• No results found

Mestexport, mestimport en binnenlandse afzet buiten de landbouw

4. Bepaling mestplaatsingscapaciteit: werkwijze, uitgangspunten en resultaten

4.3 Mestexport, mestimport en binnenlandse afzet buiten de landbouw

Werkwijze

Voor de inschatting van de capaciteit voor mestexport, mestimport en binnenlandse afzet buiten de landbouw is gebruikgemaakt van historische gegevens van Bureau Mest-Afzet (BMA), het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Bureau Heffingen. Daarnaast zijn middels interviews met deskundigen (zie ook bijlage 8) de factoren vastgesteld die de ex- port van (al dan niet bewerkte) mest kunnen beïnvloeden. Vervolgens is de raming voor het jaar 2003 totstandgekomen.

Resultaten

De ramingen voor 2003 staan in tabel 4.2. Grosso modo is eenzelfde omvang van export, import en afzet buiten de landbouw verondersteld als in het jaar 2000. De onzekerheid, weergeven in de vorm van een bandbreedte om de ramingen, is echter groot.

Belangrijkste discussiepunt betreft de export van pluimveemest. Die is de afgelopen jaren fors toegenomen, na bijna gehalveerd te zijn tussen 1995 en 1998 (van 12 naar 6,4 miljoen kg fosfaat) (BMA, 1999). De vraag is of de stijging na 1998 (tot 11,6 miljoen kg fosfaat in 2000) zal doorzetten, stabiliseren of zelfs terug zal lopen. De volgende factoren spelen hierbij een rol:

- aanbod van mest. Het potentiële aanbod van pluimveemest voor de export lijkt niet beperkend. De productie aan pluimveemest was in 2000 volgens berekeningen voor de Milieubalans (RIVM, 2001 nog te verschijnen) ongeveer 35 mln. kg fosfaat. Op het eigen bedrijf wordt ongeveer 3 mln. kg fosfaat gebruikt. Een groot deel van de pluimveest wordt dus buiten het eigen bedrijf afgezet;

- de druk om pluimveemest te exporteren. Deze neemt de komende jaren waarschijn- lijk toe. De verwachting is dat pluimveemest de komende jaren een minder gewild

product wordt bij akkerbouwers dan in het verleden. Dit komt door de hoge fosfaat- gehalten in pluimveemest, waardoor onder Minas relatief weinig m3 mest kan worden uitgereden, wat technisch (verdeling bij uitrijden) lastig is. Ook in financieel opzicht levert de bemesting van een hectare met pluimveemest minder op dan met varkensmest (bij gegeven verschillen in N- en P-gehalten loopt de akkerbouwer met pluimveemest eerder tegen verliesnormen aan dan met varkensmest). Alternatieve afzetkanalen in de vorm van mestverbranding zijn in 2003, naar het oordeel van ge- consulteerde experts, nog nauwelijks aanwezig;

- veterinaire eisen. Deze gelden mogelijk als probleem voor de export van onbewerkte mest naar Duitsland, wat een belangrijke potentiële afnemer is. De export van gehy- giëniseerde (= gecomposteerde) mest naar Frankrijk zal naar verwachting geen problemen opleveren. De basis voor de eisen van Duitsland is echter de veterinaire richtlijn van de EU, welke impliceert dat droge pluimveemest in onbewerkte vorm mag worden ingevoerd. Duitsland heeft vooralsnog geen plannen om de invoer van pluimveemest aan banden te leggen. Dit kan uiteraard veranderen door bijvoorbeeld strengere eisen aan kwaliteit, herkomst en traceerbaarheid te stellen. Enkele infor- manten noemden de export van pluimveemest riskant, terwijl anderen erop wezen dat de export na de varkenspest weer snel op het oude niveau was;

- buitenlandse vraag. De vraag naar pluimveemest is momenteel groter dan de be- schikbaarheid. Met name in Noord-Frankrijk (bewerkte mest) en Oost-Duitsland (onbewerkte mest) bieden mogelijkheden voor verdere afzet (BMA, 2001);

- de controle op en handhaving van het systeem van Mestafzetcontracten. Export van mest kan in de toekomst alleen maar plaatsvinden als de exporteur van te voren con- tracten kan laten tekenen. Zolang er voldoende buitenlandse vraag is naar Nederlandse mest lijkt dit nauwelijks een beperking. Voorwaarde is uiteraard wel dat de exporteur bereid is risico te nemen.

