• No results found

4.2.1 Simultaantellingen

Voor een gedegen monitoring van de zomerganzenpopulatie, i.e. een monitoring die een representatief beeld geeft van de aantalsevoluties, is het noodzakelijk om jaarlijks op een gestandaardiseerde manier telgegevens te verzamelen.

In Vlaanderen vonden de simultaantellingen plaats in het eerste weekend na 15 juli (2010: 17-18 juli, 2011: 16-17 juli, 2012: 21-22 juli). De meeste ganzensoorten zijn op dat moment goed te tellen omdat ze geconcentreerd zitten in een beperkt aantal waterrijke gebieden (o.a. Huysentruyt et al. 2010). Om praktische en organisatorische redenen (vakantieperiode) werd gekozen voor één simultaantelling in West- en Oost-Vlaanderen en werd de telperiode uitgebreid van een enkele dag naar een weekend. In de praktijk blijkt 90% van de tellers hun gebieden op één dag geteld te hebben zodat het risico op dubbeltellingen als klein kan ingeschat worden. Met uitzondering van het laatste teljaar (2012) werd jaarlijks uitgebreid over de telresultaten van de simultaantelling gerapporteerd (Adriaens et al., 2010, 2011). De tellingen werd uitgevoerd door vrijwilligers van diverse vogelwerkgroepen in opdracht van en in samenwerking met INBO. De coördinatie in Vlaanderen lag bij Natuurpunt Studie. Exacte aantallen voor Vlaanderen per gebied zijn steeds on line raadpleegbaar op www.waarnemingen.be>projecten>invasieve zomerganzen. De tellingen omvatten de gekende ganzengebieden (selectie op basis van gebiedskennis en selecties in waarnemingen.be), uitgebreid met een aantal gebieden waar potentieel ganzen kunnen voorkomen.

In Nederland werden de tellingen binnendijks uitgevoerd door een medewerker van SOVON. Buitendijkse gebieden vallen binnen het Meetnet Watervogels en werden uitgevoerd door tellers van de Waterdienst van Rijkswaterstaat. In Saeftinghe werden tellingen uitgevoerd door een groep vrijwilligers (telgroep Saeftinghe). Bij de tellingen werden alle waterrijke gebieden en andere gebieden waar potentieel ganzen kunnen verblijven bezocht. In de

80 Zomerganzen in Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen www.inbo.be praktijk zijn de tellingen uitgevoerd tussen 15-24 juli. De tellingen zijn zeer volledig (De Boer 2012).

Nultellingen werden afzonderlijk genoteerd per gebied of deelgebied om onderscheid te kunnen maken met niet getelde gebieden of onvolledig getelde gebieden. Hiervoor werd gebruik gemaakt van een hiervoor ontwikkelde invoermodule op waarnemingen.be en van de invoermodule van SOVON.

4.2.2 Beheermaatregelen genomen in kader van het INVEXO

project

Door de INVEXO project partners werden verschillende beheermaatregelen genomen. Het betreft ingrepen op de reproductie (prikken van eieren) en ingrepen op het aantal vogels (afvangst, afschot). De keuze van beheermaatregelen werd niet gestructureerd doorheen het INVEXO projectgebied. Afhankelijk van opportuniteiten in tijd en ruimte en lokale beheerdoelstellingen werd gebiedsafhankelijk gekozen voor een of meerdere van de maatregelen, waardoor een gemengde implementatie van maatregelen doorheen het projectgebied werd uitgevoerd.

Prikken van eieren

Het prikken van eieren werd toegepast door verschillende partners binnen het projectgebied. De aanpak was niet gestandaardiseerd bv. op het vlak van beheerperiode (aanvang, duur), aantal bezoeken van individuele nesten of dekkingsgraad van een gebied. De manier waarop over deze beheermaatregel gerapporteerd wordt levert fragmentarische en voor de analyse weinig bruikbare gegevens op.

Afvangst

Ganzen werden afgevangen op het moment van de simultaanrui van de slagpennen wanneer de dieren niet kunnen vliegen. De vogels worden hierbij met behulp van een vaartuig naar een fuiksysteem geleid (Figuur 4.1).

www.inbo.be Zomerganzen in Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen 81

Afschot

Afschotgegevens worden gerapporteerd per wildbeheereenheid (WBE). De rapportage werd gesplitst voor België en Nederland omdat het jachtseizoen over een verschillende periode loopt: in Vlaanderen (bijzondere jacht + reguliere jacht) is dit beperkt voor zowel Canadese gans (15 juli - 28 februari) als grauwe gans (15 juli - 30 september). In Vlaanderen valt de openingstijd na de rui- en broedperiode en dus ook na de simultaantelling. In Nederland loopt ze daarentegen van 1 april tot en met 30 september.

