• No results found

MEMORIE VAN TOELICHTING

In document DE ALGEMEENE (pagina 50-108)

MEMOME VAN TOELICHTING

I. ALGEMEENE BESCHOUWINGEN

40 MEMORIE VAN TOELICHTING

een afzonderlijk Reglement zou moeten worden vast-gesteld.

Aan het laatste werd de voorkeur gegeven.

De Wetgever heeft, het noodig geoordeeld voor ieder der twee verschillende klassen een afzonderlijk Wetboek van Strafregt vast te stellen en hiervan achtte men het een onvermijdelijk gevolg, dat ook voor iedere klasse eene afzonderlijke algemeene politiestrafverordening zou moeten worden uitgevaardigd.

Immers een Algemeen Politiestrafreglement is uit zijnen aard een onderdeel van het algemeen strafregt.

Daarom is ook een deel van den Code Pénal, het vierde boek, aan die wetgeving gewijd en men heeft bij het vaststellen van het in Nederland vervaardigd wet-boek van Strafregt voor Europeanen, blijkens de memorie van toelichting op dat wetboek, het vierde boek van den Code Pénal voornamelijk niet overgenomen, omdat men meende de regeling van het zoozeer met plaatsen lijke toestanden in verband staande onderwerp te moeten overlaten aan den ter plaatse aanwezigen wetgever.

Het Politiestrafreglement zal dus in zekeren zin zijn eene aanvulling van het WTetboek van Strafregt en bij-gevolg is het, bij het bestaan van twee dergelijke wet-boeken, een voor Europeanen en een voor Inlanders, ook geheel eigenaardig, dat er voor elke dezer klassen van ingezetenen een afzonderlijk Politiestrafreglement worde in het leven geroepen.

Bovendien is dit ook in overeenstemming met de eischen der praktijk. Er zijn feiten, welke alleen straf-baar behoeven te worden gesteld, wanneer een Inlander er zich aan schuldig m a a k t ; ook de aard der straffen verschilt voor beide klassen en de regtsbevoegdheid van den politieregter gaat veel verder tuet opzigt tot den Inlander, dan met opzigt tot den Europeaan, want den eersten kan hij zelfs straffen met eene straf, die drie maanden duuri, terwijl hij ten opzigte van den ander geen langduriger straf kan uitspreken dan van acht dagen.

MEMORIE VAN TOELICHTING. 41 In vele opzigten moet alzoo het Politiestrafreglement

voor beide klassen verschillen, en het behoeft wel geen betoog, dat het bijgevolg, alle andere beschouwingen daargelaten, ordelijker is, wanneer voor ieder der beide klassen eene afzonderlijke algemeene verordening de politiesfcrafwetgeviug regelt.

§ ê. Bij de zamensieiling van een Algemeen Politie-strafreglement komt in de eerste piaats in aanmerking de juiste 'afbakening van het onderwerp der wettelijke regeling.

Hierbij moet men al dadelijk de eigenlijk gezegde politie onderscheiden van de zoogenaamde administratieve of technische, welker taak in het algemeen bestaat, in de regeling van bijzondere onderwerpen van administra-tieven "of technischen aard, zooals : gezondheids-politie, inenting, prostitutie, veeziekte, de ijk, haven-politie, vei-ligheidsmaatregelen bij het aanwenden van stoomwerk-tuio-en, enz., waarvan de handhaving aan bijzondere ambtenaren en beambten is opgedragen.

Het gebied, waarbinnen een Algemeen Politiestrafregle-mtnt zich behoort te bewegen, is de eigenlijkgecegde poüiie.

Deze wordt veelal als een onderdeel der justitie aange-merkt en vindt in haar doel, de handhaving van rust, orde en veiligheid in den staat, de algemeene bepaling-van haar onderwerp.

Maar hiermede is nog niet volkomen het onderwerp der regeling afgebakend, want, men moet ook rekening houden met de wetgevende bevoegdheid, die bij het Regerings-Reglement is toegekend aan de ambtenaren, welke het hoogste gewestelijk gezag uitoefenen.

- Die gewestelijke wetgeving heeft, wat haren aard betreit, wel hetzelfde onderwerp als het algemeene p o -Sitiestratregt, maar zij is, wat haren omvang betreft, beperkt binnen de grenzen van een gewest, eene at-d a l i n g of eene gemeente, terwijl eene algemeene politie-strafverordtipiig gelden moet voor hetgeheele grondgebied van den staat.