De genoemde factoren beïnvloeden elkaar deels tegengesteld. Enerzijds neemt de druk om mest te exporteren toe en is de buitenlandse vraag aanwezig, anderzijds nemen de belemmeringen toe door een mogelijk grotere behoefte aan veterinaire garanties en doordat controle en handhaving van de regelgeving zullen worden aangescherpt.

Bij de interviews die voor deze studie zijn gedaan heeft BMA (2001) een kwantita- tieve schatting gegeven van de ontwikkeling van de export. BMA voorziet tussen 2000 en 2003 een verdere stijging van de export van zowel stapelbare pluimveemest als van gehy- giëniseerde restproducten met ongeveer vier miljoen kg fosfaat. Een van de ondervraagde verwachtte met name een toename van de export van gecomposteerde mest.

In deze studie wordt, gezien de huidige veterinaire onzekerheden en mogelijke stren- gere controles en handhaving van de regels, een voorzichtige raming gemaakt. Er wordt daarom uitgegaan van een stabilisering van de export op het niveau van 2000. Wel wordt in dit onderzoek binnen de exporthoeveelheid een verschuiving van onbewerkte naar be- werkte mest verwacht. De export van bewerkte mest zal naar verwachting namelijk minder worden belemmerd door veterinaire eisen, omdat deze door compostering wordt gehygië- niseerd.

Vanwege onzekerheid over toekomstige marktontwikkelingen is met zowel een pes- simistisch als een optimistisch beeld van de mogelijkheden in 2003 rekening gehouden. In

de pessimistische schatting zijn exportbelemmeringen door veterinaire maatregelen veron- dersteld en komt de totale export van mest op 50% te staan, waarbij alle mest gehygiëniseerd moet worden. De optimistische schatting is gebaseerd op een stijging van de export van alle mestsoorten met 50% en een toename van het bijstoken van pluimvee- mest (van 40.000 naar 100.000 ton droge mest per jaar).

Tabel 4.2 Inschattingen voor de export, import en verwerking van mest in 2003 (mln. kg fosfaat)

Verwacht Pessimistische Optimistische schatting schatting Export Natte pluimveemest 0,3 0,2 0,5 Stapelbare pluimveemest 4,1 0,0 6,2 Gecomposteerde pluimveemest 3,1 2,8 4,7 Mestkorrels 4,1 2,8 6,1 Overige mestsoorten 0,4 0,2 0,6    Totaal export 12,0 6,0 18,1 Import Totaal import 0,3 0,3 0,3

Binnenlandse afzet buiten de landbouw

Mestkorrels en - compost via tuincentra e.d. 1,0 1,0 1,0

Mestverbranding 0,8 0,8 2,0

  

Totaal afzet buiten Nederlandse landbouw 1,8 1,8 3,0

Exportsaldo

(= export – import + afzet buiten landbouw) 13,5 7,5 20,8

Bronnen: 1) De totale export van pluimveemest is gelijkgesteld aan voorlopige cijfers voor het jaar 2000 (BMA, 1999; met actualisatie voor export van gecomposteerde pluimveemest); 2) Voor de export van ge- composteerde mest en mestkorrels in 2003 is de raming van BMA (2001) overgenomen. De extra export is echter in mindering gebracht op de export van onbewerkte mest; 3) Export van overige mestsoorten is geba- seerd op CBS-gegevens over 1999 (0,781 mln. kg fosfaat) en een verwachte daling (van 44%) op basis van gegevens over 1999 en 2000 van Bureau Heffingen; 4) De totale import is gebaseerd op die in 1999 (CBS, 2001b); 5) De binnenlandse afzet van mestkorrels en gecomposteerde pluimveemest betreft de schatting van BMA (2001) voor het huidige niveau; 6) Mestverbranding is gelijk gesteld aan het niveau van 2000 (er werd 40.000 ton droge pluimveemest bijgestookt in kolencentrale Maasvlakte; BMA, 2001).