Proefacties

Naast de bovenvermelde beheermaatregelen werden ook een aantal proefprojecten gepland en/of opgezet. Deze worden afzonderlijk besproken in hoofdstuk 5.

4.2.3 Gegevensverwerking

GIS verwerking

Tellingen

In Vlaanderen werden de telgegevens per telgebied genoteerd en ingevoerd in een projectmodule van waarnemingen.be. In Nederland werden waarnemingen ingetekend op een topografische kaart. Alle waarnemingen werden in een GIS bestand ingebracht, waarbij waarnemingen werden gekoppeld aan het centroïd van het betreffende telgebied.

Beheer

Alle beheerdata werden in een GIS ingebracht, vertrekkende vanuit het centroïd van de toponiemen. Overlappende gebieden op de figuren met taartdiagrammen worden weergegeven met een streepje. Afvangstgegevens werden door de uitvoerder van de afvangst genoteerd op een invulformulier en ingevoerd in Recorder 6.15 (JNCC 2006).

Trendanalyse

De telgegevens werden voor verdere analyse geaggregeerd op het niveau van fusiegemeente (B) of gemeente (NL). Telgebieden werden aan een (fusie)gemeente toegekend op basis van de ligging van de centroïden van de telgebieden.

Om een trend (over de jaren) te bepalen in een ganzenpopulatie werd gebruik gemaakt van GEE modellen (Generalised Estimating Equation). Deze modellen zijn een uitbreiding van algemene lineaire modellen (GLM’s) en laten in principe gecorreleerde responsen toe (Diggle et al. 1995) zoals dit het geval is met de longitudinale datareeks (tijdsreeks) die werd verzameld. De focus van deze modelleertechniek ligt op het schatten van de gemiddelde respons over de ganse populatie ("population-averaged" effects), eerder dan het effect van (co)variabelen voor een gegeven telgebied, wat best aansluit bij de doelstellingen van dit

project. GEE technieken zijn tevens meer geschikt voor verdelingen die afwijken van de

normale distributie en kunnen beter overweg met ruimtelijke autocorrelatie (o.a. Carl & Kühn 2007). De ruimtelijke correlatie werd gecheckt voor Canadese gans en was verwaarloosbaar

(0.07). Er werd dan ook vanuit gegaan dat dit voor de andere soorten ook het geval was. De

analyses werd uitgevoerd in R (versie 2.15.1) (R Foundation for Statistical Computing http://www.R-project.org) met de package geepack (Halekoh et al. 2006). Per ganzensoort omvat het model de variatie in het aantal ganzen per jaar als fixed effect en de variatie in het aantal ganzen per fusiegemeente als random effect. Hierbij werd voor het aantal ganzen uitgegaan van een Poisson-verdeling met log link. De analyse laat toe om het gemodelleerde verschil tussen de jaren te berekenen. Dit kan immers niet op de ruwe data gezien de verschillen in het aantal getelde gebieden per jaar. Bij de onderlinge vergelijking van deze waarden werd een correctie gebruikt voor meervoudig testen (Bonferroni). De analyses werden herhaald met en zonder losse waarnemingen (gedefinieerd als waarnemingen op meer dan 200m van de grens van een telgebied) om een indicatie te krijgen van de

82 Zomerganzen in Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen www.inbo.be robuustheid van de voorspellingen en de geselecteerde set van telgebieden. Voor 2010 waren geen losse waarnemingen voorhanden.

Schatting van de mogelijke impact van het beheer

Gezien het opzet van het project is het momenteel onmogelijk om de impact van de afzonderlijke maatregelen te evalueren. Om een mogelijke impact van beheer op de gemodelleerde aantallen te analyseren werd een afvangstvariabele, het aantal afgevangen ganzen per fusiegemeente per jaar, meegenomen in de modellering (zie verder).

Er dient benadrukt te worden dat het gaat over ruwe schattingen, op basis van een korte tijdsreeks binnen een niet experimenteel kader, waardoor de modellering als indicatief moet worden beschouwd.