42 MEMORIE VAN TOELICHTING.

Als men dit alles te zamen vat, dan schijnt men als regel te mogen stellen, dat het kenmerk van een alge-meen politieverbod hierin moet worden gezocht, dat hetgeen op het gebied der eigenlijk gezegde politie, on-afhankelijk van de plaatselijke en tijdelijke belangen en behoeften, overal en algemeen binnen het grondgebied van den Staat met straf moet worden bedreigd, geacht moet worden tot het algemeen strafregt en dus tot de uitsluitende bevoegdheid van den algemeenen, den rijks-wetgever, te behooren en dat hetgeen op hetzelfde ge-bied afhankelijk is van plaatselijke en tijdelijke belangen en behoeften, een onderwerp kan zijn van regeling voor den plaatselijken regter.

Kan zijn, want de algemeene wetgever behoudt uit den aard der zaak de bevoegdheid om ook deze bij-zondere belangen, zulks noodig achtende, zelf te regelen.

Deze stellingen bij den arbeid op ;len voorgrond plaatsende, is men wijders bij de vraag of eenig, onaf-hankelijk van plaatselijke en tijdelijke belangen en be-hoeften in het algemeen met straf te bedreigen feit eene plaats behoort te vinden in de algemeene politiestraf-reglementen, te rade gegaan met de beginselen, ter nedei gelegd in § 4067 vu n liet, welbekende werk van

CHATJVKAÜ et HéLiE, Théorie du Code Pénal (2).

(2) De inhoud der bedoelde § is als volgt:

„Les lois de simple police ont pour objet de faire jouir les citoyens d'une bonne police, c'est-à-dire, de protéger leur:- rsonnes, leurs propriétés contre des atteintes légères, qui peuvent être le résultat d'une imprudence, d'une négligence, d'une faute quelconque.

„Parmi les dispositions, qui figurent dans les lois, les unes ont pour objet, de préserver de tout accident les personnes elles-mêmes; telles sont celles, qui puuissent les injures verbales, le jet d'immondices, la divagation des fous furieux ou des animaux malfaisants, les refus de secours en cas d'inon-dation, d'incendie, d'accidents calamiteux, les tapages injurieux, les voies de fait légères, e t c . , etc.

„D'autres ont pour objet de protéger les propriétés; telles sont les dispo-sitions, qui punissent la négligence de reparer les fours ou les cbemiuées, les tirages de feu d'artifice dans certains lieux, les infractions aux règlements sur l'échenillage, le maraudage, lorsqu'il n'est accompagné d'aucune

cir-MEMORIE VAN TOELICHTING. 43

§5. In overeenstemming met deze vooropgestelde regelen kunnen onder anderen geacht worden een onderwerp uit te maken van gewestelijke regeling en dus niet te be-hooren opgenomen te worden in een Algemeen Politie-strafreglement de navolgende onderwerpen:

Het schoonhouden van straten en wegen en passers;

Het weghalen <>f verbranden van vuilnis;

Het. dragen van licht des nachts door personen;

Het voeren van licht des nachts door vaartuigen op de binnenwateren;

De bepahng der ligplaatsen van vaartuigen;

Het bouwen en sloopen ;

Het witten van muren, huizen en hekken;

Het schoonhouden van goten en riolen;

De instelling van kampongs- of wij k briefjes;

Het toezigt op brood en vleesch;

De plaatsing van warongs en uitstallingen;

De plaatsing van privaten langs rivieren en slooten ; Het houden van honden;

De omheining van putten;

constance aggravante, le glanage et le grappilage dans les champs couverts de leurs récoltes, le passage soi le terrain d'autrui, les infractions aux bans des vendanges, 'les blessures causées aux animaux d'autrui, les délits de dépaissance, etc.

„D'antres dispositions étendent à la fois leur protection aux personnes et aux propriétés, en soumettant la voie publique à une surveillance particulière ; telles sont celles, qui prohibent les embarras, causés par les dépôts de ma-tériaux ou de choses quelconques, et qui punissent les infractions aux règlements concernant la petite voirie, les dépôts d'immondices, les infrac-tions aux règlements sur les voitures et la conduite des cheveanx, les dégradations des chemins et des rues, etc.

„Enfin d'autres dispositions prévoient certains faits, qui pourraient devenu-la cause ou l'acte préparatoire des crimes ou des délits, ou du .noms on protéger les au leurs contre la recherche de la police. On peut ranger dans ce nombre la prohibition de laisser dans des lieux publies ou dans des champs des contres de charrue, pieux et machines dont peuvent abuser des voleurs et autres malfaiteurs ; l'obligation imposée aux aubergistes d'inscrire sur un- registre toute personne, qui a passé la nuit dans leur maison ; la défense de, vendre des mixtions nuisibles è In sanié ou des comestibles gates, la punition des gens faisant métier de deviner ou pronostiquer, des tapages nocturnes, les jeux de hasard, etc. etc."

