• No results found

MEETBAARHEID VAN RISICOVERSLAGGEVING

DEEL I: LITERATUURSTUDIE

4. MEETBAARHEID VAN RISICOVERSLAGGEVING

Zoals uit het vorige hoofdstuk is gebleken is er geen eenduidige onderzoeksmethode naar risicoverslaggeving en is vooral de meetbaarheid van de kwaliteit een discussiepunt (Botosan, 2004; Beretta en Bozzolan, 2004a). Toch zijn er meerdere mogelijkheden om onderzoek te doen naar risicoverslaggeving. In het volgende hoofdstuk geef ik een korte uiteenzetting van de kwaliteit van informatie en de methoden die beschikbaar zijn voor onderzoek.

4.1 Kwaliteit van Informatie

De kwaliteit van informatie blijft een complex vraagstuk. Het is een gecompliceerd concept met verschillende kanten en dimensies die in overweging moeten worden genomen. Daarnaast kunnen bepaalde aspecten op een subjectieve manier worden beoordeeld. Starreveld et al. (2002) geeft zeven karakteristieken van kwaliteit voor informatie: relevant, betrouwbaar, compleet, tijdig, begrijpelijk, controleerbaar en toegankelijk. Daarnaast geeft de IASB (1998) soortgelijke karakteristieken namelijk: begrijpelijkheid, relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid. Dit zou een basis kunnen zijn voor een definitie om kwaliteit te kunnen analyseren. Deze karakteristieken zijn echter te abstract om operationeel te maken (Beretta & Bozzolan, 2004b). Botosan (2004) geeft aan dat er geen universeel geaccepteerde definitie bestaat, maar indiceert wel dat kwaliteit een functie is van kwantiteit vermenigvuldigd met een rijkelijke inhoud. De kwaliteit van risicoverslaggeving moet in elk geval vanuit het gebruikersperspectief worden geanalyseerd (Botosan, 2004; Beretta & Bozzolan, 2004b).

De grotere rol van informatie in het bestuurverslag heeft een andere nadruk op de kwaliteit van informatie gelegd (Beretta en Bozzolan, 2007). Terwijl de kwaliteit van financiële verslaggeving veelal is vastgelegd (e.g. US GAAP, NL RJ), is het niet zo uitgebreid voor toelichtingen in het bestuursverslag. Als voorbeeld worden er wel via de RJ 400 een aantal onderwerpen benadrukt die beschreven dienen te worden, maar is dit relatief summier te noemen. Het basisidee dat kwantiteit en kwaliteit niet scheidbaar zijn in de vorm van informatie en dat kwaliteit van toelichtingen inherent onmeetbaar is (Botosan, 2004), zorgt ervoor dat het in het algemeen geaccepteerd is dat kwantiteit een adequate meeting is van kwaliteit (Beretta en Bozzolan, 2007). Echter geven o.a. Beretta en Bozzolan (2004a, 2007) aan dat de kwantiteit alleen nooit voldoende kan zijn om de kwaliteit van een tekst te bepalen. Daarom is er in de literatuur naar verschillende modellen gezocht om risicoverslaggeving te analyseren.

4.2 Modellen voor analyse van risicoverslaggeving

In de literatuur worden verschillende methoden voor de analyse van informatie gebruikt. In principe worden er twee manieren gehanteerd om risicoverslaggeving te meten. De eerste is een subjectieve analisten meting en de tweede een inhoudsanalyse. De inhoudsanalyse is vaak ontworpen door de onderzoeker zelf, waarbij de hoeveelheid tekst wordt gebruikt als een proxy voor kwaliteit (Beattie e.a., 2004). Dit laatste wordt ook wel een semiobjectief onderzoek genoemd (Beretta en Bozzolan, 2007).

Onderzoek dat gebaseerd is op subjectieve analisten ratings, beoordeeld kwaliteit op basis van een analyse van informatie in het jaar-, halfjaarlijks- en kwartaalverslag. Een voorbeeld hiervan is de rating gegeven door het CFA Instituut (vroeger bekend als Association of Investment Management

and Research) in de Verenigde Staten. Binnen deze aanpak wordt de informatie subjectief

beoordeeld door analisten. Zij doen dit met gebruik van een standaardlijst van factoren die belangrijk worden geacht. Deze aanpak heeft twee nadelen. De database betreft alleen Amerikaanse

