en niet onderschreven of waarover geen uitleg wordt verstrekt, krijgt de score 1. Als een onderneming de code naleeft of de bepaling is niet van toepassing, dan krijgt ze de score 0. Als ze tijdelijk van een bepaling afwijkt of contracten wenst te respecteren die zijn afgesloten voor 1 januari 2004, dan krijgt de bepaling de score 0,5. De overige scores zijn opgenomen in tabel 23. De hoogte van deze scores is bepaald door slechts één persoon, de auteur van dit onderzoek, en dat vormt een beperking van het onderzoek.

Tabel 23 Uitleg voor het niet naleven van de (deel)bepalingen

Gegeven uitleg Score

1. bestaande afspraken en/of contracten wenst te respecteren. 0,5

2. zich conformeert aan bestaande wet- en regelgeving en/of deze afdoende acht, dan wel de bepaling in strijd acht met jurisprudentie en/of wet- en regelgeving, dan wel nadere wetgeving op dit terrein wenst af te wachten.

1 3. nog bezig is met het implementeren van de bepaling en de verwachting heeft deze in het komende boekjaar

wél na te leven, dan wel stelt dat het een tijdelijke afwijking betreft.

0,5 4. een eigen regeling kent waarvan zij uitdrukkelijk vindt dat deze in overeenstemming is met de geest van de

Nederlandse corporate governance code.

* 5. een andere regeling kent (toelichting: er wordt in dit geval slechts informatie over de eigen regeling verschaft

zonder nadere motivering).

1 6. vindt dat de bepaling vraagt om een werkwijze die niet gebruikelijk is in de landen en/of sectoren waarin zij

actief is.

1 7. vindt dat de invoering van de bepaling een te grote administratieve en/of financiële last zou vergen en/of van

mening is dat de vennootschap te klein is om de bepaling te kunnen naleven.

1

8. vindt dat de bepaling ligt op een terrein dat een privéaangelegenheid van bestuurders/commissarissen is. 1

9. het wenselijk acht dat vertegenwoordigers van bepaalde groeperingen in de raad zitting hebben. 1

10. van mening is dat de bepaling niet op haar van toepassing is. 1

11. overige redenen. **

Bron van het overzicht van gegeven uitleg: Akkermans e.a. (2007).

* De auteur beoordeelt of redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de eigen regeling in overeenstemming is met de geest van de code. Als hij oordeelt dat dit het geval is, dan krijgt de bepaling de score 0. Als dit niet het geval is of onvoldoende informatie over de regeling is verstrekt, dan krijgt de bepaling de score 1.

** De uitlegt die valt in de categorie overige redenen is vaak bedrijfsspecifiek en wordt door de auteur per geval een score van 0, 0,5 of 1 toegekend.

5.2.3 Weging van (deel)bepalingen

De score van de (deel)bepaling is vermenigvuldigd met de weging van de betreffende bepaling. Als een bepaling niet is ontleed in deelbepalingen, dan krijgt ze de weging 1. Is een bepaling wel ontleed in deelbepalingen, dan krijgt iedere deelbepaling een evenredige weging. Ter illustratie; bij een bepaling die bestaat uit drie deelbepalingen, krijgt iedere deelbepaling een weging van 1/3e. De wegingen zijn tussen haakjes opgenomen achter de (deel)bepalingen in appendix 1.

40

De auteur maakt de volgende uitzondering op bovenstaande methode voor deelbepalingen met achter hun nummer meerdere letters. Dit geldt bijvoorbeeld voor de volgende bepalingen:

II.1.4.d Ten aanzien van financiële verslaggeving risico‟s eventuele tekortkomingen die mogelijkerwijs materiële gevolgen kunnen hebben en in het verslagjaar respectievelijk het lopende jaar zijn geconstateerd worden gemeld; (1/14)

II.1.4.da waarbij tevens aangebrachte of geplande verbeteringen worden aangegeven; (1/14)

Als een onderneming niet voldoet aan deelbepaling II.1.4.d, dan is bepaling II.1.4.da niet van toepassing. Het gewicht van bepaling II.1.4. wordt in dat geval opgeteld bij het gewicht van bepaling II.1.4.d, waardoor deze een gewicht van 2/14e krijgt.

Tabel 24 presenteert de voor- en nadelen van twee alternatieve methoden om de (deel)bepalingen een gewicht toe te kennen. Deze methoden worden in het onderzoek buiten beschouwing gelaten.

Tabel 24 Alternatieve methodes

1. Iedere deelbepaling krijgt een weging van 1. Deze methode is eenvoudiger te implementeren en voorkomt dat indices uit cijfers tot ver achter de komma bestaan, maar de methode doet afbreuk aan het relatieve belang van best practices. Ter illustratie: als aandelen gecertificeerd zijn en het administratiekantoor geen verslag doet van zijn activiteiten, dan zou dit 11 keer zo zwaar op de governance index van de onderneming drukken als een overtreding van de bepaling dat

certificaathouders een bindende steminstructie kunnen geven voor de aandelen die het administratiekantoor voor hen houdt. 2. De auteur beoordeelt in hoeverre iedere (deel)bepaling van invloed is op het complete framework van corporate

governance en geeft vervolgens een weging aan de (deel)bepaling. Deze methode kan een betere benadering zijn van het werkelijke belang dat aandeelhouders aan bepaalde (deel)bepalingen toedichten, maar introduceert een grote mate van subjectiviteit. De wegingen zouden uitsluitend door de auteur moeten worden bepaald zonder dat er vergelijkingsmateriaal beschikbaar is.