44 MEMORIA VAN TOELICHTING.

Het gebruik en de beschadiging van wegen der 2de klasse;

Het brandspuitwezen;

De keuring van kalk en steen ; De keuring van bestiaal ;

!)e buiten- en binnenpraauw-veeren ; De bezorging van begrafenissen;

De begraving van doode dieren;

De buurt- en wijkregeling;

Het onderhouden van bazaars;

Het verkoopen van paarden en hoorn vee;

Het toezigt op de bordeelen ; enz.

§ 6. Met opzigt tot de wijze van verwerking der stof en van klassificatie der verschillende poiitieovr er-tredingen stonden twee wegen open.

In de eerste plaats kunnen de overtredingen, welke naar hare innerlijke eigenschappen , regisgevolgen of onderwerp eene soortelijke verwantschap tot elkander bezitten, volgens een of ander stelsel tot groepen worden vereenigd. Een zoodanig stelsel ligt met opzigt tot politieovertredingen aan de Beijersche Politiewet, en met opzigt tot misdaden en wanbedrijven aan de drie eerste boeken van den Code Pénal ten grondslag.

Men zou het kunnen noemen het natuurlijk stelsel van Massificatie,. Het beveelt zich aan door wetenschap-pelijkheid, doch vordert voor de zamenstelling lang-durige voorbereidende werkzaamheden. Het politieregt schijnt echter voor zoodanige behandeling nog niet rijp, nog te weinig stelselmatig beoefend te zijn. Eene poging daartoe, voor 18 jaren in het moederland aangewend, is zonder gevolg gebleven, en het politieregt in Neder-land&chtlndië is, nog meer dan in Nederland, een braak en onontgonnen terrein. Deze wijze van bewerking efl klassificatie verdiende mitsdien geene aanbeveling.

In de tweede plaats kunnen de politie-overtredinged welker strafbaarstelling wensehelijk geacht wordt, n;>aï het meerder of minder gevaar, dat zij voor de verstoring

MEMORIE VAN TOELICHTING. 45

der openbare orde opleveren, in groepen van meerdere of mindere strafwaardigheid verdeeld worden. Menzon dit het kunstmatig stelsel kunnen noemen. Wat het aan wetenschappelijkheid mist, vergoedt het door praktische bruikbaarheid. Zoowel in het vierde beek van den Code Pénal, als in het Noord-Duitsche strafwetboek is het bij de codificatie der politie-overtredingen toegepast geworden. Het beveelt zich bovendien aan ter wille van het beginsel van eenvormigheid van wetgeving, in art. 75 Regerings-Reglement nedergelegd.

Dit laatste stelsel is bij de beide reglementen gevolgd en zij behelzen dus, even als de Code Pénal, drie klas-sen van politieovertreding.

§ 7. Bij de waardering der meerdere of mindere graviteit der politieovertredingen, ten einde zoo naauw-keurig mogelijk tot eerie juiste en regelmatige klasse-verdeeling te geraken, heeft men uit den aard der zaak vooral steeds het oog moeten houden op de Inlandsche zamenleving en op den maatschappeiijken toestand van Nederlandsch-Indië, zoozeer afwijkende van dien der Europesche zamenleving.

De openbare orde wordt in beide maatschappijen niet door dezelfde handelingen en verzuimen, noch in dezelfde mate in gevaar gebragt.

Daarom hebben dan ook de in den Code Pénal opge-somde en bijeengevoegde overtredingen tot weinig meer dar, tot maatstaf en standaard van verdeeling kunnen strekken.

In de eerste plaats zijn bijeengevoegd de handelingen en verzuimen, welke als uitvloeisels zijn aan te merken van onbedachtzaamhe.d, nalatigheid, slordigheid of een-voudige baldadigheid.

Tot de tweede klasse zijn gebragt de handelingen en verzuimen, welke de kenmerken dragen van grove onbedachtzaamheid, onvoorzigtigheid of nalatigheid.

In de derde klasse'eindelijk zijn opgenomen de over-tredingen van den ernstigsten aard. Daartoe behooren

46 MEMORIE VAN TOELICHTING.

handelingen en verzuimen, welke het karakter dragen van continuïteit, van voorafgaand beraad en overleg, en de zoodanige, welke dienen of kunnen dienen tot onmiddelijke voorbereiding van misdrijf. Sommigen harer vormen als het ware eene klasse tusschen mis-drijf en eenvoudige politieovertreding.

