• No results found

Methode casestudies en operationalisering theoretisch kader

3 Midden-Delfland en Rond d’n Duin

3.2 Methode casestudies en operationalisering theoretisch kader

realiseren met rode financiering na te gaan. Deze voorbeelden dienen dus om lessen voor eventuele toepasbaarheid elders te ontwikkelen. Duidelijk is dat niet alle mogelijkheden in twee cases kunnen worden geïnventariseerd. Het tweede doel van de casestudies is het verder onderbouwen van het theoretisch kader uit hoofdstuk twee. Dit kader wordt allereerst geoperationaliseerd in paragraaf 3.2. De cases ‘Midden-Delfland’ (in 3.3) en ‘Landschapsfonds Rond d’n Duin’ (3.4) worden daarna eerst ‘feitelijk’ beschreven en vervolgens aan de hand van het theoretisch kader geanalyseerd. Per case wordt als afsluiting een aantal conclusies getrokken, zowel voor het kader als voor de mogelijkheden voor rode financiering bij natuurinitiatieven door agrariërs en particulieren. Een aantal overall conclusies vormt de afsluiting van het hoofdstuk.

3.2 Methode casestudies en operationalisering theoretisch

kader

We hebben in overleg met het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) ervoor gekozen om natuur en landschap als deel van groene diensten centraal te stellen in dit hoofdstuk. De keuze voor de cases is op drie criteria gebaseerd. Ten eerste het stadium van uitvoering: minimaal moeten de eerste stappen voor de uitvoering zijn gezet, de case moet dus het ‘plannenstadium’ voorbij zijn. Het tweede criterium hangt samen met de financiering van activiteiten: rood geld moet een rol spelen ten behoeve van groene doelen. Rood voor groenfinanciering van groene projecten komt veelal gelijk tot stand met de ontwikkeling van rode functies (wonen, werken). Deze vorm van financiering kan door overheden worden ‘opgebracht’, door private partijen, of gezamenlijk. Naast alternatieven met rood geld zijn ook alternatieven bekeken die met private middelen worden gefinancierd, dat wil zeggen door andere partijen dan de overheden. Vormen hiervan zijn sponsoring door bedrijven en donaties door particulieren. Het derde criterium hangt samen met de beheerder: de nagestreefde groene doelen moeten tenminste deels nagestreefd worden door agrarisch en/of particulier natuurbeheer. De inzet van agrariërs is daarmee een vereiste.

De interviewpartners zijn gekozen in overleg met het MNP. De voorbereiding heeft plaatsgevonden door middel van een literatuurstudie. Er zijn interviews afgenomen via persoonlijke gesprekken en via de telefoon. Voorafgaand aan ieder interview zijn vragen en aandachtspunten toegestuurd. Van alle interviews zijn verslagen gemaakt en deze zijn aan de betreffende respondenten voorgelegd en door hen goedgekeurd.

Het theoretisch kader uit het vorige hoofdstuk vormt de basis voor de analyse van de mogelijkheden voor financiering en bijbehorende institutionele arrangementen voor de ontwikkeling van groene diensten. Dit kader is ten behoeve van de opzet, uitvoering en analyse van de casestudies (dit hoofdstuk) en van de analyse van de (potentiële) rol van private partijen (volgend hoofdstuk) geoperationaliseerd.

Box 17: Operationalisering van het theoretisch kader Welvaartstheorie

• Economisch belang van produceren of consumeren van groene diensten; bijdrage van groene diensten aan welvaart van geïnterviewden en/of hun organisatie;

• Economische achtergronden van productie van groene diensten, zoals producentensurplus

maar ook andere economische motieven (goede naam, hobby)

• Achtergronden voor financieren, betalen cq. afnemen van groene diensten; hierbij gaat het onder andere om inschatten van het consumentensurplus; denk hierbij ook aan reclame, verkrijgen van een onderhandelingspositie, etc.;

• Afwegingen tussen kosten en baten verbonden met groene diensten, op korte en langere termijn;

• Motieven om groene diensten door agrariërs uit te laten voeren; hierbij kan het onder andere gaan om een afweging van kosten en baten (financiële argumenten);

• Invloed van natuur en landschap op de grondprijs;

• Minimale voorwaarden (in economische termen) waaronder geïnterviewde of betrokken organisatie groene diensten produceert of consumeert;

• Vraag en aanbod van zowel publieke als private groene diensten en ook aansluiting van aanbod op vraag: markt en marktfalen; ook potentiële vraag en aanbod;

Institutietheorie

• Belangrijke ‘spelers in het veld’ en hun gedrag ten opzichte van groene diensten; hierbij komen bijvoorbeeld belangrijke producenten en consumenten aan de orde, maar ook anderen zoals bestuurders, locale leiders, intermediaire organisaties; de structuur van de omgeving van groene diensten.

