• No results found

Voorbereiding in gemeenten

5.4 Medisch dossier

In het implementatieplan staat dat als "…de gemeente van vestiging geen huisarts kan vin-den, het BMA via een externe partij een huisarts kan zoeken". Dit impliceert dat de gemeen-te in eersgemeen-te instantie zorgt voor het vinden van de huisarts en pas als dat niet gebeurt, het BMA hiermee aan de slag dient te gaan. Uit het vragenlijstonderzoek komt naar voren dat gemeenten deze taak veelal beleggen bij de organisatie die de maatschappelijke begeleiding verzorgt (87%). In een klein aantal gemeenten was voor de komst van de vluchteling(en) geen huisarts geregeld. Noch de gemeente, noch het BMA heeft in dit geval zijn taak opge-pakt.

Tijdens de selectiemissie stelt een arts van BMA een medisch dossier op. Nadat een huisarts is gevonden, dient het BMA het medisch dossier van de vluchteling toe te sturen aan de huisarts, voordat de vluchteling aankomt in Nederland. In verband met de privacy is het niet toegestaan dat BMA of de huisarts de gemeente inzage geeft in het medisch dossier.29

Een groot probleem dat door gemeenten tijdens verschillende gesprekken is aangestipt, is het niet van tevoren bekend zijn van medische problemen van de hervestigde vluchtelingen. Sommige aandoeningen van vluchtelingen (die zijn vermeld in het medisch dossier) hebben gevolgen voor de wijze van huisvesting en de eerste opvang door de gemeente en de maat-schappelijke organisatie. Het feit dat deze gegevens niet bekend (mogen) zijn bij gemeenten kan voor problemen zorgen.

29De wijze waarop huisartsen de medische informatie die is opgenomen in een medisch dossier beoordelen wordt beschreven in paragraaf 7.3.

47

Door enkele respondenten is gemeld dat de overdracht van medische gegevens beter gere-geld was voor de beleidswijziging; toen hervestigde vluchtelingen eerst een half jaar in het asielzoekerscentrum in Amersfoort verbleven. Destijds werd door de casemanager uit Amersfoort op de verhuisdag een persoonlijke toelichting gegeven aan de gemeente over alle dossiers.

5.5 Huisvesting

Gemeenten zijn er verantwoordelijk voor dat een vluchteling na aankomst in de gemeente direct terecht kan in een passende woning. Om dit te realiseren dient de gemeente er voor te zorgen dat een woning beschikbaar is (dat een woningcorporatie een concrete woning beschikbaar heeft voor de hervestigde vluchteling), dat de woning opgeleverd is (dat hij klaar is om bewoond te worden), en dat de woning ingericht is (dat meubilair etc. aanwezig is).

5.5.1 Beschikbaarheid en oplevering van de woning

Minimaal acht weken voor de komst van de hervestigde vluchtelingen naar Nederland moet bekend zijn in welke gemeenten ze worden geplaatst, zodat woonruimte kan worden gerea-liseerd. Deze match vindt volgens het implementatieplan plaats doordat gemeenten de per-soonsgegevens kunnen vinden via het aanbodmodel30 waarop gemeenten hun belang-stelling voor huisvesting kenbaar kunnen maken, of doordat het COA in overleg met de toezichthouders inventariseert welke gemeenten op basis van een achterstand in hun taak-stelling voor de plaatsing van vluchtelingen in aanmerking zouden kunnen komen. 31

Taakstelling huisvesting statushouders

Ieder half jaar (voor 1 april en 1 oktober) geeft de staatssecretaris voor Veiligheid en Justitie een prognose van het aantal vluchtelingen met een asielvergunning dat woonruimte in een gemeente nodig heeft. Op basis van die prognose wordt de halfjaarlijkse 'taakstelling huisvesting vergunninghouders' opgesteld met daarin per gemeente concrete cijfers van de benodigde huisvestingsplaatsen. De opdracht per gemeente wordt per brief bekend gemaakt. Gemeenten moeten vervolgens de toegewezen vergunninghouders gedurende dat halfjaar huisvesten.

30 Een gezamenlijk model van COA en gemeenten waarop zij informatie kunnen uitwisselen over de huisvesting van vergun-ninghouders.

