• No results found

Hebben anders- anders-globalisten gelijk?

In document Huis-, tuin- en keukenpopulisme (pagina 39-43)

Het recht van de rijkste

John Vandaele, Houtekiet, Antwerpen/Amsterdam 2005

hein tilborghs

2

kanttekeningen zonder drammerig te worden. Hij geeft niet direct een antwoord op de vraag in de subtitel van het boek: ‘Hebben andersglo-balisten gelijk?’ Maar de strekking van het boek is wel duidelijk: dat hebben ze in hoge mate. Als het erop aan komt is democratie ver te zoeken en geven de belangen van de rijkste landen de door-slag.

u

Geen sancties

Voor velen is mondialisering een wild, ongrijp-baar proces dat zich onttrekt aan nationale en internationale politieke invloed. Er is geen an-dere keus dan meegaan in het proces van libera-lisering van de wereldhandel, het is een kwestie van meegaan of economisch ten onder gaan. Vandaele laat echter, bijna ongewild, zien dat het proces van globalisering wel degelijk wordt ge-stuurd, met name door de rijkere landen die zich daarbij bedienen van de internationale instellin-gen als het imf en de wto. Dit is een inzicht dat vooral bij de politiek en de beleidsmakers beter zou moeten gaan doordringen. Er is wel degelijk een mogelijkheid om de ontwikkelingen min of meer te sturen. Althans in theorie. Want het neoliberale denken is nog sterk dominant en dat ziet niets in (bij)sturen. Alternatieven worden met name aangedragen door andersglobalisten. Deze zijn niet meer antikapitalistisch zoals in de tijd van de antiglobalisten maar willen in de eer-ste plaats het proces van globalisering bijsturen. De auteur laat zien dat de wto thans veruit de machtigste instelling is. Een land dat toe-gelaten wil worden tot deze organisatie moet alle verdragteksten (2.000 pagina’s) volledig onderschrijven. Landen zijn gehouden zich aan haar regels te houden op straffe van economische sancties. Op papier is de wto een vrij democra-tische organisatie: elk land heeft één stem. De ingewikkeldheid van de dossiers, de onover-zienbare stroom van documenten en een enorm vergadercircuit maken de besluitvorming feite-lijk ondemocratisch. Met name de rijke landen hebben op dit punt een voorsprong. En wie niet tegen is, is voor. Daardoor wordt deze instelling

gedomineerd door de rijke landen en de grote opkomende economieën zoals China en India. De ontwikkelingslanden hebben het nakijken. Hoe wrang dit is blijkt bij landbouwpolitieke kwes-ties. De Verenigde Staten hebben van het geschil-lenorgaan van de wto te verstaan gekregen dat subsidie aan hun katoenboeren in strijd is met de verdragsregels. Toch worden deze niet afgeschaft en zelfs het dreigen met economische sancties blijft achterwege. Dat heeft alles te maken met de dominante positie van de Verenigde Staten binnen de wto, want op andere terreinen wordt naleving van de regels wel degelijk afgedwongen. Andere organisaties zijn veel democratischer van opzet. De Internationale Arbeidsorganisa-tie (iao), opgericht in 1919 en van oudsher een ‘Europese’ instelling, kent een duidelijke demo-cratische structuur. Elk land wordt daarin verte-genwoordigd door twee afgevaardigden en een vertegenwoordiger van werkgevers en van de werknemers. De macht is relatief goed verdeeld en de Verenigde Staten kunnen de zaken niet naar hun hand zetten. Door de iao zijn veel be-langwekkende verdragen (conventies) tot stand gebracht op het punt van de vrijheid van vakver-eniging en collectief onderhandelen, eliminatie van dwangarbeid, eliminatie van discriminatie, afschaffing van kinderarbeid, maar de makke is dat de internationale gemeenschap weigert deze afdwingbaar te maken. Sancties tegen landen die normen of regels overtreden zijn niet mogelijk. De iao kan deze landen alleen aan de morele schandpaal nagelen (naming and shaming). Iets dergelijks speelt ook op het terrein van het milieu. De organisaties en instellingen daar kennen een hoog democratisch gehalte, maar de afdwingbaarheid van overeenkomsten is zeer beperkt. Ondertekenaars van het veelbesproken Kyoto-protocol tegen de uitstoot van broeikas-gassen lopen weinig tot geen risico van sancties als zij niet aan hun verplichtingen voldoen.

u

Aan de knoppen

De auteur maakt meer dan aannemelijk dat er een omgekeerd verband bestaat tussen de

 macht van een organisatie en het democratische

gehalte ervan. Hoe democratischer, hoe minder macht een dergelijke organisatie heeft.