ondernemingen en de totaalscore is gebaseerd op het subjectieve oordeel van de analisten (Healy en Palepu, 2001). Verder is het niet duidelijk voor de gebruiker hoe de score tot stand is gekomen. De semi-objectieve onderzoeken kunnen worden onderverdeeld in tekstanalyses en indexanalyses. De tekstanalyses zijn de meer letterlijke onderzoeken zoals een leesbaarheidsanalyse of inhoudsanalyse. Dit soort onderzoek voor risicoverslaggeving is gedaan door o.a. Linsley en Shrives (2007) en Abraham en Cox (2007). Abraham en Cox (2007) gebruiken een inhoudsanalyse voor de analyse van risicoverslaggeving. Een inhoudsanalyse van tekst is gebaseerd op codering van woorden, zinsdelen en volzinnen (Bowman, 1984). Voor een inhoudsanalyse is het gebruikmaken van codering van volzinnen de meest betrouwbare methode (Milne en Adler, 1999) en al vaker gebruikt voor het meten van risicoverslaggeving (e.g. Beretta en Bozzolan, 2004; Linsley en Shrives, 2006; Abraham en Cox, 2007). Een nadeel is dat de ondernemingen door de stijl van schrijven de metingen van zo’n analyse kunnen beïnvloeden. Mocht er bijvoorbeeld een brei van woorden om de risico-informatie zitten, dan kan het voorkomen dat het niet als zodanige risico-informatie wordt aangemerkt. Een zwak punt van de inhoudsanalyse is dat het onvermijdelijk subjectief is (Linsley en Shrives, 2006). Een mogelijkheid om de subjectiviteit gedeeltelijk te vermijden is om de tekst door meer dan één persoon te laten lezen en coderen (Bowman, 1984). Een dergelijke controle is zeer belangrijk en wordt daarom ook geregeld toegepast (Beattie e.a., 2004). Een andere methode is om de output te onderzoeken van twee verschillende manieren van de inhoudsanalyse (Beattie e.a., 2004). Bij een hoge correlatie is de betrouwbaarheid van de test groter. Het tellen van sleutelwoorden kan een tweede analyse zijn om betrouwbaarheid te creëren voor de eerdere inhoudsanalyse.

De indexanalyse is meer praktisch van aard en wordt voornamelijk uitgevoerd met een zelf ontworpen index. De index kan gebaseerd zijn op verschillende onderwerpen. Linsley en Shrives (2006) gebruiken bijvoorbeeld een index van gecategoriseerde risico’s (bijlage B), maar ook kunnen regelgeving of richtlijnen gebruikt worden als basis voor een onderwerpen index (Raffournier, 1995). Voor risicoverslaggeving zijn deze indexanalyses vaak gericht op de kwantiteit van informatie en maken met de index een vertaalslag naar kwaliteit (e.g. Mohobbot, 2005; Michiels e.a., 2009). Met de index wordt aangenomen dat de omvang van de verslaggeving vertaald kan worden naar de kwaliteit van de verslaggeving. Er zijn relevante beperkingen voor het repliceren van de resultaten en daarmee de betrouwbaarheid (Healy en Palepu, 2001). Tevens is niet altijd duidelijk of het relevant is wat gemeten wordt door de index. Daarmee is de validiteit beperkt. Toch zijn onderzoeken naar risicoverslaggeving door middel van een onderwerpenindex veel gebruikt (e.g. Beretta en Bozzolan, 2004a; Hassan, 2009).

Voor een indexstudie zijn er drie typen van betrouwbaarheid geïdentificeerd namelijk stabiliteit, reproduceerbaarheid en nauwkeurigheid (Krippendorff, 1980). De stabiliteit wordt aangegeven door de mate waarin de codeerder consistent is in het coderen van dezelfde inhoud. De reproduceerbaarheid wordt aangegeven met de mate waarin verschillende codeerders eenzelfde resultaat produceren. De nauwkeurigheid wordt aangegeven door de mate waarin een classificatie correspondeert met een standaard norm. De stabiliteit is volgens Krippendorff (1980) een zwakke meting van betrouwbaarheid en standaard coderingsregels bestaan er nauwelijks. Reproduceerbaarheid van het resultaat is een belangrijk steunpunt in de betrouwbaar van deze methode van onderzoek.

Het meetinstrument kan met of zonder weging van de aparte onderdelen of onderwerpen worden ontworpen. Voor indexen zonder weging kan er per onderwerp een score van 0 voor niet aanwezige informatie en 1 voor wel aanwezige informatie worden gegeven. Hierin wordt dan met een dummy variabel gewerkt. Ongewogen indexen kunnen door hun opzet alleen gebruikt worden voor het analyseren van de kwantiteit. Als de kwaliteit van de verslaggeving betrokken moet worden kan de

gedaan door enquêtes onder een relevante gebruikersgroep, vragend naar het belang van elk onderwerp (Beattie e.a., 2004). De weging representeert het belang en de relevantie van bepaalde onderwerpen voor verschillende gebruikers (Raffournier,1995; Hooks e.a., 2002; Beretta en Bozzolan, 2007) of de vorm van informatie in de verslaggeving (Botosan, 1997) of de omvang van de verslaggeving (Papa, 2007). Papa (2007) gebruikt bijvoorbeeld een analyse gebaseerd op verschillende risicocategorieën met een vier fasen coderingsschema en meet het aantal woorden en zinnen per risico categorie. Hierdoor wordt niet alleen de omvang, maar ook de inhoud van de verslaggeving geanalyseerd. Hooks e.a. (2002) maakt gebruik van een combinatie methodologie. Zij geven een waarde aan de index door het consulteren van 15 verschillende stakeholders. Hierdoor wordt de relevantie van de index voor de gebruiker verhoogd. Onder deze stakeholders zaten o.a. academici, accountants en CFO’s van de onderzochte ondernemingen. Botosan (2007) waardeert kwantitatieve informatie zwaarder dan kwalitatieve informatie om de kwaliteit aan te geven.

