• No results found

Meditatie maakt oude dag ook prettig

In document Huis-, tuin- en keukenpopulisme (pagina 43-46)

 boeken

Over de auteur Jan B. Kuné is is als deeltijdhoogleraar

Pensioenwetenschap verbonden aan de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam

No0t zie pagina 48

In april van dit jaar verscheen van de hand van twee ex-abn Amro medewerkers het boek De

vergrijzing leeft. Kansen en keuzen in een veroude-rende samenleving. Frank Heemskerk is nu

PvdA-kamerlid en Dolf van den Brink ¬ eerder lid van de Raad van Bestuur ¬ is nu adviseur van eerder genoemde financiële instelling. Zij proberen in dit boek een genuanceerder beeld over de aan-staande bevolkingsveroudering in Nederland te creëren dan ons dikwijls wordt voorgehouden. Behalve op de problemen willen zij vooral ook attenderen op de mogelijkheden en kansen van de aanstaande bevolkingsveroudering. Zij zijn er (zelfs) van ‘(…) overtuigd dat ¬ als overheden, ondernemingen en burgers gezamenlijk op de vergrijzing anticiperen ¬ wij van jong tot oud de vergrijzing vooral tegemoet kunnen zien als een verrijking van onze samenleving’.

Meer dan 20 auteurs bespreken in 1 hoofd-stukken de gevolgen van een ouder wordende samenleving in brede samenhang en vanuit vier invalshoeken: financieel-economisch (vijf

hoofdstukken), de gevolgen voor de arbeids-markt (vijf hoofdstukken), de ontwikkelingen in de gezondheidszorg (vier hoofdstukken) en ten slotte de mogelijke culturele en politieke veran-deringen (drie hoofdstukken).

Hét fundamentele aspect van de bevolkings-veroudering in Nederland is dat geleidelijk aan een situatie ontstaat gekenmerkt door een wat geringer aantal werkenden en een ruim twee maal zo groot aantal wél consumerende maar niet langer producerende ouderen, een niet onbelangrijke verandering van het verde-lingsvraagstuk. In welke mate die verandering doorzet hangt af van onze toekomstige welvaart, die grotendeels wordt bepaald door de omvang van het bruto binnenlands product (bbp), want duidelijk is dat een grotere omvang van de pro-ductie, een groter bbp per hoofd, ons in staat stelt het verdelingsprobleem dat ontstaat door de demografische transitie soepeler en gemak-kelijker tot een oplossing te brengen. Want waar meer is, is het makkelijker delen.

De omvang van de toekomstige productie ¬ en daarmede de welvaart per hoofd ¬ hangt op zijn beurt af van (1) de arbeidsparticipatie en bovenal (2) de ontwikkeling van de arbeidspro-ductiviteit, de enig duurzame bron van econo-mische groei. In bijna alle hoofdstukken van het

Meditatie maakt oude

dag ook prettig

De vergrijzing leeft. Kansen en keuzes in een verouderende samenleving

Dolf van den Brink en Frank Heemskerk, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2006

jan b. kuné

6

boek krijgt het vraagstuk van de arbeidsmarkt-participatie ruim aandacht, het aspect van de (bestendige toeneming van de) arbeidsproducti-viteit echter nauwelijks.

u

Gebrekkige integratie

Hoewel de redacteuren zeggen juist ook de po-sitieve aspecten van de nakende bevolkingsver-oudering te willen belichten, blijkt toch ¬ met uitzondering van de bijdragen van Bert de Vries, Paul Schnabel en Kees Schuyt ¬ bij alle auteurs de beeldvorming van de vergrijzing als ‘iets zor-gelijks’ te overheersen.

Bas Jacobs ¬ eerste hoofdstuk van de bundel ¬ is het meest somber: voor hem staat al zo on-geveer vast dat alleen een wonder ons nog kan verhoeden voor een generatieconflict (en vele andere zorgen). Maar ook Wouter van Aggelen c.s. komen tot een weinig vrolijk stemmende conclusie: ‘(…) hoe het ook zij, de kans is groot dat we in de komende decennia in ieder geval met een langdurige recessie zullen worden ge-confronteerd (…) en onze vergrijzende samenle-ving heeft dan echt een probleem.’