§ 8. Met opzigt tot den aard en de zwaarte der op te leggen straffen valt reeds dadelijk op te merken, dat men bij het ontwerpen der reglementen gebonden was door de voorschriften van artikel 10», no. 2 en van artikel 110 (zooals dit bij het Koninklijk besluit van 5 Maart 1869 is gewijzigd) van het Reglement op de Reg-terlijke Organisatie, zoodat de hoogste straffen, die tegen Europeanen konden worden bedreigd, waren gevange-nisstraf van acht dagen ot' eene geldboete van /' 100, met of zonder verbeurd-verklaring, en tegen Inlanders acht dagen gevangenisstraf of drie maanden ten arbeid-stelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon, of eene geldboete van ƒ 100, met of zonder ver-beurdverklaring.

De straffen, welke de Code Pénal bedreigt, zijn niet hoog; behalve verbeurdverklaring in de bepaaldelijk opgenoemde gevallen, bedreigt dat wetboek tegen over-tredingen van de eerste klasse eene geldboete van een tot vijf franken, tegen die van de tweede klasse eene geldboete van zes tot tien franken en. tegen die van de derde klasse eene geldboete van elf tot vijftien franken, terwijl bovendien in sommige gevallen nog gevangenis-straf voor overtredingen van de eerste en tweede klasse ten hoogste van drie dagen en voor die van de derde van ten hoogste vijf dagen kan worden opgelegd; ook kan de bo^te bij aantasting aan den lijve worden geïnd, rnaar de veroordeelde kan niet langer dan veertien da-gen in gijzeling worden gehouden, indien hij van zijn onvermogen tot betaling doet

blijkene-Het Noord-Duitsche strafwetboek is gestrenger; het bedreigt, behalve verbeurdverklaring in sommige

ge-MEMORIE VAN TOELICHTING. 47 vallen, voor de verschillende klassen geldboeten tot twintig, dertig en vijftig thaler of gevangenisstraf voor ten hoogste twee, vier en zes weken, terwijl bij niet-betaling der geldboete gevangenisstraf wordt ondergaan, berekend op één dag voor elk bedrag van vij f tha 1er of minder.

Bij de overweging van de zwaarte der bij de Regle-menten te bedreigen straffen, heeft men gemeend niet de gestrengheid der Noord-Duits che bepalingen, maar de zachtheid van de Fransche te moeten volgen en zulks niet alleen om het bij artikel 75 van het Regerings-Reglement gecodificeerd beginsel, maar ook omdat men van meening was, dat de groote kracht der politiestraffen minder gelegen is in overdreven strengheid, dan in den spoed der toepassing.

Bovendien is het op uerkelijk dat noch bij de instructie voor den Hoofd-Baljuw te Batavia, noch bij het Soerabai-jasch Politie-reglement gestrenge straffen werden bedreigd.

Nogthans zag men tevens in, dat, met het oog op de betrekkelijke waarde van het geld, de geldboete a a n -merkelijk hooger zou moeten worden gesteld, dan zulks tijdens de uitvaardiging van den Gode Pénal in Frank-rijk werd vereischt.

Dit alles in het oog houdende, weid na rijpe over-weging bepaald, dat de te bedreigen geldboete voor de overtredingen der eerste klasse zou bedragen één tot vijftien gulden, voor die der tweede zestien tot vijf-en-twintig gul-den en'voor die der derde zes-en-twintig tot zestig gulgul-den, terwijl den regtet in sommige gevallen de bevoegdheid zou worden gegeven om, in stede van de geldboete, op te leggen aan den Europeaan gevangenisstraf, naarmate van de klasse, waartoe de overtreding behoort, tot den duur van een of twee, drie of vier, vijf à zes dagen, en aan den Inlander, naar mate van de klasse, waartoe de overtreding behoort, gevangenisstraf van een tot zes dagen of tenarbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van zeven tot twaalf en van dertien tot twintig dagen.

-t s MEMORIE VAN TOELICHTING.

Als criterium voor liet vaststellen der gevallen, waarin, in stede van de geldboete, gevangenisstraf of tenarbeidstellmg aan de publieke werken kunnen wor-den opgelegd, heeft men zich telkens de vraag gesteld of de overtreding niet veeleer het gevolg moet worden geacht van opzet dan van nalatigheid, of wel of de openbare orde niet geacht, moest worden bij hare wering-een overwegend belaag te hebben.