Voor een ongewogen index kan de totaalscore worden berekend door de volgende formule: ORVj= 1/nj RVi

ORVj = Ongewogen risicoverslaggeving index nj = maximum aantal onderwerpen

RVi = onderwerpen gerapporteerd door onderneming

De aanpassing naar een weging per onderdeel verandert de formule in: WRVj= 1/nj WiRVi

WRVj = Ongewogen risicoverslaggeving index nj = maximum aantal onderwerpen

RVi = onderwerpen gerapporteerd door onderneming Wi = weging per onderwerp

Als de weging op een goede manier is toegepast zou dit tot gevolg hebben dat WRV ≥ ORV. Het is daarnaast bekend dat er een positieve relatie tussen WRV en ORV is (Beretta en Bozzolan, 2007). Door via een weging de kwaliteit te beoordelen blijf je afhankelijk van de kwantiteit. Wel wordt er een extra dimensie aan de meting toegevoegd. De manier van opstellen en toekennen van weging zou in grote mate de relevantie en representatie van de resultaten beïnvloeden.

Voor het analyseren van risicoverslaggeving kan volgens Abad e.a. (2008) drie soorten indexanalyses worden uitgevoerd. Deze analyses zijn een kwaliteitsindex, omvangindex en kwantiteitsindex. Abad e.a. (2008) maken in hun onderzoek een vergelijking tussen deze drie indexen. Ze passen alle drie de indexen toe in de analyse van 108 jaarverslagen van Spaanse beursfondsen. Het doel is om te kijken of het opzetten van een index die meer meet dan alleen de kwantiteit ook invloed heeft op de uitkomst van de analyse. De kwaliteitsindex die gebruikt wordt is gebaseerd op het raamwerk van Beretta en Bozzolan (2007). Dit raamwerk combineert de kwantiteit met de rijkelijke inhoud van een tekst. De schematische weergave ervan vindt u in tabel 5.

Tabel 5 Voorgestelde kwaliteitindex door Beretta en Bozzolan (2007) p.339

De omvangindex die Abad e.a. (2008) gebruiken is een zelf opgezette index gebaseerd op Robb e.a. (2001). Hierin worden zes informatie onderwerpen gebruikt voor het waarderen van de informatie. Er wordt een score toegekend van 0 voor geen informatie, 0.5 voor beschrijvende informatie over het onderwerp en 1 voor kwantitatieve informatie over het onderwerp. De index lijkt hetzelfde als de kwaliteitsindex, maar meet niet alleen de berichtgeving (coverage), maar ook de kwantificering van de berichtgeving. Hierdoor ontstaat er een maximale waarde van 6 voor ondernemingen die volledig en kwantitatief rapporteren. De schematische weergave van dit schema vindt u in tabel 6.

Tabel 6 Omvangindex door Abad e.a. (2008) p.9

De kwantiteitindex is volledig gebaseerd op de hoeveelheid van de verslaggeving. Het is een simpele index die enkel de absolute kwantiteit ondervangt. Deze index geeft een cijfer tussen 0 en 1 relatief aan de streekproef. Volgens de volgende formule:

Kwantiteitindexi = (Infoi– Min) / (Max – Min)

Hierin is Infoihet aantal getelde zinnen van de informatie. Min staat voor het minimale aantal zinnen binnen de streekproef bedrijven en Max voor het maximale aantal zinnen.

Bij hun analyse verwachten ze een correlatie tussen de drie indexen, omdat ze hetzelfde doel hebben. Er is een positieve correlatie tussen de drie indexen, maar de hoogste correlatie bevindt zich tussen de kwaliteit- en kwantiteitsindex. Bij de analyse van 108 jaarverslagen testen ze de meting in een relatie tot een aantal variabelen (o.a. grootte, winstgevendheid). Voor de kwaliteit- en omvangindex is alleen ondernemingsgrootte significant. Voor de kwantiteitindex is grootte, leverage en groei significant. Abad e.a. (2008) concluderen dat hun empirische resultaten aangeven dat het belangrijk is wat voor ontwerp je gebruikt voor het analyseren. Ze vinden verschillende resultaten voor de verschillende indexen. Meer complexere indexen geven meer informatie over de verslaggeving.