• No results found

Mediagebruik en het inschatten van credibility

4. RESULTATEN

4.6 V ERBANDEN TUSSEN RESULTATEN

4.6.3 Mediagebruik en het inschatten van credibility

Om te onderzoeken of er een relatie bestaat tussen het gebruik van de media en hoe goed de jongeren denken te zijn in het inschatten van credibility zijn de resultaten van de twee bijbehorende vragen met elkaar gecombineerd. Met behulp van logistische regressie is er gekeken of meer gebruik ervoor zorgt dat jongeren denken dat ze goed zijn in het inschatten van de credibility. Net als in paragraaf 4.5 is de jongere die aangegeven heeft slecht te zijn in het bepalen van de credibility samengevoegd met de jongeren die aangegeven hebben dat zij dit redelijk kunnen. Er wordt weer alleen onderscheid gemaakt tussen ‘goed’ en ‘niet goed’. Door middel van logistische regressie is elk medium afzonderlijk in verband gebracht met het inschatten. Het model voorspelt de kans dat de jongeren ‘niet goed’ kiezen wanneer zij meer of minder gebruik maken van het medium. Onderstaande tabel (tabel 9) laat voor elk medium de resultaten van de test zien. De significantie van de Wald-statistic geeft aan of het gebruik van een medium significant invloed heeft op het inschatten. Dit is het geval voor de

Spearman’s rho Correlatie -

Gebruik en cijfer Correlatie

Coëfficiënt Significantie (1-tailed) N

Specifieke websites .339 .001 79 Beeld- en geluidsite .264 .009 80 Forum .248 .017 73 Chat .193 .043 80 Zoekmachine .188 .047 80 SNS .162 .073 83 Weblog .070 .277 73 E-mail .015 .449 79

Tabel 8 – Resultaten van de 1-tailed Spearman’s rho voor een correlatie tussen het gebruik van een medium en het cijfer.

zoekmachine (p<.05) en de beeld- en geluidsite (p<.05). Voor beide media geldt dat wanneer jongeren hier meer gebruik van maken de kans kleiner is dat zij ‘niet goed’ kiezen. Dit is af te lezen uit de kolom ‘Exp(B)’. Exp(B) is een indicator van de verandering in ‘odds’22 wanneer het mediagebruik met een eenheid toeneemt (Field, 2005). Wanneer Exp(B) kleiner is dan 1, wordt de kans op het kiezen van ‘niet goed’ kleiner wanneer het mediagebruik toeneemt. Is Exp(B) groter dan 1, zoals bij SNS, dan neemt de kans op het kiezen van ‘niet goed’ toe bij een toename van het mediagebruik. Hoeveel de kans toeneemt is te zien in de laatste kolom. Dit percentage geeft weer hoeveel de kans op het kiezen van ‘niet goed’ afneemt wanneer het gebruik met een tijdseenheid toeneemt.

Tabel 9 – Resultaat logistische regressie van gebruik van medium en het inschatten van de credibility (goed of niet goed).

Voor alle media, behalve SNS, geldt dus dat een toename van het gebruik ervoor zorgt dat de kans dat een jongere ‘niet goed’ kiest afneemt. Alleen bij de zoekmachine en de beeld- en geluidsites is de invloed echter significant. Voor deze twee media is in figuur 25 te zien hoe de kans om ‘niet goed’ te kiezen afneemt als het mediagebruik toeneemt. Voor beide media geldt dat voor een jongere die geen gebruik maakt van het medium er een kans is van bijna 80% dat hij zegt niet goed te zijn in het bepalen van de credibility. De kans hierop neemt bij de zoekmachine sneller af dan bij de beeld- en geluidsite. Dit is ook in de laatste kolom van tabel 9 terug te zien.

22

De kans dat iets gebeurt gedeeld door de kans dat iets niet gebeurt (Field, 2005).

Media

Wald-statistic Significantie Wald Exp(B) Verandering in kans

Zoekmachine 5,242 ,022 ,928 7,2% SNS ,796 ,372 1,009 -0,9% Beeld- en geluidsite 6,076 ,014 ,973 2,7% Specifieke websites 3,579 ,059 ,979 2,1% Weblog ,600 ,439 ,969 3,1% Chat ,235 ,628 ,995 0,5% Forum 3,096 ,079 ,972 2,8% E-mail ,755 ,385 ,989 1,1%

Kans op inschatten als 'niet goed'

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Zoekmachine Beeld- en geluidsite

P e rc e n ta g e 0 minuten 7,5 minuut 22,5 minuut 37,5 minuut 52,5 minuut 75 minuten

Figuur 25 – De kans dat een jongere aangeeft niet goed te zijn in het bepalen van de credibility op basis van het aantal minuten die hij er per dag ongeveer mee bezig is.

