• No results found

Kader voor regionale programmering wonen en werken

3 Proces tot nu toe en reeds gemaakte keuzes

3.7 Kader voor regionale programmering wonen en werken

In het kader zijn de uitgangspunten en de aanpak van de totstandkoming van het programma wonen en werken vastgelegd. Het kader schetst de provinciale rol en verantwoordelijkheden, en de wijze waarop locaties zullen worden beoordeeld. Voorts is in het kader de regio-indeling, de kwantitatieve bandbreedtes en de kwalitatieve aspecten voor de regionale programmering aan de orde gesteld. Tenslotte bevat het kader een weergave van het vervolgproces.

Adaptieve werkwijze en provinciale rol

In het kader is de adaptieve werkwijze (zoals weergegeven in paragraaf 1.1) uiteengezet, om te komen tot afspraken over aantallen woningen/aantal hectare bedrijventerreinen en over de locaties daarvoor. Daarbij is adaptiviteit belangrijk: door mee te bewegen, bij te sturen of juist te intensiveren kunnen provinciale doelen het beste worden gehaald.

Kwantitatieve bandbreedtes woningbouwopgave en bedrijventerreinontwikkeling

In het Kader is een bandbreedte bepaald van de woningaantallen en aantallen hectares voor bedrijventerreinontwikkeling voor periodes van vijf jaar tussen 2020 tot 2040 (zie Tabel 3.1 bandbreedte woningbouw en Tabel 3.2 bandbreedte bedrijventerreinontwikkeling).

Tabel 3.1: Bandbreedte woningbouwopgave tot 2040 Opgave inlopen

woningtekort 2020

Toename woningbehoefte Totaal

2020 t/m 2039 2020

t/m 2024

2025 t/m 2029

Subtotaal 2020 t/m 2029

2030 t/m 2039

Regio U16 26.400 30.200 29.100 59.300 39.900 99.200 – 125.600

Regio Amersfoort 4.900 8.500 7.200 15.700 10.400 26.100 – 31.000

Regio Foodvalley 1.200 2.300 2.400 4.700 3.200 7.900 – 9.100

Gemaakte keuzes over locaties wonen en werken in regio U16

➢ Concentreer nieuwe woningen en banen in het stedelijk kerngebied (de stad Utrecht, Maarssen, Nieuwegein en IJsselstein) en rond grotere regionale ov-knooppunten;

➢ Intensiveer woon- en werklocaties in binnenstedelijke tussengebieden. Rond de Utrechtse binnenstad ligt een U-vormig gebied (van Lage Weide via de A12 Zone tot Overvecht) waar veel verdichtingskansen liggen: de Grote U.

De bandbreedtes zijn leidend voor de omvang van de regionale programma’s. Deze omvang dient zich in totaliteit tussen de aangegeven bandbreedtes te bevinden. De ‘schotten’ tussen de verschillende tijdvakken zijn richtinggevend, maar niet absoluut. Mits goed gemotiveerd is hier enige flexibiliteit in mogelijk. Voor bedrijventerrein wordt in de gegeven bandbreedte rekening gehouden met te behalen ruimtewinst als gevolg van intensivering van bestaand bedrijventerrein

Tabel 3.2: Bandbreedte bedrijventerrein tot 2030 (tot netto hectares) Regio Foodvalley Regio

Amersfoort

Regio U16 Provincie Utrecht

Behoefte (WLO hoog) 43 84 209 336

Waarvan:

- Ruimtewinst door intensivering bestaand terrein

9 – 13 17 – 25 42 – 63 68 – 101

- Reservering: niet accommoderen 4 – 8 9 – 17 9 – 30 22 – 55

- Nieuw bedrijventerrein 26 50 137 213

Beschikbaar aanbod (hard) 2 28 94 124

Nog max. te accommoderen nieuw terrein

24 22 43 89

Restcapaciteit 4 7 42 53

Bandbreedte nieuw terrein 4 - 24 7 - 22 42 - 43 53 - 89

Het provinciaal kader bevat tevens per regio een overzicht van reeds eerder planologisch aanvaardbaar geachte, maar nog niet ontwikkelde uitleglocaties voor wonen en werken. Dit betreft locaties die eerder waren opgenomen (en van een m.e.r.-beoordeling waren voorzien) in het provinciale ruimtelijke structuurvisie en -verordening, en zeven noodzakelijk geachte uitbreidingen van bedrijventerreinen waarover Provinciale Staten zich via een motie heeft uitgesproken deze op te nemen in de provinciale Omgevingsvisie (zie link). Dit zijn zeven van de negen uitleglocaties voor bedrijventerreinen in het 1e programma (zie paragraaf 4.3).

Kwalitatieve aspecten

De ambities uit de Omgevingsvisie en de regels uit de Verordening tezamen vormen de kwalitatieve uitgangspunten voor de nieuwe woon- en werklocaties. De provincie heeft een aantal kwalitatieve aspecten in het kader uitgelicht, waar zij specifiek aandacht voor vragen in de regionale programma’s voor de nieuwe woon- en werklocaties.