• De rol/functie van produceren en/of consumeren van groene diensten binnen een bedrijf of organisatie op het gebied van bijvoorbeeld traditie en cultuur;

• Motieven om groene diensten te produceren, gezien vanuit bijvoorbeeld de normen en waarden of de cultuur van een persoon of bedrijf;

• Motieven om groene diensten te financieren, betalen, c.q. af te nemen, gezien vanuit de

normen en waarden, cultuur of structuur van een persoon of bedrijf;

• Motieven om groene diensten door agrariërs uit te laten voeren; hierbij gaat het bijvoorbeeld om gevoelens als sympathie of het idee dat weidevogels en landbouw bij elkaar horen; normen en waarden spelen dus een rol, en cultuur eveneens.

• De structuur van de organisatie die groene diensten verzorgt;

• Het proces rond de ontwikkeling van de organisatie rond groene diensten en het proces van de ontwikkeling van de groene diensten zelf;

• Wet- en regelgeving, invloed en consequenties daarvan voor opzet van groene diensten; • Voorwaarden voor betrokkenheid; hierbij gaat het zowel om motivatie om betrokken te zijn bij

groene diensten, maar ook eventuele randvoorwaarden voor betrokkenheid, bezien vanuit

normen en waarden, cultuur of procedures;

Institutionele economie

• Actuele en potentiële rol van eigendom, eigendomsrechten en beheer van grond bij opzet van groene diensten;

• Actuele en potentiële tijdspad, gemoeid met opzet van groene diensten; bijvoorbeeld het tijdpad van opzet en ontwikkeling van een gebiedsfonds, type groene diensten, etc;

• Actuele en potentiële betrokkenen bij opzet van groene diensten;

• Systemen en mogelijkheden voor controle en sancties cq. beloning, inclusief verantwoordelijkheden;

• Welke informatie is verzameld, ontwikkeld, nodig, hoe gebruikt, etc; rol en opzet van de informatievoorziening, -ontwikkeling en –uitwisseling.

Financieringsmechanismen

• Actuele en potentiële financiers;

• Actuele en potentiële financieringsmechanismen en onderbouwing; • Voorwaarden van financiers om groene diensten te ondersteunen;

Bij de welvaartstheorie is economische motivatie aan de orde, voor producenten en voor consumenten van groene diensten. Waar mogelijk zijn de vragen toegespitst op de mogelijke rol van agrariërs en particulieren. Bij de institutietheorie staan motivaties met een andere oorsprong dan een welvaartstheoretische centraal. Daarnaast zijn de organisatie van groene diensten, wet- en regelgeving en samenwerkingsverbanden belangrijke elementen.

Binnen de institutionele economie zijn de eigendomsrechtentheorie, de transactiekostentheorie en de principaal-agenttheorie relevant. De eigendomsrechtentheorie is met name van belang voor de rechten die aan het gebruik van grond zijn gekoppeld en voor de verdeling van grondeigendom. De transactiekostentheorie is bij groene diensten belangrijk omdat het om een relatief nieuwe activiteit gaat. De principaal-agenttheorie speelt naar verhouding een minder belangrijke rol omdat systemen voor groene diensten nog in ontwikkeling zijn. De theorie komt daar terug waar het gaat om controleerbaarheid van inzet en beloning. Bij de financieringsmechanismen wordt zowel aan publieke als private financiering aandacht besteed.

De vragen voor de interviews zijn afgeleid uit het opgestelde kader. Steeds bleek wel een invulling nodig, die recht deed aan de situatie in de case. De onderwerpen voor de gesprekken zijn in Bijlage 3 toegevoegd. Het theoretisch kader is in de cases kwalitatief ingevuld, er zijn geen berekeningen uitgevoerd.

Box 17 geeft een nadere detaillering van de onderwerpen.