Uit paragraaf 4.5 bleek dat er een significante relatie is tussen het geslacht en hoe goed de jongeren denken te zijn in het inschatten van de credibility van informatie. Daarom is de logistische regressie nogmaals uitgevoerd, maar nu voor de mannen en vrouwen apart. Bij de mannen blijkt het gebruik van geen enkel medium een significante invloed te hebben op het inschatten als ‘goed’ of ‘niet goed’. Voor de vrouwen geldt hetzelfde als voor beide geslachten samen. Alleen het gebruik van een zoekmachine of een beeld- en geluidsite heeft een significante invloed op hoe de meisjes zichzelf inschatten. Bij beide media leidt meer gebruik tot een afname van de kans dat een meisje zichzelf als ‘niet goed’ inschat.

Bovenstaande gegevens gaan over hoe goed de jongeren zelf denken te zijn in het inschatten van de credibility van informatie. In paragraaf 4.5 is echter uitgerekend dat nog geen 48% van de jongeren zichzelf goed ingeschat heeft. Daarom wordt er nu door middel van logistische regressie per bron onderzocht of er een relatie is tussen het inschatten van informatie als credible of niet credible en het mediagebruik. Bij bron 1 en bron 2 wordt de kans voorspeld dat jongeren de bron niet credible vinden. Bij bron 3 wordt de kans dat jongeren de bron wel credible vinden voorspeld. Tabel 10 laat per medium een deel van de resultaten voor de drie bronnen zien.

Tabel 10 – Resultaten logistische regressie mediagebruik en inschatten bron (per bron).

Wanneer Exp(B) groter is dan 1, wordt de kans dat jongeren de bron niet credible vinden groter als het mediagebruik toeneemt. Is Exp(B) kleiner dan 1 dan wordt de kans dat jongeren de bron niet credible vinden kleiner. Bij de eerste bron zijn het de zoekmachine, de beeld- en geluidsite, de weblog, chat en e-mail waarvoor geldt dat meer gebruik leidt tot meer kans om de bron als niet credible te zien. Een jongere heeft de eerste bron goed ingeschat als hij deze als niet credible ziet. Voor deze vijf media geldt dus dat meer gebruik van het medium leidt tot beter inschatten. De regressie is echter bij geen van deze media significant.

Bij bron 2 is de regressie alleen significant bij het gebruik van een SNS. Het Exp(B) is bij dit medium kleiner dan 1, wat inhoudt dat meer gebruik van dit medium leidt tot minder kans op het inschatten van de bron als niet credible. Deze bron moet door de jongere als niet credible ingeschat worden, want betekent dat bij de SNS meer gebruik er niet voor zorgt dat een jongere beter is in het inschatten van de credibility van de bron.

De voorspelling is bij bron 3 anders dan bij de eerste twee bronnen. Hier voorspelt de regressie namelijk de kans dat een bron als credible ingeschat wordt en niet als niet credible. Bij de media waarbij de Exp(B) groter is dan 1, leidt meer gebruik tot meer kans op het inschatten van de bron als betrouwbaar. Dit geldt voor de zoekmachine, SNS, beeld- en geluidsite, specifieke websites en de chat. Bij deze media leidt meer gebruik tot het beter inschatten van de credibility. Alleen is ook hier de regressie bij geen van de digitale media significant. Er is dus niet bewezen dat de relaties die tussen de media en het inschatten zijn gevonden door iets anders dan toeval ontstaan zijn.

Bron 1 Bron 2 Bron 3

Medium Significantie

Wald-statistic Exp(B) Significantie Wald-statistic Exp(B) Significantie Wald-statistic Exp(B)

Zoekmachine ,156 1,061 ,555 ,988 ,357 1,028 SNS ,433 ,922 ,007 ,974 ,143 1,025 Beeld- en geluidsite ,634 1,006 ,382 ,991 ,551 1,011 Specifieke websites ,792 ,997 ,054 1,025 ,365 1,015 Weblog ,967 1,001 ,140 ,951 ,997 ,016 Chat ,290 1,012 ,199 ,987 ,446 1,016 Forum ,664 ,994 ,218 1,025 ,377 ,898 E-mail ,477 1,012 ,059 ,975 ,215 ,928