Tabel 3.3 Kwalitatieve aspecten in regionale programmering Kwalitatieve aspecten Toelichting

1. Integrale stedelijke kwaliteit

- Maximale inzet van alle partijen om bij te dragen aan een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving.

- Primaire inzet op binnenstedelijke ontwikkeling 2. 50% sociale en

middeldure woningbouw

- Agenderen van het onderwerp ‘50% sociaal / middelduur’ in de gesprekken met gemeenten, regio’s en andere stakeholders;

- Inventariseren van de afspraken/ambities per project/gemeente en maken daarbij nadere afspraken over de te hanteren bovengrenzen waarbij bovenstaande bedragen de bovengrens vormen;

- Indien de provincie signaleert dat het gewenste percentage op regionaal niveau niet wordt gehaald, gaat zij hierover in gesprek met de gemeenten. Zo nodig zetten zij instrumentarium in om dit te bewerkstelligen;

- Afspraken over monitoring om de realisatie te volgen en waar nodig bij te sturen

3. Evenwichtige ontwikkeling van rood en groen

- Agenderen van het belang van een evenredige groenontwikkeling, en attenderen gemeenten en andere partners op de regel in de verordening die als voorwaarde stelt dat uitbreiding met woningbouw in samenhang met lokale en

regionale groenontwikkeling plaatsvindt, waarbij sprake is van een evenwichtige verhouding

- Attenderen van gemeenten en andere partners in dat verband op de verkenning ‘Groen groeit mee’, met als doel gezamenlijk te werken aan regionale groenontwikkeling. Dit kan hetzij in hetzelfde plan, hetzij op een andere locatie.

4. Energieneutrale nieuwbouw

- Agenderen van het onderwerp energieneutraliteit in de gesprekken met gemeenten en andere stakeholders, waarbij wij als uitgangspunt nemen dat alle nieuwbouw energieneutraal moet zijn, tenzij is aangetoond dat dit niet haalbaar is;

- Inventariseren van de afspraken/ambities per project/gemeente;

- Afspraken over monitoring: wat komt er van de plannen/ambities terecht. Indien de provincie signaleert dat het gewenste ambitieniveau niet wordt gehaald, gaat zij hierover in gesprek met de gemeenten.

5. Klimaatadaptatie - Agenderen van het onderwerp klimaatbestendigheid in de gesprekken met gemeenten en andere stakeholders;

- Inzet op een algemene afspraak met gemeenten en regio’s, waarbij zij onze inzet om concrete afspraken te maken met de bouwketen ondersteunen en aangeven daarin actief te willen participeren;

- Attenderen van gemeenten op de mogelijkheid om op korte termijn gebruik te kunnen maken van het expertiseteam.

6. Circulariteit - Agenderen van het thema circulaire economie, waaronder circulaire nieuwbouw in de gesprekken met gemeenten en andere stakeholders. Er wordt een informerende notitie opgesteld die hiervoor behulpzaam kan zijn;

- Afspraken met gemeenten en regio’s waarin alle partijen het streven naar circulariteit onderschrijven en concretiseren;

- Inventariseren van concrete initiatieven en ambities op het vlak van circulariteit en afspraken maken over monitoring. Indien de provincie signaleert dat het gewenste ambitieniveau niet wordt gehaald, gaat zij hierover in gesprek met gemeenten.

7. Leefbaarheid en inclusiviteit

- Het agenderen van leefbaarheid (o.a. Milieukwaliteit), inclusiviteit, levensloopbestendig bouwen en het bouwen voor specifieke doelgroepen, met de specifieke vraag of gemeenten in het kader van de regionale programmering hier afspraken over willen maken.

- Afspraken over monitoring: op welke wijze geven gemeenten invulling aan deze afspraken.

8. Zorgvuldig ruimtegebruik en verduurzaming werklocaties

- De provincie agendeert zorgvuldig ruimtegebruik, intensivering, herstructurering en verduurzaming van bestaande bedrijventerreinen en het behoud en uitbreiding van informele bedrijfsruimte:

- Inzet op het opstellen van een gezamenlijk uitgifteprotocol van bedrijventerreinen, hierin worden ook afspraken over verduurzaming opgenomen;

- Afspraken over de segmentering van bedrijventerreinen;

- Afspraken over monitoring van bedrijventerreinontwikkeling, waaronder de bebouwingsdichtheid, het aantal banen en de verduurzaming.

9. Wonen, werken, bereikbaarheid in samenhang, als onderdeel van een integrale opgave

- De programma’s voor wonen en werken moeten passen in de grotere integrale opgave, en in die zin aansluiten

- bij de programma’s op andere beleidsterreinen zoals energie en groen.