behelst het thans zo genoemde Derde Deel zyne berigten, raakende het
merkwaardige, dat hem voorts in Zwitzerland, en vervolgens in Engeland ontmoet
is; terwyl het daar by uitgegeeven Vierde Deel zyne aantekeningen betreffende
Turkye bevat. In het een en ander Deel zyn de bladzyden getekend in vervolg op
de laatst uitgegeeven Stukken; waardoor de Europische en Oostersche Brieven,
op het slot
der Verzamelinge, afzonderlyk by elkander gevoegd kunnen worden. Beiden
verleenen zy den Leezer op nieuw een verslag veeler byzonderheden, die tot
opheldering der Letterkunde, Aardrykskunde en Staatkunde strekken; met eene
ontvouwing van 't geen, nopens de heerschende zeden en gebruiken, in de
voornaamste doorreisde plaatzen, bovenal weetenswaardig is. - Zie hier, (om 'er
eene byzonderheid uit mede te deelen,) 's Mans aanmerking over de volksmenigte
te Konstantinopel, en in alle de omliggende Steden en Dorpen.
‘Ik heb, zegt hy, gezien, dat van zo veelen, als daarover geschreven hebben,
zommigen een millioen stellen, anderen minder. Ik zal niet zeggen, dat veelen van
de Inwooners des lands wel verscheiden millioenen stellen; want hunne herssens
zyn in 't geheel aan geene evenredigheid gewend; ook hebben zij geen andere
groote Steden van Europa gezien, in dewelken het getal der inwoners met zekerheid
bekend is. Zo ongelijk men ondertusschen de bevolking van Konstantinopel opgeeft,
heb ik nogthans niemand gevonden, die eenigen grond bij brengt, waarop hij zijne
uitrekening bouwt: alles is enkel ongeveer berekend en gegist. Het is moeilijk, zo
niet ten eenemaale onmogelijk, in een land, daar men geen lijsten
(*), geen registers
der belastingen, geen kerkboeken, geen lijsten van geborenen of overledenen heeft,
eenige zekerheid daar van te bekomen. De Turken verstaan zig op zulke dingen
niet; doch men moet zig, de zaaken in dien staat zijnde, in het duister, zo goed men
kan, 'er door helpen, of rond uit bekennen, dat men hier omtrent niets kan bepalen.
In plaats van bloote gissingen, zal ik hier eenige gronden opgeven, op dewelken
men naderhand tamelijk zekere rekeningen kan bouwen. Men weet, met eenige
zekerheid, dat hier, dagelijks, ten minste 12,000, en, als de Stad sterk bewoond is,
tusschen de 13 en 14 duizendkilen tarw tot brood verteerd worden. Dit is alles, wat
dagelijks, niet alleen voor de Stad Konstantinopel, maar ook voor de gezamentlijke
Voorsteden, nevens alle de dorpen aan het Kanaal liggende, tot aan den mond
(*) ‘In Zweeden is eene bijzondere koninglijke kommissie belast met de lijsten, welken jaarlijks
ingezonden moeten worden, van de volksmenigte, en van het af- en toenemen der bevolking.’ Aanm. v.d. Hoogd. Vert.
der Zwarte zee, gemalen word. Eenkile is dagelijks genoegzaam tot brood voor 40
persoonen, als men op het minste rekent, want eenkile houd 20 oka, en een oka
400 drachmen of 100 lood; dien volgens moet men elken persoon, dagelijks, op
een halveoka of 50 lood broods rekenen. Ik zal nu 14,000 kilen daags stellen; dan
zijn 'er, 40 persoonen op eenkile gerekend, 560,000 broodeters in deze groote Stad
en de omliggende plaatzen; in plaats dat anderen het getal der inwoners in
Konstantinopel alleen op een millioen schatten. Stelt men maar 12,000kilen, zo
blijven 'er niet meer dan 480,000. Rekent men nu, als een middengetal 13,000kilen,
zo zijn 'er in alles 520,000, of iets meer dan een half millioen, die brood eten. Ik
weet wel, dat men hier tegen kan inbrengen, dat veelen van rijst leven, dat zij des
zomers veel ooft en groente eten enz.; maar daartegen heb ik ook zo weinig brood
voor ieder persoon gerekend, dat men naauwlijks iemand zal vinden, die ten minsten
niet zo veel verteert; doch veelen gebruiken veel meer; want de inboorlingen eten
veel brood, zelfs bij de vrugten en het ooft; en veelen leven bijna alleen van brood.
De boeren op het land rekenen jaarlijks 12kilen koorn tot brood voor elken persoon;
stellende dat ieder met 10kilen maar naauwlijks kan toekomen. En nu heb ik niet
meer dan 9kilen, alles in alles, en in het algemeen, voor een' persoon jaarlijks
gerekend, ten einde het getal der inwoners niet te gering op te geven, maar het
zelve eerder te kunnen vermeerderen dan te verminderen; want, indien ik den
persoon jaarlijks op 12kilen wilde rekenen, en niettemin ten hoogste 14,000 dagelijks
stellen, zouden 'er niet meer dan 420,000 zielen uitkomen. Een tweede grond: 'er
worden dagelijks 2050 tot 2100oka Koffij verteerd, het welk men niet alleen uit den
tol, maar met nog meer zekerheid uit dentakhmis ziet. Dit is eene groote fabriek,
waar de meeste lieden, mits eene kleinigheid betalende, hunne Koffij laten branden
en stampen. Nu kan men niet meer dan 200 persoonen op elkeoka Koffij rekenen,
wanneer zij even genoeg zullen hebben, het welk niet meer dan twee drachmen,
of een half lood, bedraagt voor elken persoon; en de inwoners slurpen den ganschen
dag verscheiden maalen Koffij: dit maakt 420,000 Koffij drinkers. Nu is het zekerlijk
waar, dat juist niet allen even veel Kossij drinken; veelen bereiden dezelve ook te
huis, het welk dus bij dentakhmis niet in rekening kan komen; maar zulken
zijn 'er egter weinig, de Franken alleen uitgezonderd, welke geen groot getal
In document
Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1783 · dbnl
(pagina 126-129)