Zo goed als alle auteurs beklemtonen in het licht van de aanstaande bevolkingsveroudering dat ‘alle hens aan dek’ moeten. Of, anders ge-zegd, bij alle leeftijdsgroepen moet de arbeids-participatie verder omhoog. Maar liefst vier bijdragen in de bundel geven ruim aandacht aan de thematiek van arbeid, employability en de ouder wordende mens (ofwel de -plus-ser). De ironie wil dat het uitgangspunt van de verhoogde participatie door een ieder wordt on-derschreven. Tegelijkertijd voelt bijna niemand zich aangesproken. Het uitstromen van -plus-sers gaat vooralsnog onverminderd door. Zulks op grond van allerlei overgangsregelingen en gedachtig het motto ‘pakken wat je pakken kan, nu het nog kan’.

Geconstateerd wordt dat overal in het be-drijfsleven en bij de overheid onverwijld en met kracht een vitaliteitsbeleid gevoerd moet gaan worden. Een beleid dat niet alleen gezond-heid, motivatie en inzetbaarheid van de

(ou-dere) werknemer verbetert, maar vooral werk-nemers van jongs af aan traint en voorbereidt op een levenslange loopbaan. Op die manier wordt dan na verloop van tijd doorwerken tot 6 jaar weer de normale situatie, die er tot in de jaren 0 van de vorige eeuw altijd geweest is. Op veel plaatsen in het boek wordt gewezen op de noodzaak van een omslag in het denken: het denken over werken en pensioen, het denken rond de oudere werknemer, de houding van werkgevers, et cetera. Het blijkt op werkvloer-niveau nog uiterst lastig te zijn. Eigen waarne-mingen met betrekking tot het denken over ‘active aging’ stemmen me vooralsnog evenmin optimistisch. Leeftijdsbeleid is met alle goede wil ook nogal moeilijk toepasbaar in het mid-den- en kleinbedrijf (minder dan 20 à 0 werk-nemers).

Jan van Zijl windt er dan ook geen doekjes om wanneer hij ¬ hij heeft nu het oog op de cohor-ten die nog niet vertrouwd zijn met de gedachte dat zij in de toekomst langer zullen moeten werken: in uren, weken en jaren ¬ opmerkt dat er in dit verband stevige maatregelen genomen moeten worden: “De kabinetsmaatregelen (rond arbeidsongeschiktheid, vervroegd uittreden en ontslag), die tot zo veel onrust hebben geleid, zijn hooguit een grimmige voorbode van wat echt nodig is om de gevolgen van de vergrijzing effectief aan te pakken.” Wellicht kunnen we leren van de ervaringen in Finland op het gebied van fitness, gezondheid en leefstijl.

Maar ook de arbeidsparticipatie van vrou-wen moet en kan verder omhoog. In dat verband wordt gewezen op de noodzaak van een adequaat stelsel van kinderopvang. De ko-mende periode wordt de arbeidsinzet van grote groepen allochtonen, met name van Turken en Marokkanen, steeds belangrijker. Hun achter-blijvende arbeidsmarktparticipatie en vooral ook hun veelal tekort schietende

arbeidskwalifi-catie zijn onder meer debet aan hun gebrekkige

integratie in de Nederlandse samenleving. De bundel gaat evenwel, behoudens enkele ter-loopse opmerkingen, aan deze problematiek voorbij.



u

Afgezwakt

Daarentegen breekt Bas Jacobs de lans over Nederland als ‘statische renteniersnatie’, waar welvarende families hun zaakjes goed regelen en de maatschappelijk minder gefortuneerden de prijs betalen. Maar de auteur kan worden gerust gesteld of moet ik zeggen dat de situatie nog ernstiger is: het concept renteniersnatie is simpelweg niet aan de orde. Hoewel men het te-gendeel zou verwachten op grond van al zo vele jaren zulke grote overschotten op de lopende rekening van de betalingsbalans, blijkt uit de statistieken van dnb dat de externe vermogens-positie van Nederland negatief is. Helaas is het dus niet mogelijk dat Nederland gedurende een zekere aanpassingsperiode naar een ouder wordende samenleving meer consumeert dan produceert en daarmee inteert op zijn tegoeden in het buitenland. Die tegoeden zijn er eenvou-digweg niet.

