• No results found

6. Frame analyse van de berichtgeving omtrent de Griekse crisis

6.1 Methodologie

Voor dit onderzoek naar frames in de Nederlandse media met betrekking tot de Griekse crisis is er voor gekozen om de berichtgeving van twee dagbladen te analyseren. Dit betekent dat het onderzoek beperkt is tot geschreven media en niet als representatief voor alle Nederlandse media beschouwd kan worden. Het kan noch als representatief voor alle Nederlands geschreven media beschouwd worden, aangezien het slechts twee dagbladen analyseert.

Er is voor gekozen de berichtgeving omtrent de crisis van de Telegraaf en de Volkskrant te onderzoeken. Met deze keuze is getracht zowel artikelen uit een kwaliteitskrant (de Volkskrant) als uit een meer op sensatie gerichte krant (de Telegraaf) in het onderzoek te betrekken. De Telegraaf is de meeste gelezen krant van Nederland met een geprinte oplage van 533.227 exemplaren en een digitale oplage van 51258 in 2013. De Volkskrant had in 2013 een geprinte oplage van 255.097 en een digitale oplage van 78.399 (HOI instituut voor media auditing 2014).

Aangezien de berichtgeving rondom de crisis extensief is, wordt deze ten behoeve van het onderzoek via verscheidene wijzen ingeperkt. In eerste instantie is de tijdsperiode waarin de berichtgeving is gevolgd beperkt tot de periode vanaf oktober 2009 tot en met december 2010. Hiermee komt de ‘uitbraak’ van de crisis goed in beeld en de aanloop naar het eerste reddingsplan van de EU. Daarnaast is er gekozen om alleen krantenartikelen te gebruiken die in bepaalde secties van de kranten zijn verschenen. In het geval van de Telegraaf zijn artikelen geselecteerd die verschenen zijn op de voorpagina of afkomstig zijn uit de secties ‘De Financiële Telegraaf’ of ‘Over Geld’. Uit de Volkskrant zijn artikelen inbegrepen in het onderzoek die verschenen zijn op de voorpagina of in de sectie ‘economie’. Voor deze secties is gekozen omdat hierin de meeste voor het onderzoek relevante artikelen werden aangetroffen. Voor beide dagbladen geldt dat artikelen die slechts de mening van een derde weergeven (zoals een interview) uitgesloten zijn. Bovendien zijn artikelen die zijn overgenomen van grote persbureaus buiten beschouwing gelaten. Tot slot zijn slechts artikelen die daadwerkelijk over de crisis in Griekenland gaan meegenomen in het onderzoek en artikelen verwant hieraan (bijvoorbeeld over Duitse verkiezingen die werden gedomineerd door de crisis in Griekenland) uitgesloten.

De krantenartikelen zijn via een online database geraadpleegd. Deze manier van datavergaring is niet geheel betrouwbaar, omdat er altijd het risico bestaat dat bepaalde

artikelen die eigenlijk geïncorporeerd zouden moeten worden in het onderzoek niet ‘gevonden’ worden (Deacon 2007, zoals geparafraseerd in Tracy 2011, p. 517). Naar aanleiding hiervan is er gedurende de datavergaring gekozen om de brede zoekterm ‘Griekenland’ te gebruiken. In de bovengenoemde tijdsperiode zijn alle artikelen die de term ‘Griekenland’ bevatten beoordeeld op de relevantie voor dit onderzoek. De zoekopdracht leverde in totaal 189 artikelen op die voldeden aan de bovengenoemde criteria, 78 hiervan waren afkomstig uit de Telegraaf en 111 artikelen uit de Volkskrant. Het onderzoek is opgesplitst in een inductieve fase en een deductieve fase. In de inductieve fase heeft er een kwalitatieve analyse van de data plaatsgevonden, waaruit vier frames naar voren zijn gekomen:

- De Grieken liegen stelselmatig (Het ‘bedrog frame’)

- De crisis in Griekenland zet de Euro onder druk ( Het ‘Euro frame’)

- De Grieken zijn niet bereid de consequenties van hun daden te aanvaarden (Het ‘plichtsbesef frame’)

- Griekenland is een zwakke broeder in de Eurozone (Het ‘zwakke broeder frame’) In de deductieve fase van het onderzoek is er gekeken naar de mate waarin deze frames aanwezig zijn in de berichtgeving in de gestelde periode. Bovendien is er gekeken of er verschillen waar te nemen zijn tussen de berichtgeving in de Telegraaf en in de Volkskrant. De veronderstelling was dat deze er wel zouden zijn, voortkomend uit het feit dat de Telegraaf veelal als een sensatiegerichte krant beschouwd wordt, terwijl de Volkskrant geacht wordt een kwaliteitskrant te zijn.