31 Met de inwerkingtreding van de Wet revitalisering generiek toezicht per 1 oktober 2012 ligt de toezichthoudende taak volledig bij de provincies. Daarvoor lag de toezichthoudende taak bij de provincies en de Wgr plusregio’s.

Problematiek medische gegevens

Sommige medische gegevens zijn van tevoren niet inzichtelijk, terwijl zij wel belangrijk zijn voor de eerste opvang of de huisvesting. Hieronder drie voorbeelden:

1) Bij aankomst van de vluchteling bleek dat hij vanwege problemen aan zijn benen niet kon traplopen; omdat dit niet bekend was, waren er geen voorzieningen aangebracht in de wo-ning.

2) Een vrouw bleek bij aankomst zeven maanden zwanger, waardoor direct medische hulp ge-regeld moest worden.

3) Twee vluchtelingen bleken afhankelijk van medicijnen, maar zij hadden slechts voldoende medicijnen meegekregen om zich te redden tot en met Schiphol. Bij aankomst in de ge-meente waren de medicijnen op. De vluchtelingen werden echter pas bij de huisartsenpost aangemeld na aankomst. Dat heeft geleid tot medische problemen.

48

In de praktijk heeft de match niet plaatsgevonden via het aanbodmodel. Alle gemeenten die na de beleidswijziging hervestigde vluchtelingen hebben gehuisvest hadden een achterstand in de taakstelling en hebben vanuit die hoedanigheid contact gezocht met het COA, of zijn door het COA benaderd.

In sommige gemeenten blijkt het moeilijk om op tijd geschikte woningen beschikbaar te stellen. Om te voorkomen dat er geen woning beschikbaar is op het moment dat de vluchte-lingen in de gemeente arriveren, zijn in sommige gemeenten woningen in een vroeg stadi-um beschikbaar. Dit is voor die gemeenten om twee redenen niet optimaal. Ten eerste wordt slechts één maand leegstand door het COA vergoed en komen meerkosten dus voor rekening van de gemeente. Ten tweede speelt mee dat de maatschappelijke verantwoorde-lijkheid van de gemeente en de woningcorporatie met zich meebrengt dat zij zich niet kun-nen veroorloven om de woning lang te laten leegstaan, bijvoorbeeld omdat de woningen in de gemeente schaars zijn en er daardoor geen draagvlak voor leegstand is. Er moet daarom een balans gevonden worden tussen de nadelen die leegstand met zich meebrengt en het risico dat er geen woning beschikbaar zal zijn op het moment dat de vluchtelingen in de gemeente arriveren.

De rol van de woningcorporatie is belangrijk voor het tijdig beschikbaar hebben van een woning. Vaak komen er meerdere gezinnen in één keer naar de gemeente, waardoor meer-dere woningen geregeld moeten worden met een minimale periode van leegstand. Soms moet de woning aan bijzondere eisen voldoen, bijvoorbeeld bij grote gezinnen of bij fysieke beperkingen. Goed overleg tussen gemeente en woningcorporatie en de tijdige beschik-baarheid van het overdrachtsdossier helpen hierbij.

In de onderstaande tabel is opgenomen hoeveel weken van tevoren de woning gemiddeld beschikbaar is en hoeveel weken van tevoren de woning opgeleverd is. Oplevering wil zeg-gen dat de woning in technische staat geschikt is om te worden ingericht. Gemiddeld is de woning zes weken van tevoren beschikbaar en tweeëneenhalve week van tevoren opgele-verd. De maximale duur dat een woning leeg stond was veertien weken van tevoren, het kortste is één week. Meest genoemd (de modus) is vier weken bij beschikbaarheid en één week voor de oplevering. Na de oplevering moet de woning nog ingericht worden.

TABEL 5.4 AANTAL WEKEN VAN TEVOREN DAT DE WONINGEN BESCHIKBAAR EN OPGELEVERD WAREN

5.5.2 Inrichten van de woning

In het implementatieplan is opgenomen dat de verantwoordelijkheid voor het inrichten van de woning bij de gemeente ligt. Daarbij moet gezorgd worden voor een basisinrichting. De financiering van de inrichting wordt door het implementatieplan als een lening aangemerkt; de gemeente kan zelf bepalen hoe met deze lening wordt omgegaan. Er kan bijvoorbeeld een afbetalingstermijn afgesproken worden en er kan eventueel kwijtschelding plaatsvin-den.