De wto en het imf beschouwt hij als de machtigste organisaties. Deze kunnen in het belang van de economie zelfs regels van andere instellingen overrulen. De wto kan nationale wetten op het gebied van de volksgezondheid, dierenwelzijn en het milieu of wetten die de zwakkeren in de samenleving beschermen, il-legaal verklaren. Het imf ziet de sociale bescher-ming van werknemers vaak als oorzaak van de ‘rigiditeit van de arbeidsmarkt’ en minimum-lonen en collectieve arbeidsovereenkomsten worden dikwijls in een negatief daglicht gesteld. Met name ontwikkelingslanden, zijn door het imf gedwongen deze sociale bescherming te schrappen terwijl het iao dit als basisrecht heeft aangemerkt. Voor de vrijmaking van de handel en de liberalisering van alle markten, de arbeidsmarkt incluis, moeten andere rechten en verworvenheden wijken. Van de andere kant, op basis van milieuakkoorden, iao-conventies en mensenrechtenverdragen zijn er geen mogelijk-heden om de vrijmaking van markten ter dis-cussie te stellen, illegaal te verklaren of tegen te gaan. Het is daarom onmogelijk iets te onderne-men tegen oneerlijke concurrentie van landen die goedkoper kunnen produceren omdat zij de vakbondsvrijheid niet erkennen.

Al met al rijst uit het boek een ongemakkelijk makend beeld op als het gaat om het wereldbe-stuur. Daarin lijkt het met voorrang te draaien om economische en financiële belangen, met name van de rijke landen. Deze zitten bij de be-langrijkste instellingen aan de knoppen en hou-den daarbij de eigen belangen scherp in de gaten. Het was te verwachten ¬ maar daarom is het niet minder stuitend ¬ dat de rijke landen (de vs en de Europese Unie voorop) weigeren tegemoet te komen aan de eis van de ontwikkelingslanden iets te doen aan hun landbouwpolitiek die het arme landen onmogelijk maakt op die markt een rechtvaardig aandeel te krijgen. Of deze rijke lan-den ongelukkig zijn met het mislukken van de wto-top van dit jaar is dan ook de vraag.

u

Meer transparantie

Is tegen de dominantie van het neoliberale denken dan niets te ondernemen? Zitten wij in een proces dat niet te stoppen is? De auteur is daar niet van overtuigd. Hij stelt dat met name Europa kansen heeft laten lopen om andere dan economische, financiële en handelsbelangen mee te laten wegen in de wto-verdragteksten. Dat had de Europese Unie al kunnen doen bij de totstandkoming ervan, maar met name bij de onderhandelingen over de toetreding van China tot de wto. Toen had Europa, met zijn sociaal-democratische traditie en de erkenning van de rechten van werkenden, als voorwaarde voor toelating tot de wto kunnen bedingen dat China gehouden zou zijn om de werknemers-rechten zoals vastgelegd in de ioa-conventies te onderschrijven. Dat is niet gebeurd en sindsdien wordt de wereld overspoeld met goederen uit China. Het is moeilijk concurreren tegen een land waar het stakingsrecht niet erkend is en waar men nog nooit van een minimumloon of gereguleerde arbeidstijden heeft gehoord. Kortom, door eenzijdig te fixeren op het geloof dat de wereld alleen gebaat is bij maximaal geli-beraliseerde markten, heeft Europa een unieke kans laten lopen om de belangen van de zwak-keren in de samenleving, zowel hier als daar, te behartigen.

Het echec van de Europese grondwet heeft laten zien dat internationale instellingen en samenwerkingsorganisaties niet ongestraft hun eigen agenda kunnen volgen. De uitbreiding van Europa met liefst 10 landen is buiten de bevol-king om tot stand gebracht. Het ‘neen’ tegen de grondwet is mede ingegeven door de repercus-sies die deze uitbreiding leek te hebben voor de bestaanszekerheid. De impact van een nagenoeg ongeclausuleerde toelating van China en India tot de wto is zo mogelijk nog groter. Ook hier stond de bevolking buitenspel. Zelfs de invloed van de parlementen, met uitzondering van het Amerikaanse congres, was te verwaarlozen. Veel beleid van de wto komt tot stand in een soort

black boxes buiten het zicht van democratisch

boeken

Hein Tilborghs bespreekt Het recht van de rijkste



gekozen toezichthouders. Waar het er echt toe doet, heerst het recht van de rijken, niet het recht van de meerderheid.