6.2 Inductieve fase

Aan de hand van de vergaarde data zijn de volgende frames in de berichtgeving van de Griekse crisis door de Telegraaf en de Volkskrant in beeld gekomen:

1. De Grieken liegen stelselmatig

Dit lijkt een dominant frame te zijn geweest in de berichtgeving omtrent de crisis in de onderzochte periode. Niet alleen in de periode na het uitkomen van het bedrog van Griekse overheid in oktober 2009 werd hierover bericht, maar tot half 2010 werd herhaaldelijk geschreven over het “Griekse gesjoemel met cijfers en statistieken” (De Telegraaf 10/02/2010) en werd er bericht dat de “Grieken de boel hebben bedonderd” (De Telegraaf 15/02/2010). In de aanloop naar het eerste noodpakket voor Griekenland

werd er bericht dat de Grieken het verdienen een hoge rente te moeten betalen, omdat “zij moeten bloeden voor het feit dat ze hun cijfers jarenlang hebben geflatteerd” (De Telegraaf 07/04/2010). In dezelfde lijn wordt bericht: “Den Haag en Berlijn willen het bedrog van Athene niet belonen” (Volkskrant 20/03/2010).

Bovendien wordt meerdere malen bericht dat dit niet de eerste keer is dat de Grieken valse data hebben verschaft en zo de EU hebben voorgelogen. Ook wordt er gesteld dat de Griekse toetreding tot de EMU gebaseerd is geweest op statistische fraude. Er wordt bericht dat Griekenland “geen geschiedenis van betrouwbare statistieken” heeft (Volkskrant 11/12/2009) en dat “Athene had gerommeld met de statistieken om de euro te mogen invoeren” (De Telegraaf 11/12/2010). Dit beeld van de leugenachtige Grieken wordt in februari enigszins genuanceerd wanneer het nieuws naar buiten komt dat Goldman Sachs een rol heeft gespeeld bij het gesjoemel met de cijfers bij de Griekse toetreding tot de EMU (Volkskrant 11/02/2010; Volkskrant 25/02/2010; de Telegraaf 15/02/2010; de Telegraaf 16/02/2010). Deze nuance wordt al echter snel achterwege gelaten in de berichtgeving die hierop volgt. Op 26 april 2010 bericht de Telegraaf bijvoorbeeld weer dat “Griekenland voor de zoveelste keer de cijfers gunstiger had voorgesteld dan ze waren.”

Het beschreven frame voldoet aan de eerste drie kenmerken die De Bruijn (2014) heeft geformuleerd die in hoofdstuk vijf aan bod zijn gekomen. Door de formulering in populaire termen zoals hierboven weergegeven (eenvoudige communicatieve structuur), blijft het frame makkelijk hangen in het cognitieve systeem van mensen. Daarnaast worden de berichten dusdanig geformuleerd dat het moeilijk wordt voor de lezer het frame niet te accepteren. Sjoemelen met cijfers en op die manier de andere landen van de EU om de tuin leiden en in de problemen brengen is moeilijk als aanvaardbaar te beschouwen. Ten derde wordt er duidelijk een slechterik aangewezen die alle problemen heeft veroorzaakt: Griekenland, of in sommige gevallen wat genuanceerder geformuleerd als de Griekse overheid, is schuldig.

2. De crisis in Griekenland zet de Euro onder druk

De berichtgeving omtrent de crisis werd ook gekenmerkt door het zogenoemde ‘besmettingsgevaar’ voor de andere Eurolanden en het gevaar voor de Euro an sich. Er is voor gekozen berichten over besmettingsgevaar voor andere Eurolanden buiten beschouwing te laten en de focus te leggen op de angst voor de gevolgen voor de Euro. Kranten koppen als “De Griekse tragedie belast Euro” (De Telegraaf 23/02/2010) en teksten als “de ellende in Griekeland zorgde ervoor dat de Euro op zijn laagste koers kwam te staan in een jaar tijd” (De Telegraaf 03/05/2010) geven goed weer hoe er over

de angst voor de Euro werd geschreven. Er werd zelfs gesproken over een mogelijk exit van Griekenland uit de Euro en herinvoering van de Drachme om zo de Europese munt te redden. Dit is uiteindelijk niet gebeurd. In de berichtgeving werd meermaals geaccentueerd dat de noodhulp aan Griekenland in de vorm van een lening bedoeld was om de Euro te redden. Een bericht in februari luidt: de Europese regeringsleiders “hebben beloofd dat ze Griekenland zullen redden als de stabiliteit van de Eurozone lijdt onder het financiële wangedrag van een van haar leden” (Volkskrant 13/02/2010). Griekenland wordt duidelijk geportretteerd als veroorzaker van de Eurocrisis.