AANTAL WEKEN VAN TEVOREN BESCHIKBAAR

AANTAL WEKEN VAN TEVOREN OPGELEVERD

Rekenkundig gemiddelde 6,1 2,7

Modus 1 4

Minimaal 1 1

49

In de praktijk wordt in de meeste gevallen de inrichting verzorgd door de organisatie die ook de maatschappelijke begeleiding verzorgt, zie tabel 5.5. De gemeente verzorgt het inrichten van de woning in 13% van de gevallen zelfstandig. In 23% van de gemeenten zijn gemeente en maatschappelijke organisatie samen betrokken. Verder is gebleken dat vrijwilligers (die geen onderdeel van de organisatie voor maatschappelijke begeleiding) behulpzaam zijn bij het inrichten of een commerciële organisatie (14% respectievelijk 11%). In iets meer dan 11% van de gemeenten zijn WWB’ers zijn ingezet om mee te helpen met de woningin-richting. 32

TABEL 5.5‘DOOR WIE WORDT DE WONING INGERICHT?’

WONINGINRICHTING WORDT GEDAAN DOOR PERCENTAGE

Organisatie voor maatschappelijke begeleiding 61% Organisatie voor maatschappelijke begeleiding en de gemeente 23%

De gemeente 15%

Vrijwilligers die geen onderdeel uitmaken van de organisatie voor maatschappelijke begeleiding

14% Een commerciële organisatie die is ingehuurd door de gemeente 11%

WWB’ers 11%

In één op de vijf gemeenten wordt de woning op een basaal niveau ingericht. Dat wil zeggen dat er bedden, stoelen, een tafel, kookgerei en een gevulde koelkast aanwezig zijn. In de meeste gemeenten (60%) wordt deze basisinrichting aangevuld met servies, bestek, bed-dengoed, handdoeken enzovoort, zodat de vluchteling in principe niet meteen extra spullen hoeft aan te schaffen. Eén op de acht gemeenten richt de woning volledig in, zodat niets meer gekocht hoeft te worden.

Een reden die gemeenten geven om de woning beperkt in te richten, is dat de vluchteling daarna de woning verder naar eigen smaak kan inrichten. Ook wordt als argument gegeven dat de vluchteling door zelf de inrichting te kopen beter leert budgetteren. Ten slotte moet in veel gemeenten de vluchteling de inrichting zelf bekostigen (bijvoorbeeld door leenbij-stand of een lening bij de kredietbank, zie paragraaf 8.2.3) waardoor het door verschillende gemeenten als vanzelfsprekend wordt gezien dat de vluchteling zelf de grootste stem heeft in de inrichting. De gemeente wil de vluchteling over het algemeen niet direct met hoge schulden opzadelen. De bekostiging van de inrichting en oplevering van de woningen wordt besproken in paragraaf 8.3. van deze rapportage.

32 Dit betreft mensen die op basis van de Wet werk en bijstand een uitkering krijgen. Deze mensen worden door verschillende gemeenten (via een sociale werkvoorziening) ingezet voor de inrichting van de woning.

Ervaringen met inrichten van de woning in verschillende gemeenten

In één gemeente wordt de woning ingericht met een ‘leenset’. De ‘leen-inrichting’ bevat het meest noodzakelijke. Gedurende de maanden na aankomst van de vluchteling kan de vluchteling zelf de woning inrichten. De geleende spullen worden voor een volgende keer opgeslagen. Op deze manier kan de vluchteling zijn woning volledig naar zijn eigen smaak inrichten.

In verschillende gemeenten is genoemd dat de inrichting gedeeltelijk tweedehands wordt ingericht. Er wordt gebruik gemaakt van stichtingen of kerken die tweedehands spullen inzamelen. Ook kan een gedeelte van de inrichting soms worden overgenomen van de vorige bewoner van het huis.