• No results found

2.2 Ganzenpaspoort

2.2.3 Brandgans (Branta leucopsis)

Verspreiding

Figuur 2.5: Globale verspreiding van de brandgans.

De broedgebieden van de brandgans lagen in een nog niet zo ver verleden vooral op het eiland Nova Zembla. Sinds het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw is de totale populatie sterk gegroeid en vanaf dat moment zijn nieuwe broedgebieden bezet. Deze liggen zowel op het Russische vasteland ten zuiden van Nova Zembla (rond de schiereilanden Kola en Kanin in de Witte Zee en op het eiland Kolguyev in de Barentszee). Verder zijn ze ook veel zuidelijker gaan broeden. Vanaf 1971 op eilanden in de Oostzee. Recenter hebben zich ook broedpopulaties gevestigd in Groot-Brittannië, Duitsland, Nederland (sinds 1982) en België (sinds 1992) (Figuur 2.5). De herkomst van deze broedpopulaties moet echter deels gezocht worden bij ontsnapte of losgelaten vogels uit watervogelcollecties (Lensink 1996b). De Nederlandse broedpopulatie groeide uit tot verschillende duizenden paren met enkele grote kolonies in het Noordelijke Deltagebied. Recent worden ook gekleurmerkte ganzen uit Noord-Palearctische populaties opgemerkt onder de lokale broedvogels in de Lage landen (Voslamber et al. 2010b). Ook genetisch onderzoek toont een grote verwantschap aan met de noordelijke populaties (Jonker et al. in prep.). De soort overwintert in grote aantallen in Nederland, vooral in het Waddengebied, Friesland, Groningen en de Zeeuwse Delta.

Voedsel

Het dieet van brandganzen bestaat voor een nog groter aandeel uit gras dan bij andere ganzensoorten. De dieren grazen zowel op natuurlijke graslanden als graslanden in landbouwgebied, met een voorkeur voor een relatief korte grasmat. Occasioneel werden brandganzen waargenomen die gewasresten aten (Cramp 1977). Sinds enkele jaren worden steeds grotere aantallen brandganzen gezien die o.a. resten van bieten eten. Blijkbaar is de soort toch niet zo specialistisch (graseter) als aanvankelijk gedacht werd.

38 Zomerganzen in Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen www.inbo.be

Broedbiologie/populatie-ecologische gegevens

Broedseizoen (Europa)

Het broedseizoen bij wilde brandganzen in Rusland vangt aan vanaf eind mei, maar beperkt zich in hoofdzaak tot de maanden juni, juli en augustus (Cramp 1977). Ook in Vlaanderen beginnen de eerste brandganzen in mei te broeden (Spanoghe pers. meded.).

Nest & legsel

De brandgans is van oorsprong een uitgesproken koloniebroeder en kolonies kunnen soms uit vele duizenden dicht bij elkaar liggende nesten bestaan. Kolonies brandganzen bestaan uit een hecht netwerk van aan elkaar verwante vrouwtjes. Brandganzen zijn monogaam. Net als bij verschillende andere ganzensoorten worden ook eieren gedumpt in nesten van andere brandganzen. Brandganzen broeden in België en Nederland o.a. op eilanden, die soms nauwelijks begroeid zijn. Het nest kan bijzonder geëxposeerd liggen. Brandganzen broeden ook wel in moerasbossen en rietkragen. In regel wordt één nest ((3) 4-5 (6) eieren) per seizoen gelegd, zonder vervangnesten. Nesten worden vaak hergebruikt. Het broedsucces van de Noord-Europese populaties is zeer gering in jaren met veel predatie door poolvos (Vulpes lagopus) en kleine jager (Stercorarius parasiticus), wanneer de aantallen lemmingen (woelmuisachtige prooidieren waarvan de populaties periodisch in aantallen fluctueren) laag zijn. Dit is ongeveer eens per drie jaar.

Jongen

Na het uitkippen zijn juveniele brandganzen vliegvlug na 40-45 dagen (Cramp 1977). Jonge wilde brandganzen blijven bij hun ouders gedurende de eerste herfst en winter (Cramp 1977). Recente gegevens wijzen er echter op dat familiebanden gedurende de winter worden opgeheven en dat de relaties tussen ouders en jongen verdwenen zijn op het moment van de voorjaarsmigratie (Jonker et al. 2011).

Seksuele maturiteit

Voorplanting vindt plaats vanaf een leeftijd van drie, soms twee jaar (Cramp 1977). Overleving

In niet-bejaagde populaties van de brandgans wordt de overleving bij adulten geschat tussen 88% en 94% (Ebbinge et al. 1991, Van Der Jeugd & Larsson 1998, Larsson et al. 1998). Bij brandganzen in Gotland werd vastgesteld dat de hoeveelheid neerslag in het voorjaar de overleving, de groeisnelheid, de conditie en zelfs de uiteindelijke lichaamsgrootte van de jonge ganzen beïnvloedt (Larsson et al. 1998).

Predatoren

Vos, in Arctische gebieden poolvos en recent ook ijsbeer (o.a. Spitsbergen; Prop ongepubliceerde gegevens).

Vliegbewegingen, trek en dispersie

Dagverplaatsingen

Dit is vooralsnog een lacune in de gekende literatuur. Rui en ruitrek

Het ruien gebeurt bij brandganzen tussen midden juli en midden augustus, waarbij de dieren 3-4 weken niet kunnen vliegen (Cramp 1977).

www.inbo.be Zomerganzen in Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen 39 Dispersie & Seizoenale trek

Noordelijke brandganzen die hoofdzakelijk in Nederland overwinteren, vliegen in april-mei terug naar het noorden. Ze trekken langs de Oostzee naar de broedgebieden waar ze begin juni arriveren. Na het grootbrengen van de jongen trekken ze vanaf begin augustus alweer naar het zuiden. In de loop van oktober komen de eerste in Nederland aan (Lensink et al. 2002). Recente gegevens geven voor de Russische populatie aan dat de familiebanden tussen ouders en jongen vroeger worden opgeheven en dat de voorjaarsmigratie door de jaren heen met een maand is uitgesteld (Jonker et al. 2011).

De in de Lage Landen broedende brandganzen lijken hun lange-afstandsmigratie helemaal te hebben opgegeven en broeden in de regel in hetzelfde gebied als waar ze overwinteren. De volwassen broedvogels kunnen dus het beste als stand- of zwerfvogel worden getypeerd. De in het Deltagebied broedende brandganzen blijven in de winter doorgaans binnen een straal van 50 kilometer van de broedkolonie. Vooral tegen het einde van de winter worden langere uitstapjes gemaakt, bijvoorbeeld naar de grote rivieren of naar Friesland en ook naar gebieden net over de grens in Vlaanderen (Oostkustpolders, Gentse regio). Net vóór aanvang van het broedseizoen keren ze terug naar hun vaste kolonie.

Er is ook uitwisseling tussen populaties in Noord-Rusland, het Oostzeegebied en landen rond de Noordzee. Vogels die de afgelopen vijf jaar als jong in Nederland werden geringd verschijnen nu als broedvogel op de Russische toendra, en zowel in Rusland als in Zweden geboren vogels zijn inmiddels als broedvogel in Nederland vastgesteld (Van Der Jeugd & Litvin 2006).

40 Zomerganzen in Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen www.inbo.be