• No results found

Meerwaarde planMER

3 Proces tot nu toe en reeds gemaakte keuzes

3.9 Meerwaarde planMER

Bovenstaande uiteenzetting van de reeds gemaakte keuzes in het volume en de locaties voor woon- en werklocaties laat zien dat vele strategische keuzes voor dit eerste programma reeds zijn gemaakt:

▪ In de PRS/PRV;

▪ In het voortraject via de bottom-up benadering: dit voortraject kan worden gezien als een alternatievenvergelijking van de nieuwe uitleglocaties,

▪ In de recentelijk vastgestelde provinciale Omgevingsvisie;

▪ Deels in de regionale gebiedsuitwerkingen of visies en;

▪ Deels al eerder door gemeenten zelf afgewogen in eigen trajecten.

Het traject van de gemeente Woerden voor extra locaties voor bedrijventerreinen (schuifruimte) is hiervan een goed voorbeeld. Hierbij zijn verschillende mogelijke locaties integraal beoordeeld.

Het heeft dan ook geen meerwaarde om in dit planMER bij het eerste programma reeds gemaakte strategische keuzes met alternatieven af te wegen.

Qua sturingsinstrumenten heeft de provincie een breed pallet aan mogelijkheden, maar de locatiekeuzes zijn dus al voor een aanzienlijk deel gemaakt en worden niet opnieuw gemaakt in dit programma. Het voorliggende programma wonen en werken geeft daarvan een eerste weerslag.

Zoals reeds in paragraaf 3.1 beschreven heeft het dan ook geen meerwaarde om in dit MER bij het eerste programma alternatieven te onderzoeken, omdat de strategische keuzes al elders zijn gemaakt.

Geen alternatieven in kwantiteit

Het eerste programma omvat met name dus reeds eerder vastgestelde, maar nog te realiseren locaties, veel binnenstedelijke locaties en een aantal kleinere uitleglocaties voor wonen en werken.

In de Omgevingsvisie zijn de basisprincipes voor verstedelijking vastgelegd, met de nadruk op het benutten van binnenstedelijke ontwikkelingen. In combinatie met de bandbreedte in het door PS vastgestelde Kader voor regionale programmering én de regels in de Interim Omgevingsverordening is de speelruimte voor verstedelijkingslocaties vastgelegd. Onderzoek naar

Gemaakte keuzes over locaties wonen en werken

➢ Afstemming van opname realisatieprojecten en pijplijnprojecten (woon- en werklocaties) in regionale programma’s met gemeenten en regio’s

➢ Afweging van nieuwe, niet eerder door de provincie beoordeelde, uitleglocaties. Deze afweging heeft geleid tot een enkele wijziging van het regionaal programma.

➢ Nieuwe uitleglocaties betreffen voornamelijk locaties ten behoeve van lokale vitaliteit (zie paragraaf 4.1 en 4.2).

➢ Opname prioritaire locaties naar verwachting in volgende programma’s

andere verhoudingen binnen- en buitenstedelijk bouwen hebben dan ook geen meerwaarde en sluiten niet aan bij de gekozen werkwijze bij regionale programmering.

Het eerste programma bevat een beperkt aantal nieuwe woon- en werklocaties, omdat vele discussies over (de wijze van realisatie en randvoorwaarden voor) locaties met gemeenten, regio’s en andere partijen nog gaande zijn. In het programma worden uitsluitend die locaties opgenomen, waarvan de realisatie al in enige mate in zicht is en die openbaar zijn.

Het totale volume aan nieuwe binnenstedelijke en uitleglocaties dat beoogd is om in het programma op te nemen (84.195 woningen en 54,2 hectare bedrijventerrein tot en met 2039) is nog niet voldoende om te voldoen aan de geprognotiseerde (toekomstige) behoefte aan woningen en bedrijfsruimte.

▪ Samen met andere partners zoals rijk en regio in de U16 heeft de provincie overeenstemming over de toekomstige stedelijke ontwikkeling, maar realisatie (en dus opname in het programma wonen en werken) is pas mogelijk na verder onderzoek en zicht op realisatie van randvoorwaarden zoals infrastructuur.

▪ In de regio’s Amersfoort en Foodvalley moet de provincie samen met de gemeenten nog een besluit nemen over de toekomstige ontwikkelingsrichtingen.

Het heeft dan ook geen meerwaarde om nu, ten behoeve van dit programma, in het MER alternatieven in kwantiteit te onderzoeken. Het heeft alleen meerwaarde om alternatieven af te wegen als er meer locaties dan nodig zijn voor het realiseren van het programma. Bovendien zijn in het planMER bij de Omgevingsvisie de effecten van het programma voor wonen en werken op hoofdlijnen reeds onderzocht.

Het heeft wel meerwaarde om te toetsen of de volumes per regio en provincie binnen de bandbreedte van het planMER bij de Omgevingsvisie Utrecht passen. Specifiek wordt getoetst of de volumes aan woon- en werklocaties per regio bijdragen aan de provinciale ambities en er aanbevelingen zijn te geven de bijdrages aan de ambities te vergroten.

Geen alternatieven in kwaliteit

Het programma wonen en werken gaat niet in op de gebiedsontwikkeling. Met regio’s en gemeenten zijn uitsluitend algemene afspraken gemaakt over de kwaliteit van de woningbouw en de bedrijventerreinontwikkeling. Via monitoring van het programma wordt in beeld gebracht in hoeverre de plannen voldoen aan deze afspraken op het gebied van integrale stedelijke kwaliteit, betaalbaarheid, evenwichtige groenontwikkeling en duurzaamheid.

Het heeft wel meerwaarde om de impact van de nieuwe uitleglocaties op gebiedsniveau te toetsen. Nieuwe uitleglocaties raken snel veel provinciale belangen en regels in de Interim – Omgevingsverordening. Een transparante integrale afweging is hierbij van belang. Het planMER brengt deze afweging expliciet in beeld voor de zeven thema’s in de Omgevingsvisie. Hierbij ligt de taak van de provincie om regio’s en gemeenten te stimuleren de locaties zodanig in te richten, dat deze zoveel mogelijk bijdragen aan de provinciale ambities en Utrechtse kwaliteiten. Het is primair aan gemeenten om vervolgens een goede afweging te maken. Het uiteindelijke gemeentelijke plan wordt door de provincie beoordeeld op basis van onder meer de Interim Omgevingsverordening, waarbij bij de uitleglocaties ook gebruik wordt gemaakt van de gebiedsanalyses.

Meerwaarde MER

De meerwaarde van het MER ligt in:

➢ Het toetsen van de impact van nieuwe, individuele uitleglocaties en van het totale volume aan woon- en werklocaties op de fysieke omgeving en provinciale ambities, uitgewerkt in de zeven thema’s uit de Omgevingsvisie;

➢ Het stimuleren/adviseren van de regio’s en gemeenten om de locaties nader uit te werken die zoveel mogelijk bijdragen aan de provinciale ambities en Utrechtse kwaliteiten. Per uitleglocatie en per regio worden hiervoor aanbevelingen gedaan.

4 Onderzoeksmethodiek

Dit hoofdstuk bevat een weergave van de scope van het MER: wat zijn de volumes aan woon- en werklocaties voor het eerste provinciale programma per gemeente en regio en welke nieuwe uitleglocaties worden onderzocht voor het eerste programma? Daarnaast wordt in dit hoofdstuk de onderzoeksmethodiek van de effectenanalyses beschreven.