Ook dit frame lijkt weer te voldoen aan de eerste drie kenmerken van De Bruijn (2014). Het heeft wederom een eenvoudige communicatieve structuur: de Griekse crisis zet de Euro onder druk. Daarnaast is het moeilijk niet te accepteren: de genoemde berichten in combinatie met koersdalingen zijn moeilijk tegen te spreken. Tot slot is er duidelijk een “slechterik” in het spel: Griekenland die de rest van Europa heeft misleid. 3. De Grieken zijn niet bereid de consequenties van hun daden te dragen

Doordat Griekenland op een gegeven moment geen mogelijkheden meer zag om zijn schulden op de internationale kapitaalmarkten te herfinancieren, moest het land zich wenden tot de EU en het IMF voor financiële bijstand. Zoals eerder beschreven kwam deze hulp er in de vorm van een pakket noodleningen. Deze leningen waren echter wel conditioneel: Griekenland moest radicale bezuinigingen doorvoeren om in aanmerking te komen voor de noodlening. De kranten berichtten dat de weerstand onder het Griekse volk tegen deze bezuinigingen groot was. De Volkskrant bericht op 25 februari 2010 dat het “heersende beeld rondom Griekenland is dat het land eerst een economische puinhoop creëert die de hele Eurozone in gevaar brengt en vervolgens verontwaardigd is als er maatregelen worden genomen”.

Andere berichten stellen minder expliciet dat de Grieken niet hun verantwoordelijkheid willen nemen, maar uiten zich negatief over de stakingen en de demonstraties die gehouden worden tegen de bezuinigingen. In een bericht over de Griekse economie wordt bijvoorbeeld geschreven dat de Griekse economie naar verwachtingen in 2012 pas weer zou gaan groeien, “mits deze niet kapot gestaakt wordt”(De Telegraaf 03/05/2010). Een dag later volgt er de opmerking in een artikel dat “het zeer de vraag is of de Grieken met alle weerstand uit de bevolking in staat zijn de benodigde bezuinigingen te halen” (De Telegraaf 04/05/2010). De Volkskrant vraagt zich af in een artikel of bezuinigingen niet te veel gevraagd zijn voor “een land als Griekenland, waar de bevolking bij het minste of geringste de straat opgaat” (Volkskrant 30/01/2010). Bovendien spreekt het dagblad van een “groeiende volkswoede”

(Volkskrant 08/05/2010). De situatie wordt in enkele artikelen genuanceerd door te stellen dat het vooral de publieke sector is die staakt en dat het aantal deelnemers aan de protesten afneemt. Veruit de meeste artikelen berichtten echter zoals de hierboven genoemde voorbeelden doen.

Ook in dit geval zijn de kernmerken van De Bruijn (2014) waar te nemen. Het

frame dat neergezet wordt heeft een eenvoudige communicatieve structuur: de Grieken

nemen hun verantwoordelijkheid niet. Het is moeilijk om het frame niet te accepteren: de Grieken hebben er zelf “een potje van gemaakt” en komen vervolgens in opstand wanneer de consequenties van hun gedrag gedragen dienen te worden. Tot slot is wederom de Griek hier de “slechterik”. Hierbij moet wel gezegd worden dat dit niet helemaal opgaat wanneer enkele artikelen die iets genuanceerder berichten in beschouwing worden genomen.

4. Griekenland is een zwakke broeder binnen de Eurozone

Griekenland wordt in de berichtgeving rondom de crisis meerdere malen betiteld als een zwakke broeder in de Eurozone, als een kwakkelend land en als het zorgenkindje van de EU. Als zwakke broeder wordt het in lijn gesteld met andere zwakke Eurolanden als Spanje en Portugal. Griekenland is ook wel betiteld als “de zwakste schakel van de Euro” (Volkskrant 23/02/2010).

In dit frame wordt Griekenland niet zozeer neergezet als een “slechterik”, maar eerder als een land dat het minder goed getroffen heeft dan andere landen. Het land lijkt hier enigszins neergezet te worden als slachtoffer. Dit staat pal tegenover de wijze waarop de Grieken geportretteerd worden in de eerder benoemde frames. Het is opmerkelijk te noemen dat deze frames verschillende malen naast elkaar gebruikt zijn in dezelfde artikelen. In één artikel wordt het land bijvoorbeeld eerst bestempeld als kwakkelende EU-broeder, waarna er even verderop gesproken wordt over het Griekse gesjoemel met cijfers en dat de Griekse problemen de koers van de Euro beïnvloeden (De Telegraaf 10/02/2010). Hoewel Griekenland hier niet zozeer als slechterik wordt betiteld, voldoet het frame wel aan het eerste kenmerk van De Bruijn (2014): “kwakkelende EU-broeder” heeft een eenvoudige communicatie structuur, waardoor het makkelijk in het cognitieve systeem van mensen blijft hangen.