Bert de Vries schrijft in de bundel over het beste bewaarde geheim van Den Haag . Dat betreft in de Vries’ uitgesproken optimistische visie de betaalbaarheid van de stelsels van pen-sioen- en zorgvoorzieningen in het licht van de aanstaande bevolkingsveroudering. Het over-grote deel van de kosten van de vergrijzing ¬ namelijk voorzover die te maken hebben met de aow en de gezondheidszorg ¬ kan worden betaald uit de extra belastingopbrengsten die de gepensioneerden zelf genereren. Deze opmer-king is correct, maar wel belangrijk afgezwakt door recente cpb-berekeningen1.

u

Meditatie

Andere, verspreid over het boek voorkomende, beleidsaanbevelingen betreffen ¬ kort gefor-muleerd:

1 selectieve immigratie: economisch profijte-lijk voor het ontvangende land;

2 wél reductie, maar geen geforceerde afbouw van de staatsschuld;

 fiscalisering van de aow: de aow is geen verzekering, maar een algemene voorzie-ning; daarnaast verbreding van het draagvlak (Wouter Bos heeft in de afgelopen periode de fiscalisering van de aow en het oneigenlijk gebruik van de levensloopregeling als instru-ment voor vervroegde uittreding opnieuw aan de orde gesteld. Het is te betreuren dat met name weer de ouderen, ook afkomstig uit zijn eigen partij, zo fel over hem heen zijn gevallen.)

 aanmerkelijke uitbreiding van de investerin-gen in onderwijs en kinderopvang; vergro-ting en verbetering van de kwaliteit van het arbeidsaanbod;

 de levensloopregeling niet oneigenlijk ge-bruiken voor vervroegde pensionering; 6 vermindering van de hypotheekrenteaftrek

en vermindering van de fiscale subsidie op pensioensparen: deze subsidies stimuleren het vervroegde uittreden in plaats van het investeren in het eigen menselijk kapitaal. Een afzonderlijke studie gericht op mogelijke beleidsmaatregelen lijkt nu in de allereerste plaats nodig, al kan de (in)formatie van het vol-gende kabinet nà de Tweede-Kamerverkiezin-gen van november 2006 met al deze beleidsaan-bevelingen wel aan de slag.

Concluderend: somberte voert al met al toch wel de boventoon in het boek De vergrijzing

leeft. Een aantal relativerende opmerkingen is

daarom op zijn plaats. In de eerste plaats kun-nen we vaststellen dat de Westerse samenle-vingen welvarender zijn dan ooit. Daarmede is aan de belangrijkste voorwaarde voldaan om ook in een ouder wordende samenleving pret-tig verder te kunnen leven. De Westerse landen zijn rijk op het moment waarop zij gaan ver-ouderen. Bijna alle ontwikkelingslanden zul-len over zo’n 0 jaar verouderen en zulzul-len dan vermoedelijk lang zo rijk niet zijn als wij nu. In de tweede plaats is te veel nadruk op goederen-



en dienstenproductie uit den boze. Materiële welvaart en vrije tijd zijn tot op zekere hoogte uitwisselbaar. En het getuigt wellicht van wijs-heid, misschien zelfs van beschaving, om de voorkeur te geven aan vrije tijd boven aardse goederen ¬ te besteden aan meditatie, contem-platie en schone kunsten. Dolf van den Brink en

Frank Heemskerk zullen het ongetwijfeld met me eens zijn.

Noot

1 CPB, Ageing and the sustainability of Dutch public

finances (Ruud de Mooij), CPB, Den Haag, maart

In document Huis-, tuin- en keukenpopulisme (pagina 43-46)