§ 9. Bij het bestaan van artikel 25 van de Alge-meene Bepalingen van Wetgeving is liet wel onnoodig op te merken, dat de beide Reglementen, behoudens het voorschrift van de tweede alinea van artikel 27 van het Regerings-Reglement, verbindend zullen zijn het eene voor alle Europeanen, het andere voor alle Inlanders, die zich in Nederlandsch-Indië bevinden, maar het schijnt niet overbodig er op te wijzen, dat, evenals zulks het geval is met de beide Nederlandsch-Indische Strafwetboeken, onder de uitdrukkingen „Europeanen" en

„Inlanders", ingevolge art, 109 van het Regerings-Regle-ment en art. 7 en 8 der Algemeene Bepalingen van Wetge-ving ook moeten worden verstaan de met hen gelijk-gestelden.

Dat ook met opzigt tot deze reglementen de Inland-sche Christenen, zoolang niet anders is bepaald, onder de Inlanders gerekend moeten worden, is, om allen twijfel weg te nemen, nog uitdrukkelijk verklaard in artikel 3 van de Ordonuanciën, waarbij de Reglementen zijn vastgesteld, evenals het ook is gebeurd bij de vast-stelling der Strafwetboeken.

Met opzigt tot de vraag wie onder Inlandsehe Chris-tenenen te begrijpen zijn, kan worden verwezen naar

§ 2 van de Algemeene Beschouwingen in de Memorie van Toelichting op het Wetboek van Strafregt voor Inlanders (3).

(3) Zie bladzijde. 107 en volgende vau liet Wetboek van Strafregt voor Inlanders in Nederlandsen-laaie, gevolgd door eene toel:?htende memorie, bewerkt door Mr. T. H. der iütideren. Batavia 1872.

MEMORIE VAN TOELICHTING. 49

§ 10. De vraag zal alligt worden gedaan in hoeverre de beide Reglementen geacht moeten worden eene vol-ledige codificatie te behelzen van het politiestrafregt, voor zooverre het behoort tot de uitsluitende bevoegd-heid van den algemeenen strafwetgever.

Die vraag is van groot gewigt, want, moet zij toe-stemmend worden beantwoord, dan is daarvan het noodwendig gevolg, dat alle van den algemeenen wet-gever op het bedoeld gebied uitgegane codificatiën met de uitvoering der Reglementen koenen te vervallen, en dan zal men dus telkens hebben te onderzoeken en te beoordeelen of eenig op dat tijdstip bestaand voor-schrift behoort binnen de grenzen van het Algemeen Politiestrafreglement en dus door de nieuwe Regle-menten is vervallen, hetgeen dikwerf tot grooten twijfel aanleiding zal kunnen geven, zooals bij voorbeeld met opzigt tot" de bepalingen omtrent het rijden (Stbl. 1853, no. 100), de logementen, koffijhuizen en tapperijen en dergelijkên (Stbl. 1853, no. 28), enz.

De vraag heeft dan ook vóór de vaststelling der Regle-menten eenonderwerp van gedachten wisseling uitgemaakt en toen is duidelijk gebleken, dat het geenszins de bedoe-ling was al het vroeger op het gebied van het algemeen politiestrafregt gecodificeerde te doen vervallen, en, ten einde hieromtrent zelfs geen twijfel over te laten, werden in de considerans der Ordonnanciën de door den ontwerper gebezigde woorden: „ten aanzien van al de op het gebied van den politieregter behoorende feiten" veranderd i n : „ten -aanzien van zoodanige fei-ten" en werd in den zin van artikel 386 van het Wet-boek van Strafregt voor Europeanen en van artikel 388 van dat voor Inlanders aan artikel 4 der Ordon-nanciën toegevoegd de 2e. alinea:

„Ten aanzien van alle onderwerpen van politieregt, welke niet zijn geregeld bij dit reglement, maar bij andere algemeene verordeningen, reglementen en keuren, blijven die bepalingen toepasselijk, zoolang zij niet uitdrukkelijk vervallen zijn verklaard of door andere vervangen."

50 MEMORIE VAN TOELICHTING.

§ 1 1 . In vele verordeningen, welke bij de zooeven vermelde alinea uitdrukkelijk worden gehandhaafd, is als strafbedreiging met opzigt tot Inlanders gebezigd de

§ 1 1 . In vele verordeningen, welke bij de zooeven vermelde alinea uitdrukkelijk worden gehandhaafd, is als strafbedreiging met opzigt tot Inlanders gebezigd de

In document DE ALGEMEENE (pagina 50-108)