6.3 Deductieve fase

In de deductieve fase is er gekeken naar de mate waarin de bovengenoemde frames voorkwamen in de berichtgeving in de periode van oktober 2009 tot en met december 2010.

In eerste instantie is het interessant te kijken naar de spreiding van de berichtgeving over de Griekse crisis in de gestelde periode.

okt '0 9

nov dec jan '1

0

febr maart april mei juni juli aug sept okt nov dec

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Telegraaf Volkskrant Totaal

Grafiek 1: aantal nieuwsberichten over de Griekse crisis in de periode okt2009-dec2010 In de bovenstaande grafiek is per dagblad het verloop weergegeven van het aantal nieuwsberichten verschenen per maand omtrent de crisis. Hierbij moet in acht worden genomen dat er in de selectieprocedure voor gekozen is om bepaalde artikelen niet mee te nemen in het onderzoek. De criteria die verbonden zijn aan de selectie van een artikel zijn aan het begin van dit hoofdstuk reeds besproken. Hoewel in oktober 2009 naar buiten kwam dat de begrotingscijfers van Griekenland niet klopten, bleef het aantal

artikelen gewijd aan dit nieuws beperkt. Pas in januari 2010 lijk het een prominenter nieuwsitem te zijn geworden.

De Telegraaf bereikte in maart 2010 haar hoogtepunt qua publicaties over de crisis. De berichtgeving in deze maand stond veelal in het teken van een eventueel noodplan voor de Grieken. De Volkskrant publiceerde de meeste artikelen over de crisis een maand eerder, in februari. De onderwerpen van berichtgeving in deze periode varieerden. Uit bovenstaande grafiek wordt duidelijk dat voor beide dagbladen geldt dat de berichtgeving vanaf juni 2010 aanzienlijk afnam. Dit heeft mogelijk te maken met het feit dat in mei 2010 Griekenland een noodlening werd toegezegd en zo de druk (tijdelijk) van de ketel was.

Bedrog frame Euro frame Plichtsbesef

frame Zwakke broeder frame Okt 2009 - - - - Nov 1 - - - Dec 2 1 1 1 Jan 2010 1 1 1 2 Feb 5 3 3 1 Maart 1 5 2 5 April 4 6 1 2 Mei 1 3 5 3 Juni - - 2 - Juli - - - 1 Aug - - - 1 Sept - - - 1 Okt - - - - Nov - - - - Dec Totaal - 15 - 19 - 15 1 18

Tabel 2: gebruik van frames in de Telegraaf

Bedrog frame Euro frame Plichtsbesef

frame Zwakke broeder frame Okt 2009 1 - - - Nov - - - - Dec 1 2 2 1 Jan 2010 4 2 2 1 Feb 8 7 11 3 Maart 4 4 3 2 April 1 1 6 1 Mei 3 4 8 1 Juni - - 2 - Juli - - 2 - Aug - - - - Sept - - 1 1 Okt - - - 1

Nov - - - -

Dec - - - -

Totaal 22 20 37 11

Tabel 3: gebruik van frames in de Volkskrant

In Tabel 2 en 3 is af te lezen met welke frequentie maandelijks welk frame voorkwam in artikelen van de Telegraaf en de Volkskrant. In verschillende artikelen zijn meerdere

frames gevonden die naast elkaar werden gebruikt. Ook zijn er artikelen bij die geen van

de vier benoemde frames bevatten. Het totaal aantal keer dat frames voorkomen in de berichtgeving staat dus niet gelijk aan het aantal artikelen waarin een frame te onderscheiden valt.