Vandaele pleit voor meer transparantie en democratie. Terecht. Wat hem opvalt is dat de besluitvorming, ook als het gaat om diep ingrij-pende regelgeving, zich voltrekt buiten het zicht van de nationale parlementen. Voor hem is dui-delijk dat de internationale samenwerking niet een zaak kan blijven van regeringen, diplomaten en ambtenaren maar dat een versterking van de rol van parlementariërs, niet als deskundigen maar als politiek vertegenwoordigers, volstrekt noodzakelijk is. In België heeft zijn boek in ieder geval al tot vragen in het parlement geleid. In Nederland bleef het tot nu toe stil.

u

Sterker zelfbewustzijn

Het boek van Vandaele bevat een schat aan in-formatie. Het brengt allerlei zaken met elkaar in verband en zet ze in perspectief. Maar het ver-ontrust ook. Het lijkt erop dat het wereldbestuur in handen is van de rijke landen, die hun eigen belangen laten primeren ten koste van de armere landen. Als het neoliberalisme op de terugtocht is, en velen zeggen dat dit al het geval is, daarbij verwijzend naar Zuid Amerika waar de kritiek op de ‘zegeningen’ van een neoliberaal beleid met

name bij de bevolkingen aanzwelt, dan zal daar-voor een alternatief moeten worden gevonden. Samenwerking en internationale organisaties zullen ook dan nodig zijn en blijven. Het recht van de rijkste zou dan plaats moeten maken voor het recht van de meerderheden. Maar of de rijke landen op die manier macht uit handen zullen willen geven is nog maar de vraag.

De arme landen maken steeds meer een vuist. Door hun krachten te bundelen hebben zij dit jaar een verdere liberalisering van de wereld-handel tegengehouden omdat de Europese Unie en de Verenigde Staten weigeren handelsbelem-merende maatregelen voor landbouwproducten uit hun landen ongedaan te maken of te ver-soepelen. Maar liefst 12 landen, verenigd in de g77, blokkeren thans een institutionele hervor-ming van de Verenigde Naties omdat zij stellen dat hun (machts)positie binnen deze instelling daardoor nog verder wordt gemarginaliseerd. De minder bedeelde naties landen tonen al met al een sterker zelfbewustzijn en vragen aandacht voor hun belangen. Wat dat in de toekomst gaat betekenen, is niet goed in te schatten. Maar dat dit zou kunnen resulteren in een beweging die het recht van de rijkste zal vervangen door het recht van een meerderheid, is onwaarschijnlijk. Machthebbers laten zich immers niet zonder slag of stoot onttronen.



 boeken

Over de auteur Jan B. Kuné is is als deeltijdhoogleraar

Pensioenwetenschap verbonden aan de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam

No0t zie pagina 48

In april van dit jaar verscheen van de hand van twee ex-abn Amro medewerkers het boek De

vergrijzing leeft. Kansen en keuzen in een veroude-rende samenleving. Frank Heemskerk is nu

PvdA-kamerlid en Dolf van den Brink ¬ eerder lid van de Raad van Bestuur ¬ is nu adviseur van eerder genoemde financiële instelling. Zij proberen in dit boek een genuanceerder beeld over de aan-staande bevolkingsveroudering in Nederland te creëren dan ons dikwijls wordt voorgehouden. Behalve op de problemen willen zij vooral ook attenderen op de mogelijkheden en kansen van de aanstaande bevolkingsveroudering. Zij zijn er (zelfs) van ‘(…) overtuigd dat ¬ als overheden, ondernemingen en burgers gezamenlijk op de vergrijzing anticiperen ¬ wij van jong tot oud de vergrijzing vooral tegemoet kunnen zien als een verrijking van onze samenleving’.

Meer dan 20 auteurs bespreken in 1 hoofd-stukken de gevolgen van een ouder wordende samenleving in brede samenhang en vanuit vier invalshoeken: financieel-economisch (vijf

hoofdstukken), de gevolgen voor de arbeids-markt (vijf hoofdstukken), de ontwikkelingen in de gezondheidszorg (vier hoofdstukken) en ten slotte de mogelijke culturele en politieke veran-deringen (drie hoofdstukken).

Hét fundamentele aspect van de bevolkings-veroudering in Nederland is dat geleidelijk aan een situatie ontstaat gekenmerkt door een wat geringer aantal werkenden en een ruim twee maal zo groot aantal wél consumerende maar niet langer producerende ouderen, een niet onbelangrijke verandering van het verde-lingsvraagstuk. In welke mate die verandering doorzet hangt af van onze toekomstige welvaart, die grotendeels wordt bepaald door de omvang van het bruto binnenlands product (bbp), want duidelijk is dat een grotere omvang van de pro-ductie, een groter bbp per hoofd, ons in staat stelt het verdelingsprobleem dat ontstaat door de demografische transitie soepeler en gemak-kelijker tot een oplossing te brengen. Want waar meer is, is het makkelijker delen.

De omvang van de toekomstige productie ¬ en daarmede de welvaart per hoofd ¬ hangt op zijn beurt af van (1) de arbeidsparticipatie en bovenal (2) de ontwikkeling van de arbeidspro-ductiviteit, de enig duurzame bron van econo-mische groei. In bijna alle hoofdstukken van het

Meditatie maakt oude

In document Huis-, tuin- en keukenpopulisme (pagina 39-43)