Het feit dat er vaker frames voorkomen in de Volkskrant (90 keer) dan in de Telegraaf (67 keer) kan te wijten zijn aan het feit dat er meer nieuwsartikelen uit de Volkskrant (111 artikelen) zijn betrokken in het onderzoek dan van de Telegraaf (78 artikelen). Buiten het verschil in frequentie van frames, is er ook een verschil te lokaliseren in de populariteit van de vier benoemde frames in de twee dagbladen. Bij de Telegraaf bestaan er geen grote verschillen in de mate van gebruik van de verschillende

frames. Het ‘Euro frame’ met een frequentie van 19 kwam slechts eenmaal vaker voor in

de berichtgeving dan het ‘zwakke broeder frame’ en viermaal vaker dan het ‘bedrog frame’ en het ‘plichtsbesef frame’. Bij de Volkskrant bestaan er grotere verschillen tussen het voorkomen van de verschillende frames. Het ‘plichtsbesef frame’ komt duidelijk vaker voor in de Volkskrant dan de andere frames. Er wordt in de berichtgeving 37 keer gerefereerd naar stakingen en protesten in Griekenland, terwijl er 22 keer wordt gewezen op het feit dat Griekenland gelogen had over haar begrotingscijfers. Duidelijk is dat het ‘zwakke broeder frame’ prominenter is in de berichtgeving van de Telegraaf dan in die van de Volkskrant. Bij de Volkskrant is er slechts 11 keer naar verwezen, terwijl het bij de Telegraaf met 18 verwijzingen op de tweede plek staat. Deze verschillen wijzen wellicht erop dat de Volkskrant een moreel-ethische veroordeling uitspreekt over de Grieken. De Grieken hebben deze problemen veroorzaakt en moeten nu ook de consequenties ervan dragen. De nadruk die de Telegraaf op het ‘zwakke broeder’ frame legt spreekt niet zozeer een moreel-ethisch oordeel uit, maar zou kunnen impliceren dat Griekenland waardeloos is binnen de EU en er een exit wordt voorstaan.

7.

Conclusie

De opzet van deze scriptie was te onderzoeken hoe de berichtgeving omtrent de Griekse financiële crisis door Nederlandse media zich verhoudt tot een wetenschappelijke lezing van de gebeurtenissen. De verwachte uitkomst van het onderzoek was dat de media een simplistisch beeld van de gebeurtenissen hebben geschetst, waarbij bepaalde aspecten overbelicht zijn en andere juist onderbelicht.

Er is in eerste instantie een op basis van wetenschappelijke bronnen een analyse gemaakt van de factoren, zowel interne als externe, die van invloed zijn geweest bij het ontstaan van de crisis. Om vervolgens een beeld te krijgen van de berichtgeving in de Nederlands media is er een frame analyse toegepast op de berichtgeving van twee kranten in de periode van de uitbraak van de crisis tot eind 2010. Hoewel dit niet als representatief beschouwd kan worden voor de gehele media, geeft het wel een indicatie. Benadrukt moet worden dat de periode waarvan de berichtgeving is geanalyseerd beperkt is en dat de conclusies die volgen uit dit onderzoek wellicht anders zouden kunnen zijn geweest als het een andere periode betrof.

Wat geconcludeerd kan worden is dat de vooraf gestelde hypothese juist was. De analyse op basis van wetenschappelijke bronnen en de analyse van berichtgeving omtrent de crisis komen niet overeen. De media hebben een te simplistisch beeld geschetst van de crisis, waarbij Griekenland in veel gevallen als enige verantwoordelijke voor de financiële crisis wordt geportretteerd. In een wereld waarin zaken in verre mate verweven met elkaar zijn is het onmogelijk dat onverantwoordelijk begrotingsbeleid van één land een dermate grote crisis kan veroorzaken. Door die grote mate van verwevenheid en complexiteit is het de media echter ook niet aan te rekenen dat zij een versimpelde weergave van de werkelijkheid verschaffen. Bovendien blijft journalistiek werk dat uitgevoerd wordt door mensen, waardoor subjectiviteit in de selectie van nieuwsfeiten onontkoombaar is.

Uit de gedane frame analyse kwamen vier veel voorkomende frames naar de oppervlakte: het ‘bedrog frame’, het ‘Euro frame’, het ‘plichtsbesef frame’ en het ‘zwakke broeder frame’.

Het ‘bedrog frame’ legt de nadruk op het feit dat verschillende Griekse regeringen stelselmatig foutieve cijfers aan Eurostat hebben aangeleverd. Dit nieuws werd eind 2009 bekend, maar werd tot ver in 2010 genoemd in krantenartikelen. Er valt onmogelijk te ontkennen dat de Grieken Europa om de tuin hebben geleid. In eerste instantie bij de toetreding tot de EMU en later om te voldoen aan de regels van het

Stabiliteits en Groeipact. Door echter de nadruk te leggen hierop en dit feit te blijven herhalen, wordt de boodschap uitgedragen dat het wanbeleid van de Griekse regering op zichzelf de financiële crisis in het land heeft veroorzaakt. Dit beeld doet tekort aan de werkelijkheid. Intern kampte Griekenland, op zowel politiek als economisch vlak, sinds het einde van de dictatuur in 1974 met verschillende structurele problemen. Een